Anton Zijderveld woont in hartje Rotterdam, want ‘dat lijkt nog het meest op New York’. Hij is overtuigd stedeling. Zijn vrouw stamt uit hartje Wenen, ze zijn in New York getrouwd en hun vier kinderen zijn in New York, Montreal en Tilburg geboren.

Uw boek ‘A theory of urbanity’ verscheen in herdruk dit jaar. Is er veel vraag naar kennis over de stad en stedelijkheid? ‘Ja, in Amerika is stedelijkheid heel erg in discussie. Vroeger was de stadssociologie vooral gericht op stedelijk beleid, wat ook goed is. Maar als cultuursocioloog ben ik geïnteresseerd in de cultuur van organisaties. Wat is eigenlijk de cultuur van steden? Begin jaren tachtig had niemand die vraag gesteld. Wat is stadscultuur? Daar heb ik een heel simpele formule voor bedacht: stadscultuur = economische cultuur + burgercultuur. Vanaf de Hanzeperiode is dat het geval.’
Wat is precies de kern van uw theorie van stedelijkheid? ‘De kern is dat vanaf de renaissance in Noord-Italië de handelsteden erg belangrijk werden, handel drijven en economie waren de grondslag. En tegelijkertijd konden de wetenschap, de universiteiten en de kunsten zich ontwikkelen. Stadhuizen waren grote paleizen. In Amsterdam op de Dam bijvoorbeeld, dat hebben de Oranjes ingepikt, maar dat is het stadhuis. De stadspaleizen zie je nog steeds in Gent, in Antwerpen. De bourgeoisie werd invloedrijker dan de adel en de geestelijkheid. Een eigen burgerlijk bewustzijn komt op, met democratie in stadsraden.’
Dus de burgerij is de drijvende kracht achter de stedelijke cultuur? ‘Ja, dat is de drijvende kracht. In Rotterdam is het niet de haven, die ligt buiten de stad, maar het midden- en kleinbedrijf, de burgercultuur.’
Dreigt stedelijkheid dan wellicht te verdwijnen, samen met de door veel sociologen voorspelde verdwijning van een maatschappelijke middenklasse? ‘Nee, ik denk dat de middenklasse alleen maar groter wordt. Je kunt het ook omdraaien, denk aan Schelsky’s Mittelstandgesellschaft. Het wordt allemaal middenklasse. De arbeidersklasse wordt opgezogen. De allochtonen worden opgezogen. Dat wordt één grote middencategorie. De adel is ook middenklasse geworden. Je ziet ook ons Koningshuis verbourgeoisiseren.’
Stedelijkheid is een westers fenomeen, schrijft u. Is het dan geen mondiaal fenomeen? ‘Het is een westers fenomeen. In India is er vanouds een identificatie met de kaste, niet met de stad. In tal van culturen zijn de familiebanden belangrijk en niet de stadsbanden. In Japan is een sterke identificatie met het Japanse volk, niet zozeer met de steden. Of er is identificatie met het bedrijfsleven en minder met de stad.’

Hoe verklaart u dat verschil? ‘De verklaring ligt in de modernisering, de bourgeoisie en het handel drijven, ontwikkelingen die zijn begonnen in Venetië en later ook in Noord-Europa. Stadsstaten werden het, machtige eenheden en daar zijn ze heel trots op. Dat is een cultuur geworden. Zoals Max Weber dat goed beschreven heeft met de kapitalistische mentaliteit: het was de cultuur die zich in de steden ontwikkelde. Dat vind ik het indrukwekkende van de hele ontwikkeling, het is niet alleen een economische cultuur, maar ook een artistieke cultuur. De universiteiten zaten altijd in de steden.’
En het handelskapitalisme en de globalisering van nu dan? Volgens Saskia Sassen is het bedrijfsleven internationaal en ongrijpbaar geworden. Maakt dat steden minder belangrijk? ‘Dat is juist voor de grote organisaties. Maar die hele grote organisaties die niets met de stad hebben, die vind ik niet interessant. De regionalisering is enorm belangrijk. Aken, Luik, Maastricht, dat is één regio aan het worden. Catalonië is een prachtige regio met de stadscultuur van Barcelona. Fascinerend is Glasgow, een booming city. Haven failliet, helemaal ingezet op cultuur. Bilbao is ook heel mooi aan het worden. Steeds weer die stadscultuur.’
__Is het geen culturele luchtbel die u nu schetst? Kunnen steden van cultuur alleen bestaan?_ ‘Ja, met als dragende laag het midden- en kleinbedrijf en toerisme. Bij de stadscultuur hoort een levendige democratie. Een sterke burgemeester, B&W, gemeenteraad, de Kamer van Koophandel. Het MKB, het Midden- en Kleinbedrijf, is heel belangrijk voor een stad. Daar is altijd veel te neerbuigend over gedacht; het MKB is essentieel voor de werkgelegenheid en essentieel voor de integratie, het is de kurk waar de economie op drijft.’
En steden op wereldschaal? U schrijft dat vooral de Noord-Atlantische steden een hoge mate van vitale stedelijkheid bezitten. En Singapore, Peking, Los Angeles dan? ‘Nou, San Francisco bijvoorbeeld bezit weer wel vitale stedelijkheid. Het probleem voor een stadscultuur is dat het een kern nodig heeft. De fysieke uitgebreidheid is belangrijk. De zuidas van Amsterdam, dat gaat helemaal de stad uit, dat leeft niet. Universiteiten moeten ook erg oppassen als ze de stad uitgaan, zoals in Utrecht.’
En de Zuid-Amerikaanse steden? ‘Ken ik niet. Dat is een van mijn zwakke punten, ik ben nog nooit in Zuid-Amerika geweest. In Tokyo en Osaka hebben ze ook grote problemen met de stedelijkheid. Je identificeert je met je stad en daarom hoort er ook chauvinisme bij. Je kankert op je stad, maar je hebt heimwee als je er weg bent. Dat is het probleem van Rotterdam, die stad heeft dat nog te weinig. Als Turkse-Rotterdammers en Marokkaanse-Rotterdammers in hun landen terug zijn op vakantie, dan interesseert Nederland hen niet, maar wordt er negatief over Rotterdam gedaan, over hun stad, dan worden ze boos. Dat is stedelijkheid.’

