De Nederlandse radioastronoom Gerrit Verschuur zet vraagtekens bij de kaarten van de kosmische achtergrondstraling. Deze kaarten, vervaardigd door satellieten als COBE (Cosmic Background Explorer) en WMAP (Wilkinson Microwave Anisotropy Probe) laten minieme temperatuurverschillen in de achtergrondstraling zien, die toegeschreven worden aan kleine dichtheidsverschillen in het pasgeboren heelal.
WMAP-kaart van temperatuurverschillen in de kosmische achtergrondstraling.
De kosmische achtergrondstraling is het afgekoelde overblijfsel van de oerknal, en het onderzoek aan de waargenomen temperatuurverschillen ligt aan de basis van de huidige ideeën over oorsprong en vroege evolutie van het heelal. Maar volgens Verschuur, als adjunct hoogleraar natuurkunde verbonden aan de Universiteit van Memphis, zijn er opvallende overeenkomsten tussen de WMAP-kaarten en kaarten van de radiostraling in ons eigen Melkwegstelsel. Die radiostraling wordt uitgezonden door ijl waterstofgas in de ruimte tussen de sterren, en is pas vrij recent gedetailleerd over de gehele hemel in kaart gebracht.
Volgens Verschuur, die zijn ideeën binnenkort publiceert in The Astrophysical Journal, zijn de WMAP-waarnemingen mogelijk niet voldoende gecorrigeerd voor de storende ‘voorgrondeffecten’ van het waterstofgas. Dat zou betekenen dat de achtergrondstraling minder structuur vertoont dan tot nu toe is aangenomen.
Zie verder
- Cosmological data affected by unexpected radiation (Engels)
- Voorpublicatie op Arxiv.org (PDF, Engels, technisch)
- Nobelprijs Natuurkunde 2006 voor onderzoek achtergrondstraling (Kennislinkartikel)