Je leest:

Vooroordelen beïnvloed

Vooroordelen beïnvloed

Auteurs: , en | 21 maart 2006

Veel Nederlanders staan negatief tegenover de komst van immigranten. Voor een groot deel komt dit door de vooroordelen die ze koesteren ten opzichte van immigrantengroepen. Uit onderzoek van professor Louk Hagendoorn en professor Paul Sniderman blijkt dat vooroordelen niet altijd irrationeel en subjectief zijn en zeker niet onveranderlijk.

De vooroordelen die West-Europese burgers hebben over immigranten, zijn uitermate relevant voor de politiek. Er zou weinig aanhang voor extreemrechtse partijen zijn als er geen vooroordelen zouden zijn. Veel mensen vinden vooroordelen irrationeel en denken dat ze niet gebaseerd zijn op objectieve ervaringen met buitenlanders. Politieke beslissingen zouden daarentegen wel rationeel moeten zijn. Die tweedeling is echter niet zo helder. Het is bijvoorbeeld onterecht om aan te nemen dat vooroordelen altijd subjectief, irrationeel en dus psychologisch zijn.

Aan meer dan 2000 mensen werd gevraagd wat zij van immigranten vonden: ‘Bent u het ermee eens dat de meeste mensen van [groep x] betrouwbaar, eerlijk en fatsoenlijk zijn?’ Ook werd gevraagd of de mensen van groep x egoïstisch zijn, wetgetrouw, opdringerig, lui, gewelddadig, zeurderig, minderwaardig en politiek onbetrouwbaar. De interviews laten zien wat voor stereotyperingen wij gebruiken ten opzichte van Marokkanen, Surinamers, Turken en vluchtelingen/asielzoekers.

Één op de vier Nederlanders blijkt een vooroordeel te hebben ten opzichte van immigranten. 31 procent van de Nederlanders beoordeelt Marokkanen op alle genoemde eigenschappen negatief. Voor Surinamers was dat 19 procent, voor Turken 25 procent en voor vluchtelingen 20 procent.

Prof. Dr. Louk Hagendoorn.

De wetenschappers onderzochten de vooroordelen van Nederlanders ook op een iets subtielere manier, door te vragen naar sociale afstand. De onderzoekers vroegen de respondenten wat ze ervan zouden vinden om buitenlandse buren te hebben en wat ze ervan zouden vinden om met een buitenlander getrouwd te zijn. Vooral de houding ten opzichte van een buitenlandse partner blijkt erg negatief. 47 procent wil liever niet met een Surinamer trouwen terwijl zelfs 59 procent een huwelijk met een vluchteling afkeurt. Wat betreft buitenlandse buren staat ‘slechts’ 19 procent negatief tegenover Surinamers en 32 procent wil geen Marokkaanse buren. Nederlanders blijken vooral afstand te willen houden ten opzichte van de moslimgroepen Turken en Marokkanen waarbij de afstand tot Marokkanen nog groter is dan die tot Turken. Niet alle groepen worden dus even negatief beoordeeld.

Uit het onderzoek blijkt dat de mate waarin de respondenten bevooroordeeld zijn, afhankelijk is van de vragen die gesteld worden. Ongeveer een kwart van de bevolking is bevooroordeeld als het gaat om het toeschrijven van negatieve eigenschappen aan de immigranten, maar eenderde tot de helft van de bevolking is bevooroordeeld als het gaat om sociale afstand.

Vijftien tot achttien procent van de respondenten zouden wel willen discrimineren. De onderzoekers vroegen de correspondenten of ze vonden dat immigranten dezelfde politieke en sociale rechten zouden moeten hebben. Eenvijfde van de bevolking immigranten groepen zou willen discrimineren op het gebied van rechten en gelijke behandeling. Maar als maar een vijfde van de bevolking zou willen discrimineren, wat heeft het dan voor zin om een vierde bevooroordeeld te noemen? Misschien worden de vooroordelen overschat omdat sommige negatieve eigenschappen die worden toegeschreven aan buitenlanders realiteit zijn. Misschien zijn er respondenten die niet bevooroordeeld zijn, maar wel in sommige opzichten negatief oordelen over buitenlanders.

32 procent van de Nederlanders staat negatief tegenover Marokkaanse buren.

