Je leest:

Turkije’s visie op Europa: Voorbeeld en Vijand

Turkije’s visie op Europa: Voorbeeld en Vijand

Auteur: | 13 augustus 2007

In Europa gaan we ervan uit dat Turkije dolgraag bij Europa wil horen. Turkije heeft inderdaad goede redenen om lid te worden van de Europese Unie, maar de Turkse gevoelens zijn dubbel. Europa is niet alleen voorbeeld, maar ook vijand. Dit stelt Erik-Jan Zürcher, hoogleraar Turkse talen en culturen aan de Universiteit Leiden.

Dat Turkije bij Europa wil horen is geen nieuws. Discussies over de – al dan niet gewenste – toetreding van het land tot de Europese Unie vullen al sinds jaren onze kranten. In dat verband wordt vaak in herinnering gebracht dat Turkije al sinds 1952 lid van de NAVO is en sinds 1963 geassocieerd lid van de E.E.G. (met uitzicht op volledig lidmaatschap); dat het in 1987 het lidmaatschap aanvroeg en dat het in 1999, op de top van Helsinki, officieel door de EU als kandidaat werd erkend, met dezelfde rechten en plichten als de andere Oost-Europese en Mediterrane kandidaat-leden.

Zoals we ons allemaal nog herinneren is in december 2004 in Den Haag besloten met Turkije over toetreding te gaan onderhandelen als nog aan een paar laatste voorwaarden zou zijn vol­daan en sinds 3 oktober (!) 2005 zijn die onderhandelingen ook daadwerkelijk gestart.

“Eindelijk Europa ingegaan”

De successievelijke stappen in het proces van integratie met Europa zijn in Turkije over het algemeen als even zovele successen gevierd. Toen in 1995 de douane-unie tussen Turkije en de EU werd ondertekend, openden de Turkse kranten met koppen als “Eindelijk” en “We zijn Europa ingegaan”. Met name de Turkse elite zag en ziet in de Europese integratie een bewijs dat Turkije zijn bestemming heeft bereikt; dat het een seculier, democratisch, maar bovenal ‘modern’ en ‘beschaafd’ land is geworden.

Dat is ook niet verwonderlijk. In achtergrondartikelen over de Turkse toetreding in de Nederlandse pers is al vaak gememoreerd dat de Turkse ambitie om bij Europa, of ‘het Westen’, te horen helemaal niet nieuw is. Al vanaf de vroege negentiende eeuw zijn de bestuurders van – toen nog – het Ottomaanse Rijk begonnen Europese technologie, maar ook Europese ideeën over wetgeving en bestuur in te voeren.

Ruim voor de Eerste Wereldoorlog, ver voor de stichting van de Republiek Turkije in 1923, was een groot deel van de wetgeving al seculier en gebaseerd op Europese modellen. De Europese bur­gerlijke cultuur had zijn intrede in de grote steden van het Ottomaanse Rijk al gedaan. Thessaloniki, Izmir, Beiroet en natuurlijk Istanbul waren al steden met waterleidingbedrijven, trams, parken, tearooms, herensociëteiten en sportclubs.

Atatürks beschavingsideaal

Het proces van hervorming naar Europees model culmineerde in de jaren dertig van de vorige eeuw in de culturele revolutie die werd ontketend door de stichter van de Republiek Turkije, de voormalige Ottomaanse generaal Mustafa Kemal, die in 1934 van zijn parlement de naam “Atatürk” (Vader Turk) aangeboden kreeg.

Zijn politiek was erop gericht niet alleen de wetgeving en instel­lingen Europees te maken (waarbij de invoering van het Zwitserse burgerlijk wetboek in plaats van de islamitische regelgeving in 1926 de meest ingrijpende stap was). Hij wilde ook de leef- en denkwijze van de Turkse bevolking radicaal transforme­ren en van de inwoners van Turkije innerlijk en uiterlijk Europeanen maken.

