Je leest:

Veenbrand in de parlementaire democratie

Veenbrand in de parlementaire democratie

Het vertrouwen van de Nederlandse kiezer in de democratie

Auteur: | 8 juni 2010

De Nederlandse politiek lijkt op drift. Verkiezingen laten enorme verschuivingen zien en het vertrouwen van burgers in de Nederlandse democratie is tanende. Opinieleiders als Maurice de Hond menen dat de Nederlandse parlementaire democratie op haar laatste benen loopt. Blijkt dat ook uit onderzoek onder kiezers? Staat de Nederlandse parlementaire democratie op omvallen? Hessel Nieuwelink dook in de kiezersonderzoeken.

Al geruime tijd spreekt Maurice de Hond van een veenbrand in Nederland. Hij meent dat er een grote kloof is ontstaan tussen enerzijds professionele bestuurders, volksvertegenwoordigers en zogenaamde kwaliteitsmedia en anderzijds de burgers. Dit uit zich onder andere in electorale verschuivingen en gebrek aan vertrouwen in de politiek. Politici denken volgens De Hond dat fenomenen als Pim Fortuyn, Jan Marijnissen en Geert Wilders op zichzelf staan, terwijl die in zijn ogen juist op een fundamenteler probleem wijzen: de achterhaaldheid van onze parlementaire democratie. Regelmatig herhaalt hij dan ook zijn verwachting dat de Nederlandse democratie op instorten staat. Heeft hij gelijk?

Staat de democratie op instorten?
Meneer de Braker

Zetelverschuivingen

Ten aanzien van de electorale verschuivingen constateert De Hond een enorme volatiliteit (beweeglijkheid) onder kiezers: in 1994 veranderden 66 Kamerzetels van eigenaar en in 2002 zelfs 92. Dat lijkt inderdaad veel. Bij nadere beschouwing lijkt dat echter mee te vallen. In zijn berekening telt hij het aantal zetels dat partijen verliezen op bij het aantal zetels dat andere partijen winnen. In 1994 verloren CDA, PvdA en Groenlinks samen 33 zetels en wonnen onder andere VVD en D66 samen 33 zetels. Dit komt neer op iets meer dan één vijfde van het totaal. In 2002 betroffen het 46 zetels, iets minder dan een derde. Zo beschouwd is een grote meerderheid van het Nederlandse electoraat tamelijk honkvast. Interessant hierbij is overigens dat het in 2003 en 2006 respectievelijk om slechts 24 en 30 zetels ging. Van een structurele toename lijkt dus geen sprake.

Toenemend wantrouwen?

Aannamen bij deze stelling over ‘het toegenomen vertrouwen in de politiek’ zijn dat er voorheen minder wantrouwen was en dat steeds meer mensen de politiek niet langer vertrouwen als legitiem platform voor de oplossing van maatschappelijke problemen. Dit zou op een systeemcrisis wijzen.

In Het aanzien van de politiek komt Remieg Aerts, hoogleraar Politieke Geschiedenis, tot de conclusie dat elke generatie telkens ‘ongeveer eenzelfde repertoire aan klachten over de parlementaire politiek hanteert’. Klachten over de vunzigheid van de politiek, traagheid, gebrek aan leiderschap, gebrek aan niveau van parlementariërs en een kloof tussen burgerij/de kleine luyden/arbeiders/het volk/de mensen/burgers en de politiek, is zeker niet aan de huidige tijd voorbehouden. Het gebrek aan vertrouwen in het parlement en de regering van nogal wat LPF-, SP- en PVV-stemmers is niet nieuw. Het is goed mogelijk dat dit ook gold voor de kleine luyden tegenover de liberale regeringen van jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw, voor SDAP’ers in de jaren twintig en dertig tegenover de confessioneel-liberale kabinetten van toen en voor de babyboomers van de jaren zestig tegenover de burgerlijke regenten.

Vertrouwen en politiek

Sinds de jaren zeventig wordt bij elke Kamerverkiezing onderzoek gedaan naar politiek vertrouwen en politiek zelfvertrouwen. Het eerste gaat over de mate waarin burgers het functioneren van politieke instituties en -actoren enerzijds waarderen, en het politieke regime (democratie) anderzijds. Politiek zelfvertrouwen betreft de mate waarin mensen denken dat zij invloed op politieke besluitvorming kunnen uitoefenen.

Klik op de illustratie voor een grotere versie.

Figuur 1 toont gemeten fluctuaties in beide vormen van vertrouwen. Opvallend is dat er geen duidelijke trend van afname van beide vormen van vertrouwen is. Het aantal mensen dat tevreden is over het functioneren van de Nederlandse democratie vertoont zelfs een stijgende lijn, met een dip aan het begin van het vorige decennium. Het aantal mensen dat aangeeft politiek vertrouwen te hebben en voldoende competenties denkt te bezitten om aan de politiek deel te nemen blijft redelijk stabiel en neemt in elk geval niet dramatisch af.

