Tropische mieren houden van tuinieren. Ze gebruiken mierenzuur als onkruidverdelger zodat alleen hun favoriete bomen in leven blijven. Volgens de Amerikaanse onderzoekers is dit de eerste publicatie over mieren die mierenzuur voor dit doeleinde gebruiken, zo schrijven ze in Nature deze week.
De bekendste tropische mieren die van tuinieren houden zijn de leaf cutter ants ook wel parasolmieren genoemd. Ze lopen met een groen stukje blad naar hun nest dat de voedingsbodem is voor het kweken van schimmels. De schimmels dienen als voedsel. Parasolmieren zijn als het ware de champignonboertjes van het regenwoud. De biologe Megan Frederickson beschrijft deze week naar zij weet voor het eerst nog een knap staaltje tuinierwerk van een andere tropische mierensoort Myrmelachista schumanni. Deze mierensoort gebruikt mierenzuur als onkruidverdelger zodat er alleen maar bomen van de soort Duroia hirsuta kunnen groeien. En natuurlijk niet toevallig want M. schumanni maakt zijn nesten in de holle stengels van deze boom.
Een D. schumanni werkster valt de plant aan. Ze bijt eerst een gaatje het blad en spuit daarna met het achterlijf mierenzuur in het gaatje. Rechts de aangetaste bladeren. Het lichtgroene weefsel langs de bladnerf is al aan het afsterven. copyright BBC NHU klik op de afbeelding voor een grotere versie
Normaal gesproken vind je in het tropisch regenwoud meestal op iedere 10 vierkante meter een heleboel verschillende bomen en struiken, maar op bepaalde plaatsen in het Peruaanse regenwoud vind je grote groene plekken waar praktisch maar 1 soort voorkomt: D. hirsuta. Alsof je te maken hebt met een aangelegd stukje bos. De lokale indianen zijn van mening dat kwade bosgeesten ervoor gezorgd hebben dat op die plekken maar 1 bomensoort kan groeien. Ze worden dan ook “duivelstuinen” genoemd. Maar gelukkig biedt gedegen wetenschappelijk onderzoek een meer voor de hand liggende verklaring. Niet de bosgeesten maar de mieren zijn verantwoordelijk voor deze gecultiveerde bossen.
Gordon en haar collega’s hadden twee mogelijke verklaringen voor het fenomeen van de “duivelstuinen”. Of de D. hirsuta bomen scheiden een gifstof uit waardoor andere plantjes doodgaan – een biologisch verschijnsel dat allelopathie wordt genoemd. Of de mieren zijn verantwoordelijk en zij zorgen er op één of andere manier voor dat andere plantensoorten geen kans krijgen om zich te vestigen. Om dit uit te zoeken planten de biologen jonge cederboompjes ( Cedrela odorata) bij de voet van een D. hirsuta-boom waarin een mierenkolonie zat en ook op een plek buiten de duivelstuin. De ceder is trouwens een boom die het op andere plekken in het regenwoud prima doet. Een deel van de cederboompjes werd beschermd met Tanglefoot kleefband zodat de mieren die de stam opliepen muurvast kwamen te zitten. Binnen no time zaten op de onbeschermde boompjes werkers die met hun kaken vakkundig een gaatje maakten in de bladeren waarna ze mierenzuur uit hun achterwerk spoten op de kwetsbare plekken. Deze vernuftige manier van onkruid verdelgen bleek zeer effectief want de bladeren gingen binnen 24 uur dood.
Een door mieren aangelegde duivelstuin waar met name D. hirsuta bomen groeien. copyright BBC NHU klik op de afbeelding voor een grotere versie
De beschermde ceders deden het net zo goed als de boompjes die buiten de duivelstuinen groeiden. De biologen concluderen dan ook dat de enige duiveltjes die hier te werk gaan de mieren zijn en er van allelopathie geen sprake is. Hoe kunnen de mieren onderscheid maken welke boom ze wel en niet te lijf moeten gaan? Misschien herkennen de mieren de juiste boompjes wel aan de holle stengels die als nestplaats dienen. De ceders werden opgeluisterd met kunstmatige nestplaatsen in de hoop dat ze dan met rust gelaten zouden worden. Maar helaas, ook deze boompjes werden al snel om zeep geholpen met het mierenzuur. Misschien dat de mieren op de een of andere manier ruiken welke boom ze wel en niet moeten verdelgen. Frederickson doet op dit moment proeven die dat moeten uitpuzzelen.
M. schumanni zorgt met zijn agressieve vorm van tuinieren ervoor dat er genoeg woonruimte is voor toekomstige kolonies. Erg slim dus van deze mieren. Frederickson rekende uit dat de duiveltuin waarin zij onderzoek deed een echte mierenmetropool aan het worden is, met naar schatting 15 duizend koninginnen aan het roer en 3 miljoen werkers. Aangezien de kolonie ooit begonnen is met 1 koningin en 1 D. hirsuta boom schat Frederickson dat haar duiveltuin ruim 800 jaar oud is. Gelukkig bestaat de duivelstuin “maar” uit 351 bomen anders zou het hele tropisch regenwoud in korte tijd maar een saai cultuurbos worden waar maar weinig plaats is voor andere planten en dieren dan mieren.
Zie ook:
- Over allelopathie bij zoetwaterplanten (Kennislink artikel)
- Bosmieren desinfecteren nest met hars (Kennislink artikel)
- Project Amazonas (Engelse website o.a. over dit onderzoeksgebied)