Aan hun innerlijk kon hij, in ieder geval op korte termijn, weinig doen, maar het uiterlijk werd aangepakt met de invoering van Europese kleding, schrift, kalender en tijdrekening. Atatürk handelde zeer sterk vanuit een beschavingsideaal. Termen als ‘modern’ en ‘beschaafd’ komen voortdurend terug in de talloze toespraken die hij in de jaren twintig en dertig overal in het land hield.

Mustafa Kemal Atatürk

“Een nieuwe zon zal opgaan”

Een mooi voorbeeld daarvan vormt de in Turkije beroemde rede­voering, die hij in oktober 1933 hield ter gelegenheid van de vie­ring van de tiende verjaardag van de republiek. In die redevoe­ring van nog geen tien minuten komen de termen ‘beschaafd’ en ‘beschaving’ maar liefst acht keer voor. Twee voorbeelden zijn genoeg om zowel de inhoud als de toon te illustreren:

“Wij zullen onze nationale cultuur verheffen tot op het niveau van de hedendaagse beschaving” en: “Vandaag zeg ik met hetzelfde geloof en dezelfde zekerheid dat de hele beschaafde wereld binnenkort nogmaals zal erkennen dat de Turkse natie, die in volledige eensgezindheid opmarcheert naar het nationale ideaal, een grote natie is. Ik twijfel er absoluut niet aan dat de vergeten maar grote beschavingskracht en het grote bescha­vingsvermogen van het Turkse volk, eenmaal ontdekt, als een nieuwe zon zal opgaan aan de horizon van de verheven beschaving van de toekomst.”

Let wel: het is 1933 en hier staat een militaire dictator, een tijdgenoot van Mussolini, Hitler en de vele andere Europese dictatoren van het interbellum, op het toppunt van zijn macht een grote rede te houden voor een volgepakt stadion en waar praat hij over? Niet over territoriale ambities of strijd tegen buitenlandse of binnenlandse vijanden, maar over de noodzaak zelf hard te werken om zo snel mogelijk ‘beschaafd’ te worden en wel zodanig dat de ‘hele beschaafde wereld’ dat ook zal erkennen. Anders gezegd: om Europees te worden met de Europeanen.

Scheidsrechters met kruisvaardersmentaliteit

Geen wonder dus dat het beeld heeft postgevat dat Turkije een land is dat zich bijna ten koste van alles ten doel heeft gesteld deel van Europa te worden. Geen wonder dus ook dat de Europese politiek, en in het kielzog daarvan de Europese publieke opinie, denkt dat Turkije met de pet in de hand staat te wachten en dat het eigenlijk alleen aan de Europeanen is om uit te maken of en wanneer de Turken bewezen hebben voldoende ‘beschaafd’ te zijn voor opname in de Europese familie.

Dat is echter de halve waarheid. Het zou voor de Europese krantenlezers een hele schok zijn als zij een tijdje de Turkse dagblad­pers, met zijn eindeloze hoeveelheid columns (er verschijnen er in Turkije zeker dertig per dag) zouden kunnen volgen. Als ze dat deden, zouden ze zien dat in de berichtgeving, maar vooral in de columns en redactionele commentaren dagelijks gewag wordt gemaakt van de bedreiging die van het Westen, waaronder ook Europa, uitgaat naar Turkije.

Voortdurend wordt verwezen naar complotten om Turkije te verzwakken of misschien zelfs wel op te delen, waarvoor ofwel het oprakelen van de Armeense genocide ofwel steun voor de Koerdische afscheidingsbeweging PKK en de Koerden in Noord-Irak wordt gebruikt. UEFA-scheidsrechters die wedstrijden van Turkse clubs fluiten, worden regelmatig van ‘kruisvaardersmentaliteit’ beschuldigd. Een Turkse film, de Vallei van de Wolven met een rabiaat anti-westerse, vooral anti-Amerikaanse, boodschap was een kassucces en het boek Die gekke Turken, een geromantiseerd verhaal over de Turkse strijd tegen de Griekse bezettings­macht na de Eerste Wereldoorlog, staat al maanden bovenaan de bestsellerslijst.

