Bob van Hilten doet onderzoek naar bewegingsstoornissen in de neurologie. Vorige week was hij nog met zijn onderzoeksgroep in New York, waar zij als enig niet-Amerikanen waren uitgenodigd om te komen meepraten over het opzetten van een internationaal consortium op het gebied van onderzoek naar het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Van Hilten houdt zich bezig met onderzoek naar twee op zichzelf heel verschillende ziektes die gemeen hebben dat ze allebei met bewegingsstoornissen gepaard gaan: de ziekte van Parkinson en dystonie.
Dystonie is een neurologische aandoening die gekenmerkt wordt door onwillekeurige samentrekking van spieren waardoor langzame draaiende bewegingen of abnormale standen ontstaan. Opmerkelijk is dat dystonie veel vaker bij vrouwen voorkomt dan bij mannen. Hoe valt dit verschil te verklaren? Van Hilten: “Bij het uitvoeren van een taak als bijvoorbeeld het luisteren naar een verhaal, blijken er bij vrouwen veel meer hersengebieden actief te zijn dan bij mannen. Vrouwen zijn ook beter dan mannen in het gelijktijdig uitvoeren van meerdere taken, iets dat alleen maar mogelijk is als verschillende zenuwnetwerken actief kunnen zijn zonder elkaars functioneren te verstoren.”
Voorbeelden van dystonie
Ook overbeweeglijkheid bij de ziekte van Parkinson, chronische pijn, angststoornissen en depressie komen veel vaker bij vrouwen dan bij mannen voor. Van Hilten: “De reden hiervan is nog onbekend. De voorlopige gegevens lijken te suggereren dat het zenuwstelsel van de vrouw over een andere vorm software beschikt dan de man.”
Neuroplasticiteit
Hoe werkt het zenuwstelsel? Ieder mens beschikt over circa honderd miljard zenuwcellen, die volgens een erfelijk bepaald, vast wegenplan in netwerken geïntegreerd zijn. Dat is de oorspronkelijke ‘hardware’ waarmee ieder mens is uitgerust. Zenuwcellen communiceren met elkaar via contactplaatsen, synapsen. Iedere individuele zenuwcel kan de signaaloverdracht op iedere contactplaats veranderen en kan ook het aantal contactplaatsen vermeerderen of verminderen. Zo kan de informatieoverdracht van de ene naar de andere zenuwcel verzwakt of versterkt worden. Dit proces heet neuroplasticiteit. Zodoende wordt er op de hardware steeds weer andere ‘software’ gedraaid, iets waarbij vooral prikkels of ervaringen uit de omgeving een belangrijke rol spelen.
Hoe dynamisch dit proces is, wordt goed geïllustreerd door de hersenontwikkeling van een kind. In de oorspronkelijke hardware van een pasgeboren baby heeft een gemiddelde zenuwcel 2500 contactplaatsen met andere zenuwen. Rond de leeftijd van drie jaar is dit aantal door de prikkelrijke omgeving van het kind toegenomen tot 15.000. Hierna neemt dit aantal met de leeftijd weer af, omdat weinig gebruikte verbindingen afgezwakt of opgeheven worden: use it or lose it.
Zenuwcel met contactplaatsen (synapsen)
Elk voordeel heeft zijn nadeel
Door neuroplasticiteit zijn we in staat nieuwe kennis en vaardigheden op te doen. Leren fietsen, typen of tennissen kan alleen maar dankzij de nieuwe verbindingen die onze zenuwcellen maken met andere zenuwcellen. Door neuroplasticiteit kunnen gezonde zenuwcellen de functie van zenuwcellen uit een beschadigd gebied overnemen, waardoor een zekere mate van herstel mogelijk is.Iemand die door ongeluk of ziekte zijn gezichtsvermogen verliest kan door braille te leren de bedrading tussen de zenuwcellen voor taal en zien opnieuw verbinden met zenuwcellen die belangrijk zijn voor het tastgevoel.
“Maar plastisch is niet altijd zo fantastisch”, aldus Van Hilten. “De laatste jaren blijkt dat neuroplasticiteit ook nadelig kan zijn en verantwoordelijk is voor het ontstaan van diverse stoornissen. Bij patiënten met de ziekte van Parkinson kunnen bijvoorbeeld de receptoren waar de medicatie op aangrijpt, overgevoelig worden. Als gevolg hiervan kunnen patiënten last krijgen van overbeweeglijkheid of bloeddrukverlaging. Ook dystonie, chronische pijn, neiging tot verslaving, angststoornissen en depressie kunnen uitingen van abnormale plasticiteit zijn.”
De ziekte van Parkinson is een hersenziekte waarbij zenuwcellen langzaam afsterven. Het is vooral bekend van de motorische stoornissen die optreden: een stramme, licht voorovergebogen lichaamshouding en trillende handen zijn erg typische symptomen. Maar Parkinsonpatienten lijden vaak ook aan andere stoornissen, zoals dementie, depressie, slaapproblemen. Er zijn medicijnen die de voortgang van de ziekte van kunnen vertragen en de symptomen onderdrukken, maar die hebben veel bijwerkingen. Zo gaan mensen soms hallucineren of raken ze seks-, gok- of koopverslaafd.
Vaker bij vrouwen
Abnormale neuroplasticiteit komt vaker bij vrouwen voor en ontstaat door een samenspel van erfelijke en omgevingsfactoren. Erfelijke factoren maken ons meer of minder kwetsbaar voor bepaalde omgevingsfactoren. Omgevingsfactoren zijn door het lichaam opgedane ervaringen zoals het maken van een nieuwe beweging, een lichamelijk trauma of de blootstelling aan bepaalde geneesmiddelen. Behalve geslacht is ook leeftijd een belangrijke risicofactor voor abnormale neuroplasticiteit. Hoe jonger de patiënt, hoe makkelijker uitingen van abnormale neuroplasticiteit ontstaan en uitbreiden.
Vrouwen zijn blijkbaar gevoeliger voor het ontwikkelen van uitingen van abnormale neuroplasticiteit. De reden hiervan is nog onbekend. Van Hilten: “De software van vrouwen functioneert blijkbaar anders dan die van mannen.”
Zie ook:
- Parkinson (Kennislinkdossier)
- Fenotypische plasticiteit: Een samenspel van genen en gedrag (Kennislinkartikel)
- Big diet, better brain? (Kennislinkartikel)
- Waarom mannen en vrouwen even goed kunnen inparkeren… (Kennislinkartikel)
- Stilstaan bij bewegen (oratie professor Van Hilten, pdf)