
Lopen-liep-gelopen. Sterke werkwoorden – die moet je gewoon uit je hoofd leren. De vervoegingen zijn onregelmatig en onvoorspelbaar. Wandelen gaat volgens de regels: wandelde-gewandeld. Invloedrijke taalkundigen denken dat er een soort taalmachine in het brein zit. Die zou de vormen van de regelmatige werkwoorden steeds opnieuw opbouwen vanuit een grondvorm of stam + regel. Maar klopt die theorie wel? En betekent dit dan dat je de vormen van regelmatige werkwoorden niet onthoudt?
Wieke Tabak, taalkundige aan de Radboud Universiteit: “Tijdens mijn studie vond ik het al raar dat regelmatige werkwoordsvormen geen sporen zouden nalaten in het mentale lexicon, het woordenboek in ons geheugen. In mijn promotieonderzoek heb ik experimenten gedaan om te kijken hoe het nu echt zit. De theorie voorspelt dat regelmatige werkwoorden langzamer geproduceerd worden: je moet de stam van het werkwoord uit het geheugen halen en dan nog vervoegen. Onregelmatige gaan sneller, want die komen rechtstreeks uit je geheugen. Maar deze voorspelling bleek niet te kloppen.”
Geschiedenis: sterke werkwoorden zijn oude werkwoorden
Twitteren, sms’en, loungen – het is niet moeilijk om nieuwe werkwoorden te maken voor het Nederlands. Ze worden allemaal regelmatig vervoegd. Sterke werkwoorden komen uit een tijd lang geleden dat het Nederlands – of een voorloper daarvan – anders werkte en werkwoorden in de verleden of voltooide tijd een andere klank kregen.
Twee tegenargumenten

Tabak vond dat vooral de gebruiksfrequentie van een werkwoord bepaalde hoe snel het door het brein werd geproduceerd. Daarbij maakte het niet uit of het werkwoord regelmatig of onregelmatig was. Werken en lopen zijn even snel, net als de iets minder frequente woorden huilen en zingen. Dat gaat lijnrecht in tegen de theorie van de taalmachine. Tabak: “Ik wil niet zeggen dat die compleet van tafel kan, maar de frequente werkwoorden zitten wel degelijk vervoegd en wel in het mentale woordenboek.”
“Een ander heel interessant resultaat is dat de semantiek van een werkwoord van invloed was op de productie- en verwerkingssnelheid. Zo werden werkwoorden met veel synoniemen trager geproduceerd. Je brein heeft dan langer nodig om het precieze woord uit de verzameling te kiezen. De betekenis van woorden en hoe vaak je ze gebruikt is dus belangrijker voor de productiesnelheid dan de eigenschap sterk of zwak. Semantiek wint het van de grammatica.”
Ontsterken
Onregelmatige vormen overleven dankzij een frequent gebruik. Werkwoorden die veel gebruikt worden hebben kennelijk een betekenis waar veel behoefte aan is. Dat verklaart waarom sterke werkwoorden ook veel synoniemen en varianten hebben. Die zijn dan meestal regelmatig. Een voorbeeld is: Lopen: kuieren, slenteren, wandelen, benen, gaan, ijsberen, kuieren, marcheren, pikkelen, schrijden, slenteren, stappen, stiefelen, treden, struinen, voortbewegen, wandelen, zich begeven.
Tabak: “Onregelmatige werkwoorden zijn vaker primaire acties, lichaamsbewegingen en dergelijke. Zolang mensen praten over zichzelf hebben ze deze begrippen nodig gehad. En zo overleven de onregelmatige vormen. We zien wel dat sterke werkwoorden snel kunnen ontsterken. In mijn experiment had ik bijvoorbeeld jagen. Jonge studenten kozen als verleden tijd voor jaagde terwijl ik joeg zelf net iets beter vind.”