Buurthuis
Vrouwen die tegenwoordig vanuit Marokko huwen met een Marokkaanse man uit Nederland, zijn vaker hoger opgeleid dan de vrouwen die twintig of dertig jaar geleden migreerden. Eenmaal aangekomen in Nederland volgen weinig van deze Marokkaanse vrouwen echter beroepsopleidingen en doen zij, inburgeringscursussen ten spijt, weinig betaald werk. Volgens de dominante definities van sociale mobiliteit zijn Marokkaanse eerste generatie vrouwen dus – binnen hun eigen generatie – immobiel. Maar is die stelling terecht en vinden de vrouwen dat zelf ook?
Hoe mensen zelf sociale mobiliteit definiëren is een veelvoorkomend hiaat in onderzoek. De definities en verwachtingen van sociale mobiliteit van Marokkaanse vrouwen stonden daarom in mijn onderzoek centraal. Wat speelt er achter het verhaal van immobiliteit dat uit de statistieken naar voren komt? Hebben de vrouwen andere definities en verwachtingen van ‘vooruitkomen’ en gebruiken zij wellicht alternatieve routes?
Moeders en dochters met elkaar in discussie. Foto: © Carla Schoo.
Eerste generatie Marokkaanse vrouwen blijven vaak buiten het bereik van onderzoekers en beleidsmakers. Ik heb respondenten uit deze groep vooral benaderd door het doen van vrijwilligerswerk. Ik gaf Nederlandse les bij vrouwen thuis, participeerde in verschillende activiteiten in een buurthuis en ondersteunde een docent Nederlands bij inburgeringscursussen. Via de vrouwen die ik op deze wijze ontmoette, kwam ik ook in contact met hun familieleden en vriendinnen. In totaal maakten vijftig vrouwen deel uit van mijn kwalitatieve onderzoek, waarbij participerende observatie en korte, informele gesprekken het fundament vormden. Op basis van de informatie die ik via deze methoden had verzameld, interviewde ik tien vrouwen uitgebreid. Drie vrouwen volgde ik gedurende een half tot een heel jaar en zag ik een of meerdere keren per week. Alle vrouwen in het onderzoek zijn huwelijksmigranten van tussen de 25 en 45 jaar oud, hebben kinderen en leven van een laag inkomen.
Zelf naar de dokter
De vrouwen die ik sprak onderschrijven de dominante definities van sociale mobiliteit. Ook zij zien een betere opleiding en het hebben van werk als vormen van ‘vooruitkomen’. Maar zij voegen alternatieve definities van sociale mobiliteit toe. Betere woonomstandigheden, onderwijs volgen en meer zelfredzaam worden, zijn drie definities die in het meeste onderzoek naar sociale mobiliteit geen plaats hebben, maar wel degelijk een belangrijke onderdeel van de werkelijkheid van deze vrouwen zijn.
Eerste generatie migrantenvrouwen, waarvan velen zelfs ongeletterd zijn, ervaren het als een grote vooruitgang dat zij nu onderwijs volgen en leren lezen en spreken in een vreemde taal. Foto: www.buurthuis-melisstoke.nl
Om te beginnen hebben bijna alle vrouwen die ik sprak een wooncarrière doorgemaakt. Hun leefomstandigheden waren ten opzichte van Marokko en de eerste periode in Nederland aanzienlijk verbeterd. Deze vooruitgang in woning, voorzieningen en leefomgeving is te zien als een belangrijke vorm van sociale mobiliteit. Daarnaast geldt voor veel eerste generatie migrantenvrouwen in Nederland dat zij in het land van herkomst nooit of weinig onderwijs gevolgd. Deze vrouwen, waarvan velen zelfs ongeletterd zijn, ervaren het als een grote vooruitgang dat zij nu onderwijs volgen en leren lezen en spreken in een vreemde taal. Ook leren lezen en schrijven in het Arabisch horen daarbij. Dit maakt namelijk het lezen van de Koran mogelijk en in veel netwerken wordt daaraan status verbonden. Voor de vrouwen is het dus een forse sprong voorwaarts, ook al halen veel van hen geen diploma en stromen ze weinig door naar vervolgopleidingen. In de statistieken is het ‘rendement’ van deze taalcursussen in de wijk heel klein, maar de vrouwen zelf geven aan wel degelijk te ‘groeien’.
Mede door taallessen zijn veel vrouwen veel zelfredzamer geworden. Ook dit zelfredzaam worden geven de vrouwen aan als een vorm van ‘vooruitkomen’. Zij kwamen hier vaak aan als jonge vrouwen voor wie de Nederlandse samenleving volstrekt vreemd was. Veel vrouwen weten nu hun weg te vinden. ‘Toen ik hier kwam, ik wist niets! Ik was dom, echt waar. Maar nu…. Ik ga zelf naar de dokter, ik praat met buren, ik ga zelf boodschappen doen. Is beter.’
