
De verhouding tussen politiek en film is oud. Het begin van de twintigste eeuw kende een enorme opleving van experimentele kunsten. Het ballet Le Sacre du Printemps op muziek van de Russische componist Igor Stravinsky is dit jaar 100 jaar geworden, Mondriaans puur abstracte schilderijen zijn niet veel jonger. Ook in de film werd volop geëxperimenteerd, ook en vooral door geëngageerde filmmakers. In Rusland bijvoorbeeld wakkerden filmmakers als Sergei Eisenstein de revolutie aan met films als Oktober (over de Russische Oktoberrevolutie in 1917) en Staking.
Niet alleen de inhoud was revolutionair, de vorm ook: Eisenstein gebruikte als eerste montage als een dramatisch middel. Waar tot dan toe montage niet meer was dan het aan elkaar plakken van stukken film, ontdekte Eisenstein dat het verhaal veel krachtiger werd door associatieve beelden en het toevoegen van vergelijkingen in beeld. Beroemd geworden is de trapscene uit de film Pantserkruiser Potemkin uit 1925 (zie filmpje).
De brute slachting van het tsaristische leger wordt door de montage van een extra emotionele lading voorzien: close-up beelden van stervende bejaarden, kinderen die worden vertrapt en een wiegje dat de treden afrolt. Montage was tot dan toe nog niet zo doeltreffend gebruikt. Hoe kun je niet bezield worden met revolutionair elan na het zien van deze film?
Films voor Nazi’s
Maar ook Weimarfilms (vernoemd naar de Duitse Weimarrepubliek 1918-1933) kun je niet buiten hun politieke context zien. Dit zijn dramatische zwart-wit films met sterk uitvergroot acteren en decors, zoals de sciencefictionfilm Metropolis uit 1927. Waar ik Metropolis altijd had gezien als een marxistische kritiek op de vervreemding door het industriële proces, is de film historisch ook gezien als een roep om een sterke man om de massa’s in goede banen te leiden.
Ook Nationaalsocialisten waardeerden Metropolis, maar om heel andere redenen. Het zit er allebei in: de massa arbeiders komt in opstand tegen de rijke bovenlaag, maar er is een intermediair uit die bovenlaag nodig om iedereen weer tot bedaren te brengen. Toen Fritz Lang, de regisseur van de film, door Nazi-propagandaminister Joseph Goebbels werd uitgenodigd om de Rijksfilmmaker te worden, heeft hij de uitnodiging niet onmiddellijk afgeslagen. Het gerucht gaat dat Lang in dat gesprek zei: “Maar weet u wel dat ik Joods ben?” Waarop Goebbels schijnt te hebben geantwoord: “Wij bepalen hier wel wie Joods is.” De regisseur wist dat hij onmogelijk propagandafilms voor de Nazi’s kon maken, en besefte dat hij voor het einde van die dag het land moest verlaten.
Homo- en vrouwenemancipatie
Het behoeft weinig uitleg dat de politieke en sociale omstandigheden de laatste vijftig jaar onvergelijkbaar anders zijn. Maar toch zijn er ook na de jaren ’50 nog altijd radicale filmmakers geweest. Denk bijvoorbeeld aan de queer en feministische golven vanaf de jaren ’70. Een van de mooiste en indringendste films is Blue (1993) van de Brit Derek Jarman. Hij maakte de film net voor zijn overlijden aan AIDS en de film is, jawel, blauw.
Bijna tachtig minuten zien we alleen een blauw scherm, maar we horen een geluidscollage met muziek, geluidseffecten, maar vooral Jarman die reflecteert op leven, dood en ziekte. Waar het beeld op de meest radicale manier is terug gebracht, is de impact enorm.
Radicale dromers
Het lijkt erop alsof tegenwoordig maatschappelijke betrokkenheid en experiment van elkaar afgedreven zijn. Waar politieke films vaak documentaires zijn en activisme meer heeft aan YouTube maar met kunst weinig te maken heeft, is een gat ontstaan waarvan ik niet weet hoe het gevuld moet worden. Zelfs grote namen als Spike Lee moeten nu via crowdfunding hun nieuwe film bekostigen.
Het is nooit eenvoudig geweest om films te maken die niet voor een massapubliek bestemd zijn. Maar studio’s en producenten zijn wel steeds voorzichtiger geworden, films worden steeds behoudender. Als ook subsidiënten alleen voor de kijkcijfers gaan, wordt het een droeve boel. Dan kan een film als Blue niet meer gemaakt worden. maatschappelijke betrokkenheid verkoopt niet, je kunt er geen game van maken. Maar met de gure (cultuur-)politieke wind die nu waait, zijn wij juist gebaat bij mensen die ons tegen de schenen schoppen, een spiegel voorhouden, op het verkeerde been zetten. We hebben radicale dromers nodig, zodat wij een frisse blik op onze wereld kunnen werpen.