Het Europese non-vaccinatiebeleid is overzichtelijk. Handel tussen ziektevrije landen vindt onbelemmerd plaats tot ergens mond- en klauwzeer (mkz) uitbreekt. Vanaf dat moment worden alle verdachte koeien getest op besmetting met of de aanwezigheid van antistoffen tegen het virus. Bij een positieve uitslag verdwijnt het dier naar de destructor.
Vaccinatie zou dit heldere beeld vertroebelen. Hierbij krijgt een dier dood virus ingespoten zodat het alvast antistoffen gaat maken tegen een eventuele levende ziekteverwekker. Het is (nog) niet mogelijk onderscheid te maken tussen dieren die ingeënt zijn tegen mkz en dieren die besmet zijn met het virus. In geval van een mkz-uitbraak zijn dat ook alle ingeënte dieren verdacht van besmetting en dus waardeloos voor de export.
Niet vaccineren dus, maar in geval van een uitbraak, zoals nu in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, is de enige manier om de epidemie in te dammen het grootschalig preventief ruimen van gezonde dieren. Dr. Aldo Dekker, veterinair en onderzoeker aan het ID-Lelystad, verwacht overigens dat als mkz in Nederland uitbreekt, er wel degelijk gevaccineerd zal worden. ‘De capaciteit van de destructie-fabriek is te klein, we zullen eerst wel moeten enten.’
Zodra de epidemie dan onder controle is, zullen alle gevaccineerde dieren alsnog geruimd moeten worden. Dekker: ‘Gevaccineerde koeien worden niet ziek als ze besmet raken – we hebben een goed vaccin gemaakt! – maar kunnen wel drager blijven van het virus. Als op een boerderij waar zo’n drager rondloopt, kalveren ter wereld komen, zouden die besmet kunnen raken – ze hebben immers geen antistoffen tegen het virus – en zo zorgen voor een nieuwe uitbraak.’
Markervaccin
Het alsnog ruimen van de gevaccineerde dieren is dus noodzakelijk, maar zou niet hoeven als er een markervaccin bestond voor mkz. Met zo’n entstof behandelde dieren zijn gevrijwaard van besmetting met het mond- en klauwzeervirus, terwijl aan de immuunrespons te zien is dat de dieren gevaccineerd en niet besmet zijn.
Dekker legt uit hoe de Nederlandse entstof gemaakt is, die in de toekomst wellicht als markervaccin dienst kan doen. ‘In groeitanks van duizend liter kweken we in een medium het mond- en klauwzeervirus, vervolgens zuiveren we dat op tot zes liter. De brei aan virusonderdelen scheiden we op grootte, zodat we alleen de capside-eiwitten, de verpakking van het virus, overhouden. Dat is het vaccin.’
Dit succesvolle vaccin – ID-Lelystad exporteert het naar veel landen waar mkz heerst, waaronder Vietnam, Taiwan en Saoedi Arabië – kán als markervaccin dienst doen. De crux schuilt in het feit dat een ingeënte koe alleen antilichamen maakt tegen de – ingespoten – capside-eiwitten van het virus. Een besmet dier maakt daarentegen afweerstoffen tegen het complete virus, dus bijvoorbeeld ook tegen andere eiwitten zoals het polymerase. Door in het bloed de verschillende antistoffen aan te tonen, is het onderscheid te maken tussen gevaccineerde en besmette dieren.
Verre Oosten
‘Maar’, zegt Dekker, ‘ons markervaccin is in de doelpopulatie nog niet voldoende gevalideerd. Op basis van laboratoriumexperimenten hebben we de werkzaamheid bewezen, maar eigenlijk moeten we grootschalig enten in gebieden waar mkz heerst, zoals Saoedi Arabië. Dan kunnen we testen of we inderdaad onderscheid kunnen maken tussen geënte dieren en met een veldvirus besmette koeien.’
ID-Lelystad heeft nog geen vergevorderde plannen voor validatie-onderzoek in het Verre Oosten. Het geld ervoor ontbreekt, maar bovendien is het politieke klimaat in Europa er nog niet rijp voor. Tot die tijd kan Dekker zich wel vinden in het beleid van Europese Unie dat stelt dat de huidige markervaccins nog niet goed genoeg zijn. ‘Zonder veld-onderzoek kunnen we niet de allerhoogste zekerheid geven.’
Europese Unie continu bedreigd door gevaarlijk virus
‘De drastische maatregelen om de verspreiding van mond- en klauwzeer tegen te gaan, zijn niet overdreven’, zegt dr. Herman Egberink, viroloog aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Hij legt dat uit aan de hand van de eigenschappen van het virus.
Egberink: ‘Buiten zijn gastheer blijft het virus meerdere dagen infectieus. In de lucht handhaaft het zich, afhankelijk van de omstandigheden, zoals de intensiteit van desinfecterende UV-straling, enkele uren.’ Dankzij deze resistentie kan het virus zich door de lucht tot wel tien kilometer verplaatsen, in het profiel van een autoband een veelvoud daarvan. De weerbarstigheid dankt het mkz-virus aan taaie eiwitten en suikerketens op de capsiden. Het virus is echter niet bestand tegen een lage pH. De ontsmettingsbaden rond boerderijen zouden kunnen bestaan uit citroenzuur. Om de verspreiding van andere ziekten te voorkomen, wordenechter algemenere ontsmettings-middelen ingezet.
Het virus is behalve resistent ook uitermate besmettelijk. Egberink: ‘Een zieke koe scheidt ontzettend veel virusdeeltjes uit, via uitgeademde lucht, melk en feces. Bovendien zijn er maar weinig virusdeeltjes nodig voor een succesvolle infectie, minder dan honderd.’
Het mkz-virus verspreidt zich in een geinfecteerde koe of andere evenhoevige via het bloed door het hele lichaam. Daarom is het vlees van een besmette koe ook een mogelijke besmettingshaard. De klinische verschijnselen blijken voornamelijk uit het afsterven van oppervlakkige epitheelcellen. De dode epitheelcellen laten los van hun ondergrond en trekken daardoor blaren. Met name rond de bek, de klauwen en de uier treden de symptomen op. Waarschijnlijk zijn epitheelcellen op die delen van het lichaam het kwetsbaarst omdat daar de meeste mechanische wrijving plaatsvindt.
Mond- en klauwzeer geneest vrij snel, maar tijdens de ziekte geven de koeien minder melk, soms raakt de melkgifte zelfs blijvend verlaagd. Zo’n vijf procent van de veestapel is slechter af. Egberink: ‘Zieke jonge dieren overlijden doordat infectie van de hartspier leidt tot een accuut hartfalen.’
Het vlees van geruimde koeien is op zich nog eetbaar, mkz is niet overdraagbaar op mensen, maar vanwege het besmettingsgevaar gaan de karkassen niet naar de slager maar naar de destructor.