Je leest:

Verenigingsleven leidt tot betere baan

Verenigingsleven leidt tot betere baan

Mensen die lid zijn van een maatschappelijke organisatie (variërend van politieke partij tot en met de ouderraad) hebben betere banen dan mensen die dat niet zijn. En beter betekent dan: beter betaald en met een hogere sociale status. Of iemand vrijwilligerswerk doet voor die organisatie doet er minder toe – behalve voor de eerste baan. Dat concludeert socioloog Stijn Ruiter in zijn promotieonderzoek, waarop hij op donderdag 13 maart aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveert.

Politieke partijen, de vakbond, een beroepsorganisatie, een milieugroepering, maar ook het zangkoor, de ouderraad, de sportclub: allemaal maatschappelijke organisaties waarvan het loont om lid te zijn, aldus socioloog Stijn Ruiter. Want leden van dergelijke organisaties hebben beter betaalde banen met een hogere sociale status dan mensen die geen lid zijn van zo’n organisatie en voor het overige dezelfde achtergrond hebben.

Het gaat om het netwerk dat iemand heeft dankzij zo’n lidmaatschap. ‘De vraag daarbij is wel: wat veroorzaakt wat? Krijgen mensen een betere baan omdat ze lid zijn van allerlei organisaties of worden ze gevraagd om lid te worden vanwege hun mooie maatschappelijke positie?’ Dat beide antwoorden juist zijn, heeft Ruiter kunnen vaststellen omdat hij voor zijn onderzoek gebruik maakte van de gegevens uit de ‘Familie-enquête Nederlandse bevolking 2000’.

De familie-enquête is een dataverzameling van de afdeling Sociologie van de Radboud Universiteit Nijmegen waarvan inmiddels vieredities (1992, 1998, 2000 en 2003) verschenen zijn. ‘Het unieke aan de gebruikte enquête is dat we daarin niet alleen vragen naar het beroep en de maatschappelijke participatie van mensen op dát moment, maar naar hun hele carrière op beide en nog vele andere terreinen, met start- en stopjaren. Uit die gegevens kan ik duidelijk concluderen: lidmaatschap van maatschappelijke organisaties wordt gevolgd door betere banen.’

Extra inspanningen geen extra voordeel

Opmerkelijk is dat het lidmaatschap alleen al voldoende lijkt te zijn: vrijwilligerswerk doen binnen de organisatie – in het bestuur zitten, weekenden begeleiden bij de scouting, fondsen werven enzovoort levert geen extra voordelen op. Behalve dan bij de eerste baan: ‘Leden die wel vrijwilligerswerk doen, hebben een betere eerste baan dan gewone leden. Maar voor vervolgbanen leveren extra inspanningen voor de club geen extra voordeel op. Althans, niet voor je carrière.’

Calculerende burgers zouden hun tijd dus beter kunnen verdelen over verschillende lidmaatschappen dan bijvoorbeeld het clubblad redigeren. Ruiter: ‘Een wrange conclusie, vooral voor de verenigingen, die daar natuurlijk niet op zitten te wachten. Maar waarschijnlijk zitten mensen niet alleen maar bij een organisatie om er zelf beter van te worden.’

In het bestuur zitten, weekenden begeleiden bij de scouting, fondsen werven enzovoort, levert geen extra voordelen op.

Betere netwerkkansen

Verenigingen waarvan de leden beroepen met een hogere status hebben, leveren de beste netwerkkansen, stelde Ruiter, niet onverwacht, vast. Dergelijke verenigingen zijn maatschappelijke organisaties als Amnesty International en Vluchtelingenwerk (waarbij het netwerkvoordeel uiteraard alleen kan werken als mensen niet alleen donateur zijn, maar ook bijeenkomsten bijwonen), politieke partijen en milieuverenigingen. Minder kans op een betere baan maken leden van buurtverenigingen, religieuze organisaties en hobbyclubs. ‘Maar: ook leden van die clubs krijgen gemiddeld genomen betere banen dan mensen die helemaal nergens lid van zijn.’

Religie, opleiding en rekrutering

Wie zijn eigenlijk die mensen die lid zijn van een maatschappelijke organisatie? Een antwoord op die vraag zocht Ruiter niet alleen in Nederlandse data, maar in gegevens over ruim 200.000 mensen uit 56 landen. Religie en opleiding blijken de belangrijkste voorspellers. De participatie is hoger wanneer mensen onder relatief religieuze omstandigheden, dus in een tamelijk gelovig land of tijd, zijn opgegroeid. Mensen die vaker naar de kerk gaan, zijn nog vaker lid van een maatschappelijke organisatie die niet per se kerkelijk hoeft te zijn – en verrichten daarvoor ook vrijwilligerswerk.

Ruiter: ’Dat gegeven is al langer bekend en wordt wel verklaard uit de altruïstische levenshouding die belijdend religieuzen zouden hebben. Mij lijkt dat hooguit een deel van het verhaal. Eerder onderzoek heeft al aangetoond dat rekrutering een belangrijke verklaring is voor lidmaatschap van maatschappelijke organisaties: je moet gevraagd worden. Als je regelmatig naar de kerk gaat, is de kans gewoon groter dat je wordt gevraagd om deel te nemen aan een groepje hier of een clubje daar. ’

Een hogere opleiding maakt ook dat mensen vaker gevraagd worden. ‘Voor sommige organisaties, zoals politieke partijen, is een bovengemiddelde opleiding en interesse bijna een noodzaak. En als je eenmaal in één organisatie zit, word je sneller gevraagd voor een volgende.’

Generaties die opgroeien in een tijd met een groot tv-aanbod nemen ook later in hun leven minder deel aan maatschappelijke organisaties. Ongeacht hoeveel uren per dag ze op dat moment naar tv kijken.

Tv, oorlog en communisme

Fnuikende factoren voor deelname aan maatschappelijke organisaties, constateert Ruiter, zijn televisie, communisme en oorlog. ’In alle 56 landen geldt: generaties die opgroeien in een tijd met een groot tv-aanbod nemen ook later in hun leven minder deel aan maatschappelijke organisaties. Ongeacht hoeveel uren per dag ze op dat moment naar tv kijken. Verder worden mensen die opgroeien met oorlog ook minder vaak lid. Dat oorlogservaringen de gemeenschapszin zouden bevorderen, blijkt dus niet uit deze gegevens.

En communisme doet de zaak ook geen goed: hoe langer mensen blootgesteld zijn geweest aan een communistisch regime, des te minder actief ze zijn in verenigingen enzovoort. Maar dat verwachtte ik wel uit de literatuur: de ervaring met min of meer gedwongen clubjes en partijen leidt tot afkeer van het verenigingsleven. De jongere generaties uit postcommunistische landen ervaren een dergelijke weerzin dus minder, waardoor het verenigingsleven in die landen wellicht de komende jaren gaat toenemen.’

Stijn Ruiter deed zijn promotieonderzoek binnen het Nijmegen Institute for Social Cultural Research. Momenteel werkt hij als onderzoeker/docent aan de Radboud Universiteit. Ruiter promoveert op donderdag 13 maart op zijn proefschrift ‘Association in context and association as context: causes and consequences of voluntary asociation involvement’.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Radboud Universiteit Nijmegen.
© Radboud Universiteit Nijmegen, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 06 maart 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.