Pit verzette veel werk. Ze ging naar 65 Noord-Togolese dorpen waar ze bijna 3700 personen onderzocht. In totaal zijn ongeveer honderdduizend Togolezen besmet met de rondworm. Pit: “Dat is zo’n dertig procent van de bevolking in dat gebied. In sommige dorpen is bijna tachtig procent geïnfecteerd, waaronder baby’s van nog geen jaar. Doorgaans zijn volwassen vrouwen meer besmet dan mannen. Waarom is onduidelijk.”
Het onderzoek van Pit richtte zich vooral op noordelijk Togo, maar de besmetting komt ook in het aangrenzende noorden van Ghana veel voor. In totaal heeft een kwart miljoen mensen de rondwormbesmetting. De afdeling Parasitologie doet onder leiding van dr. Ton Polderman al jaren onderzoek naar deze aandoening.
De worm pleegt een zware aanslag op de energie van patiënten en is daarom een groot probleem in de regio. Er bestaat weliswaar een medicijn (albendazole) dat de aandoening snel geneest, maar binnen enkele maanden zijn velen opnieuw besmet. “Wij werken in dit onderzoek nauw samen met de ministeries van Volksgezondheid van Togo en Ghana. Zij zouden graag zien dat er een definitieve oplossing komt en hebben ons gevraagd hen te helpen bij de bestrijding,” aldus dr. Lisette van Lieshout van de afdeling Parasitologie.
Buikpijn en bloedarmoede
Het gaat om een ingewikkeld gezondheidsprobleem. Allereerst komt de rondworm altijd voor in combinatie met de veel algemenere mijnworm, ook een darmparasiet. Deze mijnworm veroorzaakt bij patiënten vaak buikpijn en bloedarmoede, maar niet hevig. Degenen die ook O. bifurcum met zich meedragen zijn er vaak veel erger aan toe, hoewel bij het overgrote deel van hen aan de buitenkant weinig te zien is. Alleen in de ontlasting zijn eitjes te vinden, maar die zien er onder de microscoop net zo uit als die van de mijnworm. Uitsluitsel is pas mogelijk door de uitwerpselen een week te kweken. Aan de larven, die dan uitgekomen en ontwikkeld zijn, kan de onderzoeker zien of het om de mijnworm of O. bifurcum gaat.
Niet alle details van de levenscyclus van O. bifurcum zijn bekend. Op een of andere manier komen de larven via de mond in de mens. Hoe dat gebeurt is onduidelijk. Lisette van Lieshout: “De larven zijn heel klein. In de slechte hygiënische omstandigheden ter plaatse komen ze via de handen en het eten gemakkelijk in de mond. Maar of het echt zo gaat weten we nog niet. Een andere mogelijkheid is dat de parasiet binnenkomt doordat mensen wel eens aarde eten. In West-Afrika doen vooral zwangere vrouwen dat omdat daarin mineralen zitten.”
Tot leven in kunstmatig maagzuur
Eenmaal in het lichaam passeren de larven de slokdarm en de zure maag. Dat is geen probleem voor ze, want de wormpjes zijn verschrikkelijk sterk, zo blijkt uit Pits proefschrift. Van Lieshout: “Tot onze verrassing kwamen larven die meer dan zes maanden in de buitenlucht waren uitgedroogd en dood leken, weer tot leven in kunstmatig maagzuur. En ze waren nog steeds infectueus.”
Via de maag belanden de larven in de dunne darm. Ze dringen meteen in de wand, waar darmknobbeltjes ontstaan. Bij twee van de honderd patiënten verkleven die met het omringende weefsel buiten de darm tot een grote etterige massa, een zogenaamde tumor van Dapaong, die als een soort onderhuidse pingpongbal op de buik te zien is. Van Lieshout: “Maar bij een deel van de geïnfecteerden zien wij een ander, ernstiger ziektebeeld. De hele darmwand is dan bezaaid met knobbels van één tot vier centimeter die vol etter zitten. De darmen werken dan niet goed meer en de patiënt vermagert flink.”
Na enkele weken kruipen de wormen uit de knobbels terug in de darmruimte. Daar groeien ze uit tot volwassen rondwormen van ongeveer een centimeter lang. De mannetjes en vrouwtjes paren, waarna de eitjes met de ontlasting mee naar buiten gaan. Na vijf dagen komen de larven uit. Daarmee is de cirkel rond.
Veel studenten nodig
Het probleem is voorlopig nog niet opgelost. Van Lieshout: “Binnen vijf jaar hopen we meer te weten over het effect van behandeling van een grote groep mensen. Afhankelijk van de resultaten hebben we dan wel of niet een remedie. Het belangrijkste is te achterhalen wat de bevolking kan doen om besmetting te voorkomen. Daarnaast is het van belang om te weten hoe in Togo en Ghana de rondworm heeft kunnen overgaan van aap naar mens. Het kan aan het contact tussen apen en mensen liggen, maar ook aan genetische verschillen tussen de wormen bij de mens en de aap.”
Voor dit onderzoek zijn veel studenten nodig die in Togo en Ghana willen meewerken aan dit arbeidsintensieve onderzoek. En passant kunnen ze dan bekijken of ze werken in de tropen leuk vinden. Ook de financiering van dit onderzoek is een probleem. De NWO-Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en Ontwikkelingslanden (WOTRO) betaalt een gedeelte, evenals een Deens onderzoeksinstituut (DBL), maar andere bronnen zijn er amper omdat op wereldschaal een kwart miljoen patiënten weinig is. Maar voor Togo en Ghana is het daarom niet minder cruciaal dat er een oplossing komt.