Bij de aanslagen van de afgelopen jaren in New York, Londen en Madrid waren geen vrouwelijke daders in het spel. Toch zijn vrouwen wel degelijk betrokken geweest bij terroristische aanslagen, zegt Jolande Withuis. ‘Het is een misverstand om te denken: vrouwen zijn van die lieverds, die zouden dat nooit doen.’
Fondsenwerving
Zo speelden vrouwen een belangrijke rol bij een serie bomaanslagen, enkele jaren geleden in Saudi-Arabië. Zij maakten de aanvallen financieel mogelijk door fondsenwerving; ook boden ze onderdak aan de daders. Bij sommige terreuracties waren vrouwen zelf de dader. Denk aan de moorden en ontvoeringen door de linkse terreurorganisatie Rote Armee Fraktion in Duitsland in de jaren zeventig. Of meer recent, de gijzeling van een Russische school in Beslan. Ook bliezen Palestijnse vrouwen zich op in de nabijheid van Israëlische doelen.
Withuis deed literatuuronderzoek naar radicalisering van onder meer moslima’s in Nederland. Een moslima is in haar ogen geradicaliseerd als er een verschuiving plaatsvindt van de islam als particuliere geloofsbeleving naar een fanatieke, politieke leer; en dat kan een katalysator zijn voor terrorisme.
‘Het is een misverstand om te denken: vrouwen zijn van die lieverds, die zouden dat [een aanslag plegen] nooit doen.’ Beeld uit de film Douar de Femmes van Mohamed Chouikh.
Hofstadgroep
Radicalisering betekent dus niet altijd dat vrouwen overgaan tot terreurdaden, aldus de sociologe. Ook is de groep vrouwen die radicaliseert nog altijd relatief klein. Zo is deze in Nederland grotendeels geconcentreerd in het netwerk van de Hofstadgroep. Maar als ze eenmaal radicaliseren, gaat dat anders en zeker sneller dan bij de mannen.
‘Ze moeten zich als het ware tegenover de mannen van de beweging bewijzen en er een schepje bovenop doen. En het is een gevaarlijk mechanisme dat ze, om mee te doen, extra radicaal moeten worden.’
Withuis, die haar onderzoek donderdagmiddag aanbood aan minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken, vindt het een zorgwekkende ontwikkeling. De vrouwen denken, aldus Withuis, geëmancipeerd bezig te zijn; ze dringen als vrouw door in een mannenbolwerk en kunnen ver komen door zich onder meer te melden voor aanslagen. En dat is eigenlijk een soort schijnemancipatie. Je brengt het ver, maar ten koste van jezelf en ten koste van anderen.’
Alleen door extreem lijden kon Lidwina van Schiedam in de veertiende eeuw als vrouw een gelijkwaardige positie aan de man verwerven.
Lidwina van Schiedam
Zo doen vrouwen in islamitisch-terroristische bolwerken eigenlijk mannendingen als lezingen geven, kennis verwerven van de Koran en in sommige gevallen dus terreurdaden plegen. Overigens compenseren ze dit gedrag weer door ‘op andere fronten superaangepast te zijn: zich bedekken, geen handen geven etcetera’.
Dat radicale patroon ziet zij overigens ook terug bij vrouwen met andere levensbeschouwingen in andere tijden. Een voorbeeld is de heilige Lidwina van Schiedam: de veertienjarige Lidwina vreesde uithuwelijking en bad om lichamelijk letsel. Zij ging uit schaatsen in 1395 en brak een rib. Daarna weigerde zij voorgoed op te staan. Zij kreeg de meest gruwelijke abcessen en rottende lichaamsdelen, maar wist wel invloed te verwerven. Onder meer op priesters in haar omgeving, en dat in een tijd dat het voor gewone vrouwen onmogelijk was om bekendheid te krijgen. Met andere woorden: alleen door extreem lijden of zelfdestructie kon zij als vrouw een gelijkwaardige positie aan de man verwerven. Lijden als prestatie eigenlijk.
Geradicaliseerde vrouwen kunnen zelf de wapens oppakken, maar bijvoorbeeld ook fondsen werven, onderdak bieden, preken verspreiden en jongeren bekeren.
Huiskamersessies
Een zelfde mechanisme speelt ook bij radicaal-islamitische vrouwen, aldus Withuis. Ze willen bewijzen dat ze gelijk zijn aan de vele mannen om hen heen; daarom is hun bereidheid groot om gruwelijke opdrachten uit te oefenen waarbij zij zichzelf en anderen kunnen beschadigen.
Overigens wordt de rol van vrouwen in islamitisch-terroristische netwerken belangrijker, stelt Withuis. Ook in Nederland. Zo bleek al uit eerder onderzoek dat vrouwen in het Hofstadnetwerk actief deelnamen aan de zogeheten huiskamersessies; daar werden ze geïnformeerd over de radicale islam. Enkele prominente vrouwen houden zich bovendien bezig met de verspreiding van het radicale gedachtegoed. Ze zijn actief op internet, doen aan bekering, verspreiden preken, boeken en andere documenten en proberen jongeren te laten radicaliseren.
Hoe kunnen de autoriteiten nu zorgen dat zo min mogelijk vrouwen radicaliseren? Withuis in haar rapport: ‘Het is belangrijk om er op de eerste plaats voor te zorgen dat er een weg terug is. Vrouwen worden financieel afhankelijk van zo’n groep, ze werken vaak niet. Zorg dat ze aan het werk blijven, dat ze contact houden met de normale wereld. Zorg dat ze terug kunnen.’
Dr. Jolande Withuis is als sociologe verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Vorige week presenteerde zij de essay-bundel ‘Radicaliserende vrouwen. Nederlandse communistische vrouwen (1946-1970) en Nederlandse islamitische vrouwen (1989-heden), een comparatieve analyse.’ (2007)
Zie ook:
- Artikel van Jolande Withuis over radicalisering en vrouwen (CLOSER)
- Download het rapport ‘Radicaliserende vrouwen’
- Vrouwen en radicalisering= (Pedagogiek.net)
- Over radicalisering (NCT)
- Dossier radicalisering (Pedagogiek.net)
- Meer over de RAF en Ulrike Meinhof (Duitslandweb)
- ‘Radicalisering breed aanpakken’ (Kennislink)
- De Hofstadgroep (Kennislink)
- Meer over Jolande Withuis (NIOD)
Bezoek de website van <a href=“http://www.wereldomroep.nl/actua/nl/samenleving/”_new" onMouseOut=“window.status=’’; return true;” onMouseOver=" window.status=’’Radio Nederland Wereldomroep" ; return true;">Radio Nederland Wereldomroep