De sleutel tot een absoluut gehoor ligt niet in de genen, maar in je talenkennis. Onderzoekers van de University of California (VS) hebben aangetoond dat sprekers van een toontaal, waarin toonhoogtes een betekenisonderscheidende functie hebben, beduidend vaker toonhoogten kunnen benoemen dan sprekers van niet-toontalen. De kritische leeftijd voor taalverwerving lijkt hiermee ook te gelden voor het verwerven van een absoluut gehoor.
Jimi Hendrix

Mensen met een absoluut gehoor kunnen zonder een referentietoon nauwkeurig de toonhoogte van een toon benoemen. Ze kunnen meteen zeggen of een toon bijvoorbeeld een cis of een d is. Vaak komt deze vaardigheid niet voor: in Europa en Amerika heeft slechts één op de tienduizend mensen een absoluut gehoor. Hoewel Mozart, Sinatra en Jimi Hendrix tot dit selecte gezelschap behoorden, zijn het lang niet altijd musici. In Aziatische landen komt een absoluut gehoor maar liefst negen keer vaker voor dan in Europa en Amerika. Lange tijd dacht men daarom dat het in de Aziatische genen zat.
Diana Deutsch, onderzoekster aan de Californische universiteit, verwachtte echter dat toontalen ook van invloed konden zijn op de ontwikkeling van een absoluut gehoor. In een toontaal draagt de toonhoogte waarmee een woord wordt uitgesproken bij aan de betekenis. Het Mandarijn en het Vietnamees zijn zulke toontalen. In het Mandarijn betekent bijvoorbeeld ‘ma’ afhankelijk van de gebruikte toon ‘moeder’, ‘hennep’, ‘paard’ of ‘schelden’. Deutsch redeneerde dat het leren van een toontaal erg lijkt op het verkrijgen van een absoluut gehoor. Mensen die door de verwerving van een toontaal gevoeliger zijn voor toonhoogte-variaties zouden daardoor ook beter toonhoogtes kunnen benoemen.

Afkomst is geen garantie
Deutsch testte 203 Amerikaanse conservatoriumstudenten op hun vaardigheid om tonen te benoemen. Ze deelde de studenten op in vier groepen: één groep autochtone Amerikanen en drie groepen Oost-Aziatische Amerikanen met ouders uit China of Vietnam. De drie Oost-Aziatische groepen waren goed, redelijk goed of niet goed in ‘hun’ toontaal. Ook de leeftijd waarop de studenten begonnen met hun muziekonderwijs nam Deutsch mee in haar analyse.
In onderstaande grafiek is duidelijk te zien dat studenten die redelijk tot goed vaardig zijn in een toontaal beter zijn in het benoemen van tonen. Oost-Aziatische studenten die niet goed zijn in een toontaal scoren ongeveer even slecht als de autochtone Amerikaanse studenten. Ook een vroege aanvang van het muziekonderwijs blijkt een positief effect te hebben op het absolute gehoor.

Hoewel ook hier blijkt dat een absoluut gehoor vaker voorkomt bij mensen van Aziatische afkomst, is een Aziatische afkomst geen garantie voor een absoluut gehoor. Het zit ’m dus niet in de genen. De vaardigheid in een toontaal en de beginleeftijd van het muziekonderwijs lijken een grotere rol te spelen bij het kunnen benoemen van toonhoogtes. Ouders die hun kind een absoluut gehoor willen meegeven raadt Deutsch dan ook aan om hun kind al op vroege leeftijd kennis te laten met muziek en het notenschrift. Dan is het nog gevoelig voor de toonhoogtevariaties die ook belangrijk zijn bij toontalen.
Bron: Absolute pitch among students in an American music conservatory: Association with tone language fluency, Diana Deutsch, Kevin Dooley, Trevor Henthorn, Brian Head, Journal of the Acoustical Society of America, mei 2009.
Zie ook:
- Het karakter van het Chinees
- Absoluut gehoor (Wikipedia)