Wie de Turkse media op dit punt langere tijd volgt, krijgt de indruk dat het gaat om een lange reeks van incidenten die voor het Turkse publiek deel uitmaken van een groter, onderliggend, verhaal: Europa houdt niet van Turkije en is er uiteindelijk op uit het land zwak en klein te houden.

Scheidsrechters die wedstrijden van Turkse clubs fluiten, worden regelmatig van ‘kruisvaardersmentaliteit’ beschuldigd.

Voortdurende afwijzing

Deels heeft deze anti-westerse onderstroom natuurlijk te maken met de gekwetstheid die in Turkije heerst over wat men voelt als de voortdurende afwijzing door de Europese Unie. Deels speelt ook wel de perceptie dat de Verenigde Staten de Koerden in Irak momenteel eigenlijk belangrijker vinden dan Turkije.

Maar de anti-westerse sentimenten zijn al ouder. Hierboven zagen we hoe Atatürks woorden uit 1933 symbool stonden voor de Turkse ambitie deel te gaan uitmaken van de Westerse beschaving. Voor een belangrijke historische tekst die het tegendeel beweert en die symbool kan staan voor het beeld van het Westen als bedreiging hoeven we ook niet ver te zoeken. We vinden die namelijk in het Turkse volkslied.

Het Turkse volkslied, de “Onafhankelijkheidsmars” stamt (althans voor wat betreft de tekst, de melodie kwam pas veel later) uit het voorjaar van 1921. Het was een tijd waarin de Turken, die onder leiding van Mustafa Kemal (de latere Atatürk) vochten voor hun onafhankelijkheid, met de rug tegen de muur stonden. Het hele westen van het land was bezet door een Grieks invasieleger en de verdere opmars van dat leger naar Kemals hoofdstad Ankara kon ieder moment worden verwacht.

In die situatie schreef het Turkse parlement een competitie uit voor een volkslied dat de troepen moreel zou kunnen steunen. Geen van de inzendingen beantwoordde aan de verwachtingen, waarop een van Turkije’s bekendste dichters, Mehmet Akif, werd uitgenodigd een tekst te schrijven.

Diens tekst was onmiddellijk een succes. Toen Akifs woorden werden voorgelezen in het parlement werden ze begroet met applaus en zelfs tranen van ontroering en meerdere malen herhaald. Sindsdien is het de tekst van het Turkse volkslied gebleven.

Deels heeft deze anti-westerse onderstroom natuurlijk te maken met de gekwetstheid die in Turkije heerst over wat men voelt als de voortdurende afwijzing door de Europese Unie. Maar de anti-westerse sentimenten zijn al ouder.

Het tandeloze monster

De Onafhankelijkheidsmars is, net als het Wilhelmus, een lang gedicht waarvan maar twee coupletten regelmatig worden gezongen. De boodschap van die coupletten is een appèl aan vader­landsliefde en een oproep tot standvastigheid. Maar wat zien we als we wat verder kijken, bijvoorbeeld naar het vierde couplet?

“Al is de westelijke horizon omsingeld door een muur van pantser­staal, Ik heb een verdedigingslinie in mijn hart dat vervuld is van geloof. Je bent machtig, wees niet bang! Hoe kan zo’n geloof ooit worden gewurgd Door het tandeloze monster dat jij ‘beschaving’ noemt?”

De beschaving die uit het Westen oprukt en die door Atatürk twaalf jaar later zo zou worden bejubeld, is hier een tandeloos monster dat moet worden bestreden met het wapen van het geloof.

Een enorm contrast, dat de verklaren is uit de totaal verschillende omstandigheden waarin de twee teksten ontstonden. In 1933 lag de onafhankelijkheidsoorlog inmiddels ruim een decennium terug, waardoor de leiders van de republiek zich konden concentreren op een grondige verbouwing van het land om het modern en sterk te maken.

