Er is een hoekig bouwwerk te zien op de muur, bestaande uit talloze zilvergrijze kubusvormen van verschillende grootte. Even vraag ik me af of ik niet in de verkeerde zaal sta en dat ik naar een bouwkundig ontwerp kijk in plaats van een geologisch verantwoorde foto. Maar dan komt fotograaf en geoloog Dirk Wiersma (71) naast me staan en legt me uit waar ik naar kijk: een macro-opname van een steenzoutkristal – hetzelfde zout dat ik zo nu en dan over mijn eitje strooi.
Wiersma heeft de hele themazaal “Geologie” op de tentoonstelling Schoonheid in de Wetenschap gevuld. Tachtig foto’s van gesteenten, mineralen en fossielen worden om beurten getoond op twee grote wanden. Elk beeld is maar een paar seconden te zien en als toeschouwer waan je je in een waterval van abstracte en kleurrijke vormen waar slechts af en toe een direct te herkennen beeld van een fossiele vis of een mooie rotsformatie tussen zit.

Geologische fotomodellen
“Eerst had Hans Galjaard, de samensteller van deze tentoonstelling, geen idee waar hij het moest zoeken voor wat betreft de geologie”, vertelt Wiersma. “Maar een gezamenlijke kennis tipte hem dat ik al jaren gesteenten fotografeer, van centimetergrote slijpplaatjes tot tientallen meters hoge rotswanden. En toen Galjaard zag wat voor beelden dat opleverde, wilde hij er graag een zaal mee vullen.”
Wiersma studeerde in 1965 af als geoloog aan de Rijksuniversiteit Leiden en werkte tot 1998 in de kalkindustrie. Eind jaren tachtig ging hij naar de Fotovakschool in Apeldoorn, om de technische kant van het fotograferen te leren. “Ik fotografeerde al jaren, maar ik wilde graag leren hoe ik bijzondere onderwerpen moest belichten en fotograferen.” De ‘fotomodellen’ waar hij vervolgens mee aan de slag ging, had hij tijdens zijn studie leren kennen: onder andere de slijpplaatjes.

Gefileerde stenen
Een slijpplaatje is in feite niets meer dan een flinterdun plakje steen – vaak maar 30 micrometer dik en een paar centimeter breed – dat op een glasplaatje is geplakt. Onder een microscoop zijn op die manier goed de verschillende mineralen van een gesteente te bestuderen. Maar Wiersma gebruikte de gefileerde stenen op een andere manier. “Ik legde zo’n slijpplaatje tussen twee polarisatiefilters op een lichtbak. Zulke filters laten het licht alleen in bepaalde richtingen door, waardoor je mooiere contrasten krijgt.” Vervolgens gebruikte hij een camera met een macro-objectief om de slijpplaatjes in detail in beeld te brengen. “Ik had ook wel een microscoop kunnen gebruiken, maar dan was de kwaliteit minder goed geweest.”

Vorm en inhoud
Als geoloog kwam Wiersma redelijk makkelijk in contact met vakgenoten die hem slijpplaatjes konden leveren. “Maar zodra ik vroeg of ze een paar mooie exemplaren hadden, kon ik op onbegrijpende blikken rekenen. Voor veel geologen is ‘mooi’ onlosmakelijk verbonden met ‘interessant’; van de visuele schoonheid zijn ze zich vaak niet eens bewust.”
En al wil Wiersma met zijn foto’s juist die ‘gewone’ schoonheid onder de aandacht brengen, dat betekent niet dat hij de wetenschappelijke achtergrond niet interessant vindt. “Elk beeld moet wat mij betreft vorm en inhoud hebben. En dat is ook wel een beetje wat ontbreekt aan deze tentoonstelling: het zijn spannende beelden, maar als leek steek je er weinig van op.”
Mineraal en steen ontsloten

Wiersma fotografeerde in de loop der jaren allerlei geologische onderwerpen op microscopische, macroscopische en landschappelijke schaal. Hij ging daarvoor vele landen, beurzen, particuliere collecties en musea af. In 2002 verscheen zijn boek Mineraal en steen ontsloten (ISBN 90 6611 428 2, €12,50 via bol.com), met 135 kleurenfoto’s en korte verklarende teksten in Nederlands en Engels.
Duivenpoep en spinnenwebben
Wiersma kan naar eigen zeggen alleen goed fotograferen vanuit een bepaald thema. “Het gaat dan niet zo zeer om op zichzelf staande mooie foto’s van van alles en nog wat, maar meer om series van foto’s die onderling verband houden, een heel verhaal uitbeelden. Juist dat interdisciplinaire vind ik eigenlijk wel leuk, zolang er maar een rode draad in mijn werk te vinden is.”
Een favoriet thema is de vergankelijkheid. De bewogenheid voor dat onderwerp ontstond al heel vroeg, tijdens zijn veldwerk in de Pyreneeën. “Daar waren veel verlaten dorpjes; de bewoners waren weggetrokken en de huizen stonden er nog, met de complete inboedel. Alle huisraad bedekt onder een dikke laag duivenpoep en spinnenwebben.” In de loop der jaren fotografeerde Wiersma de meest uiteenlopende aspecten van verval en vergankelijkheid, van een verlepte bos bloemen tot een eroderend gebergte.

