Een ware moslim mocht volgens de Jamaat niet ademhalen in een niet-islamitische staat. Hoe kan een radicale partij als de Jamaat overgaan tot het softe post-islamisme?
Irfan Ahmad heeft onderzoek gedaan naar de ideologische verandering van de Indiase Jamaat-e-Islami. Ten tijde van oprichting van de moslimorganisatie, in 1941, betoogde de Jamaat dat het voor een ware moslim verboden was ook maar adem te halen in een niet-islamitische staat. Elke moslim moest streven naar een shari’astaat, een staat waar de islamitische wetgeving telt. Secularisme en democratie waren haram (verboden) en moslims moesten democratische verkiezingen boycotten.
In 1947 werd India door de Britten opgedeeld in een seculiere staat India en een moslimstaat Pakistan. Ahmad richtte zich in zijn onderzoek op de vraag hoe de Jamaat in India is omgegaan de met de nieuwe situatie waarin moslims een minderheid vormden in een seculiere democratie. Hij laat zien hoe iets dat voor de Jamaat voorheen haram was, halal (toegestaan) werd in de periode na de verdeling van India. De Jamaat heeft belangrijke veranderingen ondergaan. Volgens Ahmad is het gedachtegoed van de Jamaat in India nu postislamisme te noemen.
Sayyid Abul A’la Maududi (1903-1979) oprichter van de Jamaat-e-Islami
Post-islamisme is volgens Asef Bayat, directeur van het International Institute for the Study of Islam in the Modern World (ISIM), een nieuwe stroming onder islamitische intellectuelen en gelovigen in een aantal landen van de islamitische wereld. Zij willen de islam zo breed en omvattend mogelijk maken en binnen de islam een plaats geven aan bijvoorbeeld pluralisme en democratie.
Ahmads belangrijkste conclusie is dat islamitische radicalisering niet van de grond komt in een politiek systeem waarin de moslimbevolking niet gediscrimineerd wordt en waarin ze op een democratische en seculiere manier bejegend wordt. Tot aan de jaren tachtig, toen het Indiase politieke systeem nog een meer open, democratisch en seculier karakter had, koos zelfs een radicale partij als Jamaat voor een post-islamistische koers. Deze koers werd uitgedrukt in een groeiende acceptatie van en lof voor secularisme en democratie.
Een belangrijke taak van het Jamaat-e-Islami in India is het brengen van humanitaire hulp, bijvoorbeeld na de aardbeving in Pakistan en India in oktober 2005
In een seculiere democratie waar niet gediscrimineerd wordt, komt islamitische radicalisering niet van de grond. Omgekeerd geldt dat wanneer een politiek systeem discrimineert en vijandig staat tegenover de verlangens en levens van de moslimbevolking, er een grotere kans is op radicalisering.
Dit gebeurde met de Student Islamic Movement of India (SIMI), een splintergroep die zich afscheidde van de Jamaat. Deze organisaite, die in India verboden is, radicaliseerde vanaf de jaren tachtig. Die radicalisering was een reactie op de opkomst van het Hindoe-fundamentalisme en de wrede moorden op moslims. Naar aanleiding van de roep op een ‘Hindoe-natie’ eist de SIMI de vorming van een kalifaat. Een kalifaat is het gecombineerde religieuze, politieke en militaire leiderschap van de gemeenschap van gelovigen. Ook roept de SIMI op tot de Jihad, de strijd tegen het ongeloof.
Irfan Ahmad promoveert 22 november 2005 aan de faculteit sociale wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift heet From Islamism to Post-Islamism: The Transformation of the Jamaat-e-Islami in North India.