Verder valt op dat het aantal respondenten dat aangeeft dat politici vooral op eigenbelang uit zijn ongeveer gelijk blijft. Uit onderzoek van Marc Bovens en Anchritt Wille blijkt dat onder de groep mensen met die opvatting, lageropgeleiden sterk oververtegenwoordigd zijn. Opleidingsniveau speelt dus een belangrijke rol bij politiek vertrouwen en -zelfvertrouwen.

Deze gegevens wijzen dus niet op afnemend vertrouwen in de Nederlandse democratie. Onderzoeken naar het vertrouwen in politieke instituties laten wel een afname daarvan zien in het midden van het vorige decennium (zie figuur 2).

Met EU15 worden de lidstaten bedoeld die al voor 2004 lid van de Europese Unie waren. Klik op de illustratie voor een grotere versie.

Vanaf begin 2002 daalt het aantal mensen dat zegt dat de regering goed functioneert en vertrouwen in haar te hebben. Tegelijkertijd relativeren deze gegevens het idee van toenemend wantrouwen. Allereerst is er in 2006- 2007 weer sprake van een (tijdelijke?) toename in dat vertrouwen. Verder blijkt dat dat vertrouwen midden jaren negentig exceptioneel hoog was. In vergelijkbare lidstaten van de Europese Unie (EU) was dat veel laqer. Daarnaast is de afname in vertrouwen in de regering niet iets specifieks Nederlands. Ook andere EU-landen hebben ermee te maken gehad.

Instemming met beleid

Vertrouwen in de democratie kan ook worden gemeten door te kijken naar het aantal mensen dat met overheidsbeleid instemt. Figuur 3 wijst op een vergelijkbare ontwikkeling als figuur 2. In dezelfde periode is sprake van een dip in het aantal mensen dat met het overheidsbeleid instemt, waarna de instemming weer toeneemt. Ook deze gegevens duiden niet op een continue afname van vertrouwen.

Klik op de illustratie voor een grotere versie.

Veenbrand?

Onderzoek wijst dus niet op een toenemend wantrouwen in de politiek onder Nederlanders. Een meerderheid van het electoraat lijkt tamelijk honkvast te zijn. Het aantal mensen dat vindt dat de Nederlandse parlementaire democratie goed functioneert, is sinds de jaren zeventig zelfs toegenomen; dat laat allemaal wel onverlet dat een omvangrijke groep daar anders over denkt. AI ruim veertig jaar meent ongeveer de helft van het aantal respondenten dat bewindslieden vooral hun eigenbelang dienen en ongeveer veertig procent van de respondenten geeft aan relatief weinig politiek zelfvertrouwen te bezitten.

Interessant is dat opleidingsniveau een sterke verklarende variabele voor dat vertrouwen is. Over de rol die het onderwijs hierbij speelt, is niet veel bekend. Het schaarse onderzoek daarnaar wijst erop dat docenten in het beroepsonderwijs meer nadruk leggen op de disciplinering van hun leerlingen en docenten in het algemeen vormend onderwijs meer de emancipatie van hun leerlingen benadrukken. Het is dan ook wenselijk dat docenten zichzelf de vraag stellen welke rol zij spelen bij het politieke vertrouwen en politieke zelfvertrouwen van hun leerlingen.

Bronnen:

  • C.W.A.M. Aarts en J.J.AThomassen, ’Belangstelling voor politiek en politiek zelfvertrouwen; in: Politieke veranderingen in Nederland 1971-1998: Kiezers en de smalle marges van de politiek, SDU uitgevers, Den Haag, 2000, pp. 35- 56.
  • R. Aerts, Het aanzien van de politiek, Bert Bakker, Amsterdam, 2009.
  • M. Bovens en A. Wille, ‘Politiek vertrouwen langs de meetlat’ in: Socialisme en democratie, (10) 2008, pp. 32-43.
  • M. Bovens en A. Wille, Diploma Democracy. On the Tensions between Meritocracy and Democracy, Utrecht/Leiden, 2009.
  • M. de Hond, De weer uitslaande veenbrand, 27 februari 2010.
  • M. de Hond, Huis van Thorbecke stort in (pdf).
  • Sociaal en Cultureel Planbureau, De sociale staat van Nederland 2009, SCP, Den Haag, 2009.
Dit artikel is een publicatie van Maatschappij & Politiek.
© Maatschappij & Politiek, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 08 juni 2010
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.