Die verschillende thema’s hebben ook raakvlakken met de filosofie, aldus de fotograaf. “Zo is die vergankelijkheid interessant omdat mensen er bang voor zijn. Soms lijkt het alsof we alles koste wat kost willen behouden, terwijl er zonder verval nooit ruimte is voor iets nieuws.”
Van bladnerf tot rivierbedding
Momenteel is Wiersma vooral bezig met het thema vormen en patronen. “Met een andere geoloog en een fysisch chemicus werk ik aan een boek. We maken een onderverdeling tussen verschillende vormen – bijvoorbeeld de spiraal, de meander, de boog, de lijn – en gaan in op de wetenschappelijke achtergrond van die vormen. Tegelijkertijd laten we zien dat je die vormen in allerlei vakgebieden en op de meest uiteenlopende schaalniveaus kunt tegenkomen; dendrieten bijvoorbeeld – die vind je in ijzerafzettingen in kalksteen, in bladnerven, boomkronen en rivierbeddingen. Soms komen meerdere vormen zelfs samen in een voorwerp, zoals bij een ganzenveer.”

Goudzoekers
Dat werken vanuit een bepaald thema zorgt er wel voor dat Wiersma altijd met een fotografische blik om zich heen kijkt. “Ik heb een concept in mijn hoofd en daar zoek ik bepaalde beelden bij. Zo ben ik nu altijd aan het rondkijken naar vormen en patronen en daardoor mis ik soms andere dingen. Een tijd geleden waren mijn vrouw en ik bijvoorbeeld in Australië en daar kwamen we in contact met goudzoekers. Heel fascinerende mensen, maar ik was zo gefocust op mijn thema dat ik helemaal vergat om portretfoto’s van hen te maken. Aan de andere kant: wie weet heb je die focus ook wel nodig om tot een goed resultaat te komen.”
Al fotografeert Wiersma tegenwoordig de meest uiteenlopende onderwerpen en heeft hij na al die jaren wel voldoende slijpplaatjes gezien, hij gaat nog altijd een paar keer per jaar naar stenen- en mineralenbeurzen. “En als ik iets bijzonders zie koop ik het om te fotograferen. Eens een geoloog, altijd een geoloog.”
Na afloop van ons gesprek zie ik de foto van het steenzoutkristal weer voorbij komen. Een paar seconden zie ik de kubusvormen en ik bedenk dat het misschien zo erg nog niet is dat er geen verklarende teksten bij de foto’s staan. Want al is het aan de ene kant leuk om te weten hoe steenzout er in close-up uitziet, aan de andere kant gaat er met die kennis ook iets van de magie verloren. Opeens snap ik wat Wiersma bedoelt: alles is vergankelijk – ook de verwondering. En daarom moeten we soms misschien maar gewoon genieten in plaats van alles te verklaren.
Foto’s als visitekaartje
Bij de meeste foto’s op Schoonheid in de Wetenschap ontbreekt iedere vorm van toelichting. Enerzijds is dat jammer – je raakt nieuwsgierig naar de betekenis van al die vormen en structuren die je ziet – maar tegelijkertijd zijn het kunstwerken op zich. Zoals het bij een adembenemend mooi schilderij ook niet altijd uitmaakt wat de titel is, zo kun je je als toeschouwer gewoon vergapen aan de spectaculaire beelden uit de natuur. Initiatiefnemer van de tentoonstelling, Hans Galjaard, pleitte er in zijn openingspraatje zelfs voor om op middelbare scholen al meer de nadruk te leggen op schoonheid in de wetenschap, in de hoop op die manier leerlingen een positievere kijk op onderzoek mee te geven. Mooie foto’s zouden in feite dus als visitekaartje van de wetenschap kunnen dienen.
Wetenschappelijke PUS-PAS?
Ook binnen de wetenschapscommunicatie gaan onderzoekers er de laatste jaren vanuit dat kennisoverdracht niet de enige manier is om het brede publiek in aanraking te laten komen met wetenschap. Er is door Nederlandse onderzoekers zelfs een zogenaamd ‘PUS, PAS, PES, PPS-model’ ontwikkeld, dat staat voor Public Understanding of Science, Public Awareness of Science, Public Engagement with Science and Public Participation in Science. Het model gaat ervan uit dat wetenschap op vier manieren te communiceren is: door kennis over te dragen (PUS), door mensen bewust te maken van de wetenschap (PAS), door mensen te betrekken bij wetenschap (PES) en door mensen actief te laten deelnemen aan wetenschap (PPS). De tentoonstelling “Schoonheid in de wetenschap” zou dan onder de noemer PAS vallen: als bezoeker maak je kennis met de diversiteit en visuele aantrekkingskracht van wetenschappelijk onderzoek.
Zie ook:
- Tentoonstelling Schoonheid in de wetenschap (Kennislink)
- Fotowedstrijd Schoonheid in de wetenschap (Kennislink)
- Nut en schoonheid van wetenschap (NRC Boeken)
- Wetenschap en schoonheid (filmpje RUG)
- Pantafos (website Dirk Wiersma)