Het proefbedrijf van de Texelse ondernemer Marc van Rijsselberghe ligt vlak achter een dijk bij het dorpje Den Hoorn. Direct achter de dijk klotst de Mokbaai, een uitstulping van het zoute Marsdiep. Bij laag water komen daar duizenden wadvogels in het slik naar voedsel zoeken. Onder de dijk door gutst – zij het onzichtbaar – het zoute water. “Die zoute kwel stroomt continu en in ongekende hoeveelheden via de ondergrond uiteindelijk door onze sloten. Dat is dus puur zeewater met een ruime 34 gram van verschillende zouten per liter water. En via de duinen komt van oudsher zoet water in de sloten. De ideale plek voor ons proefbedrijf dus”, zo stelt Van Rijsselberghe nuchter vast.
Toch laat hij niets aan het toeval over. Uit metingen in de duinsloot bleek dat alleen het bovenste laagje zoet was en daaronder zout. Midden op het bedrijf staat daarom nu een enorm voorraadvat met zoetwater. In een kleine container met camouflageprint – “ja, die is ooit van Defensie geweest” – huist het zenuwcentrum van het bedrijf. “Hier worden voor alle verschillende perceeltjes de mengverhoudingen geregeld”, legt Van Rijsselberghe uit. “Met de computer kunnen we bepalen hoeveel zoet- en hoeveel zoutwater er volautomatisch per stukje grond moet worden gedoseerd. Vervolgens houden we met speciale sensoren ook automatisch bij of de grond echt zo zout of zo zoet is als we het per perceeltje bedacht hebben.”
Buiten groeien diverse gewassen, waaronder de inmiddels bekende zoute gewassen als zeekraal en ‘lamsoren’. Op die laatste is Van Rijsselberghe extra trots. “Voor deze ‘lamsoren’ – officieel heten ze zeeasters – hebben we nu een teeltmethode ontwikkeld waarbij je tot in de herfst malse blaadjes van een akker kunt oogsten. Op de kwelder, in het wild, kun je ze dan al lang niet meer oogsten omdat ze dan volop in bloei staan.”

De echte opvallende gewassen staan een eindje verderop. Diverse koolsoorten, wortels, bieten… “De aardappels zijn helaas net uit de grond. Dat is het gewas waar het allemaal mee begon. Een lokale aardappelteler kwam jaren geleden bij mij om te vragen of ik niet een idee had hoe je de zoutgevoeligheid van verschillende aardappelrassen kon testen. Dat is uitgegroeid tot dit proefbedrijf en tot een langdurige samenwerking met wetenschappers van de VU in Amsterdam.”
Met de wetenschap blijkt Van Rijsselberghe enigszins een haat-liefde verhouding te hebben. “Als ik de hooggeleerde dames en heren moet geloven kunnen onze huidige landbouwgewassen eigenlijk niks hebben. Bij het minste geringste beetje zout zouden de planten het al afleggen. Maar met onze proeven hebben we al laten zien dat bepaalde lijnen van diverse gewassen veel meer zout kunnen verdragen dan je in de boekjes leest. Ik ben vooral van het gewoon proberen.”
Dat ‘proberen’ niet altijd tot iets leidt blijkt een paar rijen verderop. Op diverse proefvlakjes is niet veel meer te zien dan wat kwijnende sprietjes. Alleen op het vlak dat 100% zoetwater ontvangt staat een bosje asters te bloeien. Van Rijsselberghe: “Een kweker uit de Haarlemmermeerpolder was bij mij gekomen met de vraag welke asters eventueel wat zout kunnen hebben. Zeker in de diepere delen van de Haarlemmermeer komt aardig wat zilte kwel naar boven. Maar hier blijkt dus dat een aster iets heel anders is dan een zeeaster. Deze bloemen kunnen echt helemaal geen zout verdragen.”
Wereldwijde verzilting
Over de hele wereld hebben landbouwgronden met verzilting te maken. Zoetwaterbronnen worden in zo’n hoog tempo verbruikt dat daar onherroepelijk steeds meer zout in naar boven komt. Tegelijk stijgt de zeespiegel langzaam maar zeker, waardoor de druk van het zoute water op de kuststreken ook alleen maar toeneemt. “Door te zoeken naar die variëteiten van gewassen die wel wat zout kunnen hebben vergroot je automatisch hun potentiële areaal”, stelt Van Rijsselberghe. “Deze winter zijn we bijvoorbeeld begonnen met een proef in Pakistan. Daar is vier miljoen hectare landbouwgrond inmiddels zó verzilt dat je er niet meer met de gewone gewassen op kunt boeren. Dan kan een zouttolerante aardappel dus een groot verschil maken.”
Wereldwijd is er al tenminste anderhalf miljard hectare zilte grond. Daarvan is 300 miljoen hectare potentieel geschikt voor het verbouwen van zoutbestendige gewassen zoals aardappelen, denkt Van Rijsselberghe. “En het mooie is, je hoeft daar vaak niet eens compleet nieuwe gewassen voor te ontwikkelen. Wat wij hier doen is niets anders dan kijken welke beschikbare lijnen wel en welke niet tegen zout kunnen. Tot nu toe werd daar in de selectie niet op gelet. En dan blijkt er dus best veel mogelijk.”
Dat gewassen die met zilt water zijn gevoed niet per se zout smaken blijkt in een andere hoek van het bedrijf. Daar staan de laatste aardbeien van het seizoen, zoeter dan welke aardbei uit de supermarkt dan ook. “Zout werkt als een soort smaakversterker”, legt Van Rijsselberghe uit. “De natuurlijke smaken van een gewas komen hier dan ook sterker naar voren. Zolang het gewas tegen een beetje zout kan natuurlijk.”