Ten opzichte van hun startpositie zijn deze vrouwen dus enorm vooruitgekomen. Ze wonen in betere woningen, kunnen beter voor zichzelf opkomen en studeren een vreemde taal. Een meetlat van sociale mobiliteit waarin alleen betaald werk en diploma’s tellen, is daarom sterk ontoereikend om iets te kunnen zeggen over de sociale mobiliteit van deze vrouwen.
‘Dat is bij jullie toch ook zo?’ Gender, etniciteit en klasse in het sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen van Marguerite van den Berg. Afbeelding: www.aksant.nl
Dromen en ambities
De meeste Marokkaanse vrouwen in dit onderzoek dachten niet na over hun eigen toekomst in termen van werk of opleiding. Sommige vrouwen droomden wel eens van een toekomstige baan, maar veel deden dat ook niet. Hun meestal beperkte opleidingsniveau en gendernoties met betrekking tot hun positie als vrouw en moeder, maken dat de vrouwen voor zichzelf geen mogelijkheden zien om vervolgonderwijs te volgen of betaald werk te zoeken. Schoonmaakwerk lijkt vaak de enige, weinig aantrekkelijke, optie. De Nederlandse arbeidsmarkt blijft voor deze vrouwen zeer gesloten.
De vrouwen definiëren sociale mobiliteit vrijwel allemaal in relatie tot hun kinderen. De verwachtingen ten aanzien van mobiliteit van de kinderen zijn hooggespannen. Dochters en zonen worden stevig gestimuleerd. Een beter leven voor de kinderen was een motief om te migreren en een voor de hand liggend streven. Maar opvallend is de mate waarin de vrouwen hun kinderen en met name dochters willen stimuleren tot het volgen van onderwijs. Waar ‘een beter leven’ vroeger ook kon betekenen om goed te trouwen of kinderen te krijgen, onderschrijven Marokkaanse moeders tegenwoordig het belang van onderwijs en werk voor hun dochters. De vrouwen klagen over ons en dochters die niet willen leren: ‘Mijn zoon is heel slim (…) maar hij wil niet leren. Ik vind dat zo zonde! Als je dom bent, geeft het niet. (…) Maar als je slim bent! Dat kan toch niet?’
De reden voor deze overtuiging ligt vooral in hun eigen leefsituatie. Hun klassepositie en hun beperkte bewegingsvrijheid vanwege gendernormen, wensen ze niet voor hun dochters. De uitweg zien ze in het volgen van onderwijs en het doen van goed betaald werk en het verwerven van financiële zelfstandigheid. Een aantal moeders probeert hun dochters te stimuleren om te werken voordat ze trouwen en het huwelijk uit te stellen. Of ze willen dat hun dochters werk en zorg combineren. ‘Nee, mijn dochter moet studeren van mij! Mag nog niet trouwen. Ik wil niet dat zij hetzelfde leeft als ik.’ Sommige vrouwen waarschuwden mij ook regelmatig voor het krijgen van kinderen en trouwen. Ik moest er, zo vonden zij, vooral nog mee wachten. Anders ‘word je snel oud, net als wij!’
Opvallend is hoezeer de moeders sociale mobiliteit definiëren in relatie tot de schoolprestaties van hun kinderen. Foto: www.loopbaan.nl
Natuurlijk zijn niet alle vrouwen die ik sprak voldoende in staat hun kinderen te stimuleren in het onderwijs en hen te helpen ‘vooruit’ te komen in Nederland. Maar hun ambities voor de kinderen zijn in de Nederlandse context sterk veranderd ten opzichte van vroegere decennia.
We mogen concluderen dat Marokkaanse vrouwen vooral in termen van wooncarrière en taalonderwijs sociaal mobiel zijn, ook al werken zij niet betaald en halen zij weinig diploma’s. Opvallend is hoezeer de moeders sociale mobiliteit definiëren in relatie tot de schoolprestaties van hun kinderen. Voor de vrouwen van de eerste generatie zelf is betaald werk of een formele opleiding, zoals sociale mobiliteit in onderzoek meestal wordt geoperationaliseerd, teveel gevraagd. De ambities en mogelijkheden van deze vrouwen liggen dichter bij huis.
Literatuur
Van den Berg, Marguerite (2007), ‘Dat is bij jullie toch ook zo?’ Gender, etniciteit en klasse in het sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: Aksant.
Marguerite van den Berg is als socioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het onderzoek is gesubsidieerd door het Stedelijk Innovatie Programma, als onderdeel van het NICIS Institute (het Maatschappelijk Top Instituut voor de steden).
Zie ook:
- Download samenvatting van het rapport ‘Dat is bij jullie toch ook zo?’ (Nicis)
- ‘Meedoen of normaal doen?’ (artikel van Van den Berg)
- Bekijk ‘Marokkaanse vrouwen doen het goed in Nederland’ (Adams Appel RUG)
- Marokkanen in Nederland: een profiel (Nicis)
- Doe nog maar een schepje emancipatie (Kennislink)
- Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden (SCP)
- De culturele kant van achterstand (Kennislinkartikel uit LOVER)
- Dossier Integratie (Kennislink)
- Homepage Marguerite van den Berg (EUR)