Groeiringen zijn een handig hulpmiddel in het onderzoek naar de groeisnelheid van bomen. Wanneer een boom groeit ontstaat er een nieuwe groeiring, om de oude heen. Dit doen de bomen niet om de tijd bij te houden, het gebeurt min of meer per ongeluk. In het ene seizoen groeien ze anders dan in het andere seizoen. Dit geeft kleur-verschillen, die samen met de seizoenen elk jaar terugkomen. Deze kleurverschillen vormen de bekende groeiringen, waar de leeftijd van een boom aan af te lezen is.

Hoe dikker een groeiring is, hoe sneller de boom in dat jaar gegroeid is. De onderzoekers maten de groeiringen op van bijna 460 jonge en oude bomen van verschillende soorten. Het gebruik van deze techniek voor ecologisch onderzoek is nog redelijk nieuw. Met de resultaten van het onderzoek konden de wetenschappers twee theorieën testen over de groei van jonge bomen.
Strijd
De eerste theorie stelt dat snel groeiende bomen meer kans zouden hebben het bladerdak te bereiken. Het bladerdak is de bovenste laag van een bos en ontvangt het meeste zonlicht. Onder het bladerdak is veel schaduw waardoor bomen onder het bladerdek moeite hebben met groeien. Ook vallen er soms afgebroken takken naar beneden die de jonge bomen kunnen beschadigen. Hoe eerder een jonge boom het bladerdak bereikt, hoe eerder hij van het zonlicht kan profiteren en hoe minder takken er op de kruin vallen. In het kort betekent dit dat de snel groeiende bomen zullen overleven en de langzaam groeiende bomen niet.
Door dit effect lijkt het alsof jonge bomen tegenwoordig langzamer groeien dan vroeger terwijl dat niet zo is. De oude bomen hebben al een lange strijd om zonlicht geleverd en alleen de snelle groeiers zijn overgebleven. Bij jonge bomen is de strijd om het overleven nog in volle gang en zijn dus zowel langzame als snelle groeiers aanwezig. Bij het berekenen van de groeisnelheid in de jeugd van die oude bomen vinden de Utrechtse onderzoekers een hoger gemiddelde dan bij jonge bomen. De theorie dat vooral snel groeiende bomen overleven blijkt dus te kloppen.

Regen
De tweede theorie voorspelt een snellere groei van jonge bomen door verandering van het klimaat. Alle bomen en planten gebruiken CO2 als bouwstof om te groeien. Hoe meer CO2 er in de lucht zit, hoe gemakkelijker de bomen dit op kunnen nemen. We hebben de afgelopen 150 jaar flink veel CO2 uitgestoten en er zijn aanwijzingen dat tropische bossen in die tijd sneller zijn gaan groeien. Wetenschappers vermoeden dat de stijgende CO2-concentratie de oorzaak is.
De Utrechtse promovenda Danaë Rozendaal ziet dit terug bij de bomen die de eerste concurrentiestrijd hebben overleefd, maar die nog niet tot in het bladerdak doorgedrongen zijn. Deze bomen groeien soms sneller dan de oudere bomen vroeger deden. Er zijn volgens Rozendaal meerdere verklaringen mogelijk. “Versnelde groei kan veroorzaakt worden door toegenomen regenval of bijvoorbeeld een omvallende boom. Zo’n boom laat een gat in het bladerdak achter waardoor andere bomen meer licht krijgen en beter kunnen groeien. Dat zijn natuurlijke processen.” De promovenda vond geen sporen van toegenomen zonlicht of regenval, dus bleef er nog één mogelijkheid over: “Een verhoogde CO2-concentratie is de meest plausibele verklaring”.
Klimaatverandering
Hard bewijs moet nog geleverd worden, maar het lijkt er op dat de stijgende CO2-concentratie inderdaad invloed heeft op de groei van tropische bossen. Het is belangrijk hier rekening mee te houden in het voorspellen van klimaatveranderingen. In een tijd waarin de klimaatmodellen veel kritiek krijgen kan deze informatie helpen een duidelijk beeld te krijgen van wat ons te wachten staat.
Bron
Danaë M.A. Rozendaal et.al., Tropical tree rings reveal preferential survival of fast-growing juveniles and increased juvenile growth rates over time, New Phytologist (2010) 185:759-769
Zie ook
- Klimaatverandering (Kennislinkthema)
- Dennenboom profiteert van CO2-stijging (Kennislinkartikel)
- Koolstofopslag in het regenwoud (Kennislinkartikel)