Je leest:

Toename UV-straling boven Nederland

Toename UV-straling boven Nederland

De zon is de belangrijkste bron van ultraviolette straling waaraan mens en milieu worden blootgesteld. Door aantasting van de ozonlaag, als gevolg van de uitstoot van CFK’s, is de hoeveelheid UV straling wereldwijd, en in ook Nederland, de laatste decennia toegenomen. Blootstelling aan UV kan leiden tot nadelige gezondheidseffecten, zoals huidveroudering, huidkanker, staar en verminderde afweer. Maar UV is ook nodig voor een goede aanmaak van vitamine D.

Het UV-onderzoeksprogramma van het RIVM is met name gericht op de analyse van de UV-belasting van mens en milieu in relatie tot ozonafbraak en klimaat verandering. Het meest schadelijke deel, UVB wordt voor een belangrijk deel tegengehouden door de ozonlaag, UVA is minder schadelijk en wordt niet tegengehouden door de ozonlaag. Bewolking houdt beide gedeeltelijk tegen en is daardoor van grote invloed op de werkelijke UV-belasting. Door de hoeveelheid UVB te vergelijken met de hoeveelheid UVA kan dus alleen de invloed van ozon bekeken worden.

De winter van 2004 op 2005 was de ozonlaag boven het noordpoolgebied veel kouder dan normaal. In de tweede helft van januari was de temperatuur zelfs de laagste van de afgelopen 35 jaar. De extreem lage temperaturen, in combinatie met de aanwezigheid van CFK’s (chloorfluorkoolstoffen, komen voor in o.a. drijfgassen in spuitbussen) en zonlicht, leiden momenteel tot afbraak van ozon.
RIVM

Begin dit jaar werd er internationaal melding gemaakt van extra ozonafbraak als gevolg van extreem lage temperaturen in de afgelopen winter boven het noordpoolgebeid. Uit eerder RIVM onderzoek kwam al naar voren dat een sterke ozonafbraak in het noordpoolgebied in de winter (zie hyperlink hieronder) later in het (voor)jaar gevolgen kan hebben voor de hoeveelheid ozon op onze breedtegraad en dus ook voor de UVB-belasting (NOP report no. 410 200 112 (2002)).

Rond 20 maart 2005 registreerde het RIVM een voor deze periode van het jaar uitzonderlijk hoge UVB-belasting ten gevolge van bijzonder lage ozonwaarden. Het blijkt dat de gemeten ozonwaarden eind maart nog nooit zo laag geweest zijn. Voor de lichtbewolkte dagen 20 en 21 maart 2005 is de dagsom aanzienlijk hoger dan normaal, zie de rode piek in afbeelding 1. De curve geeft het gemiddelde uit de periode 1996-2004 aan en het gearceerde gebied de normale verwachting (1 standaarddeviatie) van jaar tot jaar. Omdat de zonnestand in maart lager is dan in de zomer en de dagen korter zijn, zijn deze verhoogde waarden echter niet zo hoog als wat zomers normaal is. De UV-index voor deze periode was vergelijkbaar met waarden die je pas een maand later verwacht.

Afbeelding 1. De dagsommen van erytheem UV (hoofdzakelijk UVB-straling) in 2005 ten opzichte van het gemiddelde in de periode 1996-2004.
RIVM

In afbeelding 2 wordt gecorrigeerd voor bewolkingseffecten. Ook deze curve toont de 2005-gegevens ten opzichte van het gemiddelde uit de periode 1996-2004; het gearceerde gebied laat de normale spreiding (1 standaarddeviatie) van jaar tot jaar zien. Nu blijkt nog duidelijker de uitzonderlijke situatie rond deze dagen. De hoge piek rond laat een verhouding van UVB/UVA zien die bijna 60% hoger is dan normaal. De verhouding tussen UVB en UVA bereikt rond 20 maart vrijwel de zomerse waarde.

Afbeelding 2. Verhouding van dagsommen erytheem UV (hoofdzakelijk UVB) en langgolvige straling (340-350 nm) in het UVA-gebied.
RIVM

De hoge UVB-belasting door de lage ozonwaarden is waarschijnlijk in een groot gebied in Europa opgetreden. Vanuit de satelliet is geregistreerd dat voor een deel van west en midden Europa de ozonwaarden rond 20 maart zeer laag waren (zie in afbeelding 3 het donkerblauwe gebied over Europa).

Afbeelding 3. Gebied met lage ozonwaarden over west en centraal Europa (blauwe band over Europa) op 20 maart 2005.

Hoewel de stratosferische wintertemperaturen in het noordpoolgebied van jaar tot jaar sterk verschillen is er de laatste decennia een trend waarneembaar dat de koude winters steeds kouder worden, mogelijk als gevolg van klimaatverandering.

Het is daarom goed mogelijk (maar nog niet bewezen) dat het uitzonderlijk hoge UVB-niveau van de afgelopen dagen samenhangt met de interactie tussen klimaat en ozonproblematiek. De toekomstige ontwikkelingen blijven moeilijk te voorspellen, al zullen de genomen maatregelen ter bescherming van de ozonlaag naar verwachting uiteindelijk wel tot een herstel van de ozonlaag moeten leiden. De termijn waarop blijft echter ongewis, en klimaatverandering kan ook in directe zin door middel van verandering van circulatiepatronen en bewolking van belang zijn voor de toekomstige UV-belasting. Metingen en modelstudies kunnen meer inzicht geven in de te verwachten ontwikkelingen, het RIVM participeert daarom in internationaal onderzoek op het gebied van klimaat-ozon-invloeden op de UV-belasting

Het UV-monitoring programma van het RIVM wordt uitgevoerd in opdracht van het Milieu en Natuur Planbureau. De resultaten worden jaarlijks gerapporteerd in het Milieucompendium. De analyse methoden worden mede ontwikkeld in het kader van het EU-project SCOUT.

Ozon:

UV-straling:

Dit artikel is een publicatie van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
© Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 04 april 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.