Tien jaar verloren oorlogen

In 1921 was de toekomst nog ongewis en was het zelfs helemaal de vraag of Turkije als onafhankelijk land zou overleven. De hoofdstad, Istanbul, was bezet door de Britten en het hele westen van het land door de Grieken. Amper een half jaar eerder, in de zomer van 1920, hadden de overwinnaars uit de Eerste Wereldoorlog de regering van de sultan gedwongen de Vrede van Sèvres te tekenen, waarbij het oude Ottomaanse Rijk was opge­deeld onder de overwinnaars zelf en hun cliënten (Armeniërs in het oosten, Grieken in het westen, ook de Koerden was autono­mie toegezegd). Voor de Turken bleef maar een klein stukje over. Bovendien was voor de Turken Sèvres niet alleen de afsluiting van één verloren oorlog (de Eerste Wereldoorlog) maar van tien jaar van verloren oorlogen. In 1911 was Italië de laatste Ottomaanse bezetting in Noord-Afrika binnengevallen en was Tripolitanië (het moderne Libië) verloren gegaan. Die oorlog was nog aan de gang toen in oktober 1912 Ottomaanse Rijk werd aangevallen door vier Christelijke Balkanstaten (Griekenland, Montenegro, Bulgarije en Servië) en het vrijwel al zijn Europese gebiedsdelen verloor. De gebieden die nu verloren gingen, waren vaak al vijf­honderd jaar in Ottomaanse handen geweest en een groot deel van de Ottomaanse elite kwam er vandaan.

Geen wonder dus dat ‘Sèvres’, Sevr op zijn Turks, in Turkije een codewoord is geworden, waarmee wordt verwezen naar de hele periode waarin het land telkens weer door Europese agressie, vaak in combinatie met opstanden van christelijke minderheden in het binnenland, was gedwongen gebieden af te staan en akkoord te gaan met vernederende vredesregelingen.

“Het nieuwe Sèvres”

In het huidige Turkije leeft, naast Atatürks ambitie om met snelle en radicale hervormingen van Turkije een land naar West-Europees voorbeeld te maken ook die andere erfenis voort, de herinnering aan een periode waarin Europa levensbedreigend was en Turkije ternauwernood het vege lijf kon redden.

Oud-president Süleyman Demirel verwees met regelmaat naar wat hij noemde “het nieuwe Sèvres”, een samenvattend begrip waarin het hele diep verankerde wantrouwen over de Europese bedoelingen ligt opgesloten. De term wordt in de columns van de Turkse kranten met grote regelmaat herhaald.

Voor degenen die betrokken zijn bij de onderhandelingen over de Turkse toetreding tot de Europese Unie, maar ook voor degenen die de voortgang van het proces willen begrijpen, is het belangrijk te weten dat het beeld dat ‘de andere kant’ van ons heeft com­plex is en zeker niet onverdeeld positief.

Dubbelheid van Turkse gevoelens

Turkije heeft nog steeds heel goede redenen om deel van Europa te willen worden en op een aantal terreinen is het dat ook al, maar als Europa zich niet bewust is van de dubbelheid van de Turkse gevoelens, zal het ook de Turkse opstelling in gevoelige kwesties zoals die van Cyprus moeilijk op waarde kunnen schatten.

In die zin is de situatie een beetje vergelijkbaar met die van Polen, dat ook economisch en politiek een wereld te winnen heeft bij zijn lidmaatschap van de EU, maar door historische factoren (afkeer van Duitsland en Rusland, een zorgvuldig gekoesterd zelfbeeld als land van slachtoffers en tragische helden) keer op keer bereid blijkt alle verworvenheden in de waagschaal te stellen.

Turken zijn geen Polen en Turkije ziet zich, als erfgenaam van een wereldrijk, zeker niet als slachtoffer, maar de overeenkomst zit hem in het belang van de geschiedenis. Staten handelen nu eenmaal, net als mensen, op basis van wat zij zich menen te herinneren.

Erik-Jan Zurcher is hoogleraar Turkse talen en culturen aan de Universiteit Leiden.

Beeldvorming over Europa

Dit artikel is een publicatie van Leidraad (Universiteit Leiden).
© Leidraad (Universiteit Leiden), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 13 augustus 2007
Heb je gevonden wat je zocht?
We zijn onze zoekresultaten aan het verbeteren. Jouw antwoord helpt ons hierbij.