Weerstand

Uit een volgend experiment blijkt dat er onder de Nederlanders een algemene weerstand is tegen de komst van immigranten, onafhankelijk van vooroordelen. Deze tegenstand komt dus niet zozeer voort uit angst of agressie van individuen, maar wijst op een reactie op eigenschappen van de immigranten zelf. De weerstand tegen immigranten is zeker niet exclusief gereserveerd voor fanatiekelingen. Voor dit experiment bedachten de onderzoekers vier nieuwe immigrantengroepen en vroegen de respondenten of die groepen welkom zijn in Nederland.

Groep 1: De nieuwe migranten zijn hoog opgeleid en geschikt voor goed betaalde banen. ( hoog opgeleid) Groep 2: De nieuwe migranten zijn niet hoog opgeleid en onervaren, ze zijn alleen geschikt voor slecht betaalde banen. ( laag opgeleid) Groep 3: De nieuwe migranten spreken vloeiend Nederlands en ze zullen waarschijnlijk snel aangepast zijn aan de Nederlandse samenleving. ( vloeiende taal en culturele aansluiting) Groep 4: De nieuwe migranten spreken slecht Nederlands en ze zullen zich niet gauw aanpassen aan de Nederlandse cultuur. ( taalvaardigheid slecht en weinig culturele aansluiting)

De resultaten laten zien dat de bevolking een voorkeur heeft voor groep 3 ( vloeiende taal en culturele aansluiting), gevolgd door groep 1 ( hoog opgeleid) en groep 2 ( laag opgeleid). Groep 4 ( taalvaardigheid slecht en weinig culturele aansluiting) had de laagste score. Hieruit blijkt dat de culturele en sociaal-economische kenmerken van buitenlanders invloed hebben op de mate waarin zij geaccepteerd worden. Het experiment toont ook iets anders aan, namelijk dat de niet–bevooroordeelde mensen dezelfde volgorde hadden in hun voor- en afkeur als wel bevooroordeelde mensen. De bevooroordeelde respondenten hadden wel meer bezwaren tegen de komst van de groepen. Van de bevooroordeelde respondenten had 90,1 procent bezwaar tegen de komst van groep 4, 85,4 procent had bezwaar tegen de komst van groep 2, 68,9 procent tegen de komst van groep 1 en 46 procent tegen de komst van groep 3. Voor de niet-bevooroordeelde respondenten waren de percentages veel lager: 38,8 procent (groep 4); 38,6 procent (groep 2); 27,6 procent (groep 1); 19,4 procent (groep 3).

Grillige vooroordelen

Vaak wordt aangenomen dat (groepen) mensen een bepaalde mate van vooroordelen hebben, zoals bier een bepaalde hoeveelheid alcohol bevat. Maar vooroordelen zijn niet te vergelijken met alcohol, hoewel beide het oordeelsvermogen kunnen aantasten. Een betere metafoor voor vooroordelen is gist, dat zowel kan zwellen als krimpen. Vooroordelen zijn niet statisch maar worden beïnvloed door mensen in de omgeving, door autoriteiten en door argumenten voor of tegen de vooroordelen.

Mensen uit de omgeving

De onderzoekers keken of de vooroordelen van mensen beïnvloed konden worden door hun omgeving door aan het einde van de interviews bij twee groepen een verschillende laatste vraag te stellen. In het eerste geval zei de interviewer aan het eind van het gesprek: “Een laatste vraag, denkt u dat buitenlanders verantwoordelijk zijn voor [meer/minder] sociale problemen dan gewoonlijk wordt aangenomen?” In het tweede geval zei de interviewer aan het eind van het gesprek, op een vriendelijke manier: “We zijn aan het eind van het interview gekomen. Ik wil graag zeggen dat ik het echt heel leuk vond om met u te praten en dat uw antwoorden heel nuttig zullen zijn voor ons. Vindt u ook niet dat buitenlanders verantwoordelijk zijn voor [meer/minder] sociale problemen dan gewoonlijk wordt aangenomen?”

Het bleek dat de respondenten het meer eens waren met de vriendelijke interviewer dat buitenlanders verantwoordelijk zijn voor meer problemen (33,2 procent), dan met de neutrale interviewer (27,4 procent). De respondenten waren het ook meer eens met de vriendelijke interviewer (81,5 procent) dan met de neutrale interviewer (72,1 procent) dat buitenlanders verantwoordelijk zijn voor minder sociale problemen. Dit toont aan dat zelfs minimale steun van mensen uit de omgeving vooroordelen doet toe- of afnemen met vijf tot tien procent.

De interviewer kon de vooroordelen van de respondenten beïnvloeden door de manier waarop hij de vragen formuleerde.