Binnenkort verschijnt het boek dat u samen met Peter Berger schreef: ‘In praise of doubt: how to have convictions without becoming a fanatic’. Waarom is twijfel zo belangrijk? ‘Het is een Aristotelische middenweg. Aan het ene uiterste heb je het relativisme, zoals met het postmodernisme: de waarheid bestaat niet. En aan de andere kant heb je het fundamentalisme, bij de protestanten en bij de moslims en ook bij de verlichtingsfundamentalisten, die hebben ook hun waarheid. Die uitersten proberen wij te vermijden. Peter Berger is een gelovige Lutheraan van joodse huize, ik ben post-calvinist en agnost. Een agnost is iemand die het absolute niet wil, maar tegelijkertijd ook geen relativist wil worden. De agnost zit ergens tussenin, een heel zwakke positie is dat, maar daar zoeken we naar, ook in de politiek.’
Is er een verband tussen twijfel en de stad? ‘Jazeker. De grote, moderne stad is multicultureel en dus is er sprake van pluraliteit, een veelvoud van diverse wereld- en levensbeschouwingen. Deze diversiteit heeft de mogelijkheid van keuzes en dus van twijfels in zich.’
Is twijfel een moeilijke boodschap, in een tijd dat er juist behoefte lijkt aan het wegnemen van twijfel? ‘Nou, dat weet ik niet. Er zijn heel wat mensen die twijfelen. Wij gaan fel in tegen het wegnemen van twijfel. Dat is levensgevaarlijk. Het ligt in het verlengde van mijn politiek manifest ’Populisme als politiek drijfzand’. Je richt je natuurlijk niet op mensen als Wilders, die kun je nooit overtuigen, die blaat maar wat aan. Je richt je op mensen die erover twijfelen, die wel af en toe zeggen: het is toch wel interessant wat die Wilders zegt. Je gaat niet dingen roepen die goed in het gehoor liggen, die goed in de media liggen, dat hebben zowel Peter als ik nooit gedaan. En dat heeft ons heel veel kritiek opgeleverd uiteraard. Ik ben altijd mijn eigen weg gegaan, tegen te gemakkelijke stromingen in. Dat vind ik erg belangrijk.’
Twijfelen hoor je aan universiteiten te leren? ‘Ja, dat zou moeten. Zeker in een vak als sociologie, maar je komt het weinig tegen.’
Ellie Smolenaars is redacteur van Sociologie Magazine.

Angelika E. Dissmann
Instituties en twijfel: Anton Zijderveld
Anton Zijderveld (1937) is emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij publiceerde over de verzorgingsstaat, instituties, humor en clichés. Van oorsprong is Zijderveld theoloog, maar hij ontwikkelde zich daarnaast tot cultuursocioloog en in zijn latere loopbaan tot filosoof. Zijderveld rekent zich tot de in Nederland zeldzame aanhangers van het symbolisch interactionisme. Zijderveld wijst daarbij in ondermeer The institutional Imperative (1999) op het belang van instituties. Zijderveld was jarenlang prominent CDA-er, maar zegde voorjaar 2009 zijn partijlidmaatschap op, omdat de partij te veel naar de PVV zou lonken. In dezelfde periode publiceerde hij het politiek manifest Populisme als politiek drijfzand. Samen met de Amerikaan Peter Berger publiceert hij deze zomer In praise of doubt: how to have convictions without becoming a fanatic. De Nederlandse vertaling ervan verschijnt dit najaar bij Uitgeverij Cossee.
Lees ook:
- Buren passen nog steeds op elkaars kinderen, over sociale cohesie in de grote stad
- Prachtwijk moet winnende wijk zijn, over de allochtone middenklasse in de stad
- Marokkanen in Antwerpen en Rotterdam redelijk gelukkig, over identiteit in de stad
- Identificatie bereik je niet door loyaliteit te eisen, over identiteit, diversiteit en Nederland