Anders dan tot nu toe gedacht hebben vogels wel degelijk last van een infectie met de ongevaarlijke variant van vogelgriep. In PloS ONE van 31 januari beschrijven ecologen van het NIOO-KNAW samen met virologen van de Erasmus Universiteit hoe kleine zwanen door laagpathogene vogelgriep (low-pathogenic avian influenza, LPAI) in hun bewegingen gehinderd worden. Niet alleen verplaatsen ze zich minder snel richting de broedgebieden, ook bij dagelijkse bezigheden als eten vertonen ze minder activiteit. Uit eerdere experimenten bij in gevangenschap levende vogels leek LPAI-besmetting geen nadelige gevolgen voor de dieren te hebben.
Onderzoeker Jan van Gils volgde vorige winter twaalf kleine zwanen door ze een GPS-halsband om te doen. De 80 gram zware band bepaalt twee keer per dag met GPS de locatie. Als de vogel vervolgens wordt gezien kunnen de ecologen de gegevens ophalen. Van Gils: ‘De posities worden door de halsband met Bluetooth verzonden, je kunt maximaal vierhonderd meter van het dier de gegevens naar je laptop downloaden. We hebben een heel netwerk van vrijwilligers, die de dieren met een nummercode herkennen. Individuele zwanen worden zo tussen de twintig en veertig keer per winter gezien. Als we een e-mail krijgen gaan we er zo snel mogelijk op af. Het is een soort spoorzoekertje met een hele grote groep mensen.’
Inhalen
Kleine zwanen die besmet zijn met influenzavarianten H6N2 of H6N8 blijven achter bij de vogeltrek naar de broedgebieden in Rusland. Van de twaalf GPS-zwanen bleken er bij bloedonderzoek twee geïnfecteerd te zijn met LPAI. De zieke zwanen beginnen bijna een maand later aan hun trek, en vliegen daarbij ook nog veel minder ver dan de gezonde dieren. Deze laatsten vlogen binnen een week zo’n tweehonderd kilometer, terwijl de grieperige zwanen na een maand pas vijftig kilometer hadden afgelegd. Mogelijk is hierbij hun voedingstoestand van belang. De LPAI-geïnfecteerde dieren namen per dag minder hapjes voedsel, en deden er mogelijk daardoor langer over om op te vetten. De vogels hadden bij vertrek uit het overwintergebied wel een normaal gewicht. Dit zou betekenen dat de vogels pas naar het volgende ruststation afreizen als ze een bepaalde hoeveelheid vetreserve hebben opgebouwd, en dat de snelheid van aanleg daarvan gehinderd wordt door de infectie.
Geïnfecteerde zwanen komen door hun traagheid mogelijk met meer soortgenoten in contact, waardoor de virussen zich door grotere delen van de populatie zouden kunnen verspreiden. ‘Het is net als een langzaam rijdende vrachtauto op de snelweg. Die wordt ook door meer auto’s ingehaald dan wanneer hij met de stroom meerijdt. We vermoeden dat de slome zwanen meer contact hebben met gezonde zwanen doordat ze langer op dezelfde rustplaatsen blijven, terwijl nieuwe ladingen vogels blijven aankomen en weer doorvliegen naar Rusland.’
Keutels
Laagpathogene vogelvirussen zijn voor mens en dier ongevaarlijk. De LPAI-geïnfecteerde dieren hebben blijkbaar wel last van het virus, maar komen er vrijwel altijd weer bovenop. Van Gils: ‘Een van hen werd wel erg dun, zo erg dat we voor z’n leven vreesden. Maar daarna zagen we de geringde zwaan er weer bovenop krabbelen: hij at sneller, begon weer op te vetten.’ Hij benadrukt dat LPAI (zoals H6N2 en H6N8) niet vergelijkbaar is met de dodelijke vogelgriep H5N1. De LPAI virussen kunnen wel voorlopers zijn van virulentere vormen, maar de problemen ontstaan volgens van Gils pas in de schuren van vogelhouders. ‘Trekvogels vliegen niet met hoogpathogene virussen rond, en zijn niet de oorzaak van de uitbraken van vogelgriep. Het is eerder andersom. De enige wilde vogels die aan H5N1 zijn gestorven werden gevonden in de buurt van intensieve pluimveehouderijen.’
Jan van Gils volgt ook dit voorjaar weer een groep kleine zwanen bij hun reis naar Siberië. ‘Deze winter hebben we er 28 gemonsterd, waarvan er vijf LPAI bleken te hebben. Die hebben nu een halsband, zodat we de resultaten van vorig jaar kunnen controleren. Verder gaan we ook kijken hoe lang het virus in de vogels aanwezig blijft.’ Dat laatste is niet makkelijk, omdat er maar één keer een cloacamonster kan worden afgenomen. ‘Om de viral load te bepalen gaan we kijken in individuele keutels van gemerkte zwanen. Met een telescoop houden we ze in de gaten, en als we dan een keutel zien vallen gaat een van mijn studenten die opzoeken terwijl de andere hem door de telescoop in zijn blikveld houdt.’
Vleesimport, geen trekvogels
In de eerste week van februari werden in het dorpje Holton in Engeland bijna 160.000 kalkoenen vergast nadat 2600 van hun soortgenoten aan vogelgriep waren gestorven. Inmiddels is duidelijk dat het hier om een uitbraak van hoogvirulente vogelgriep ging: H5N1. Drie personen die na het ruimen van de kalkoenen grieperig werden blijken niet besmet te zijn geweest met het virus, maar hadden waarschijnlijk een normale luchtweginfectie. Een week na het ruimen werd de productie van kalkoenvlees in Holton hervat.
Het nieuwe hoofd van de WHO, de Chinese Margaret Chan, toonde zich bij haar inaugurele rede begin januari uiterst bezorgd over de mogelijkheid van een vogelgriep-pandemie. Die zou kunnen optreden wanneer het virus ook van mens op mens overdraagbaar wordt. Tot nu toe is dat niet het geval. Wereldwijd, met name in Indonesië en Vietnam, hebben in totaal zo’n 270 mensen een infectie met H5N1 opgelopen, waarvan er ongeveer 160 zijn overleden. In Europa vielen de enige menselijke vogelgriepslachtoffers in Turkije. Van de EU- landen bleven tot nu toe alleen Ierland, Portugal en de Benelux gevrijwaard van een H5N1-uitbraak.
De recente Britse vogelgriep werd eerst aan trekvogels geweten, maar lijkt nu waarschijnlijk veroorzaakt door geïmporteerd pluimvee uit Hongarije. De virusuitbraak trad op in gebouwen naast een vleesverwerkingsbedrijf waar kort daarvoor een lading Hongaars vogelvlees was aangekomen. In het zuiden van Hongarije werd in januari H5N1 geconstateerd, en na onderzoek bleek dit virus 99,96 % identiek te zijn aan de in Engeland gevonden H5N1.