Autoriteiten

Ook werd tijdens de interviews getest hoeveel invloed autoriteiten hebben op de vooroordelen. Dat gebeurde als volgt: In het ene geval zei de interviewer: “Nu gaan we over naar het onderwerp ‘onderwijs’. Soms hoor je dat buitenlandse kinderen meer aandacht nodig hebben dan Nederlandse kinderen. Wat zou u ervan vinden om aparte scholen op te richten voor Nederlandse kinderen en aparte scholen voor buitenlandse kinderen?”

In het andere geval zei de interviewer: “Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat buitenlandse kinderen meer aandacht nodig hebben op school dan Nederlandse kinderen. Wat zou u ervan vinden als de overheid zou beslissen om aparte scholen voor Nederlandse en aparte scholen voor buitenlandse kinderen op te richten?”.

In het eerste geval, als er geen autoriteit aan te pas kwam, vond 12,5 procent van de respondenten de oprichting van aparte scholen een goed idee. In de tweede situatie, als er wel autoriteiten werden genoemd, was 21,8 procent van de respondenten voor oprichting van aparte scholen. Dus de steun van wetenschappers en politici verdubbelde de steun voor aparte scholen. Dat is een zeer sterk effect.

Argumenteren tegen vooroordelen

Verder werd onderzocht hoeveel mensen hun mening veranderden als de interviewer hen probeerde van een andere mening te overtuigen met een argument. De vragen gingen over het aanbieden van werkervaringsplaatsen/scholing voor werkloze buitenlanders. Daarna gaf de interviewer een argument. Tegen de respondenten die voor scholing van buitenlanders waren zei de interviewer: “maar die scholing moet betaald worden van uw belastinggeld, bent u er dan nog steeds voor?”. Tegen de respondenten die tegen scholing voor buitenlanders waren werd gezegd: “maar als die buitenlanders geen werk vinden, dan zullen ze een uitkering moeten krijgen, die uitkeringen worden betaald van uw belastinggeld, bent u nu nog steeds tegen?”. Eenzelfde soort experiment werd gedaan met vragen over het geven van extra aandacht aan buitenlandse kinderen op school.

Het onderzoek wijst uit dat 20 tot 50 procent van de respondenten van mening veranderde over positieve discriminatie. Degenen die in eerste instantie tegen positieve discriminatie waren, veranderden meer van mening dan degenen die in eerste instantie positief stonden tegenover positieve discriminatie.

Je bedreigd voelen en vooroordelen hebben gaat vaak samen.

De kip en het ei

Het kan zijn dat naarmate mensen zich meer bedreigd voelen, ze meer vooroordelen zullen hebben, dus dat een gevoel van bedreiging vooroordelen oproept. Het kan ook andersom zijn, dat vooroordelen een gevoel van bedreiging oproepen. Uit het onderzoek, waarin bedreiging van sociaal-economisch welzijn, bedreiging van veiligheid en bedreiging van de Nederlandse cultuur werd bekeken, blijkt dat vooroordelen de waargenomen bedreiging beïnvloeden. Wat betreft een bedreiging van de Nederlandse cultuur is de relatie ook andersom: als Nederlanders deze bedreiging voelen, veroorzaakt dat het ontstaan van vooroordelen.

Dit is een bewerking van het artikel: ‘Experimenting with a national sample: a Dutch survey of prejudice’ In: Patterns of prejudice, vol. 35 no. 4, 2001.

Prof.dr Louk Hagendoorn is hoogleraar sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht, directeur van de Graduate School of Social and Behavioural Sciences en programmaleider van de research master “Migration, Ethnic Relations and Multiculturalism”.

Prof. dr Paul Sniderman is hoogleraar politieke wetenschappen aan Stanford University, Californië.

Literatuur:

Sniderman, P. and Hagendoorn, L. 2006. When ways of life collide; multiculturalism and its discontents in The Netherlands. Princeton: Princeton University Press. Hagendoorn, L. 2004. Nederlanders en etnische minderheden: onderlinge solidariteit of bedreiging? In: W. Arts, H. Entzinger en R. Muffels (Red.). 2004. Verzorgingstaat vaar wel. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 57-76. Sniderman, P., Hagendoorn, L. and Prior, M. 2003. De moeizame acceptatie van Moslims in Nederland. Mens en Maatschappij, 74: 199-217.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Utrecht (UU).
© Universiteit Utrecht (UU), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 maart 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.