Waarom hadden we eigenlijk een verzorgingsstaat nodig, en hoe hebben we deze gekregen? Waarom zijn er verschillen typen verzorgingsstaten? Wat doet een verzorgingsstaat eigenlijk? Waarom moeten we de verzorgingsstaat hervormen? En waarom is dat zo lastig? Antwoorden op deze vragen zullen de kwaliteit van het debat over de richting van de verzorgingsstaat ten goede komen, dus het is tijd ze te stellen.
Dit artikel maakt deel uit van het lustrumblog dat de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit ter ere van haar vijftigjarig bestaan heeft opgezet. Wekelijks bloggen wetenschappers over een actueel onderwerp dat te maken heeft met het lustrumthema ‘Maatschappij in de maak’. Volg het lustrumblog hier!
Waarom hadden we eigenlijk een verzorgingsstaat nodig, en hoe hebben we deze gekregen?
In een notendop hadden kapitalistische democratieën een verzorgingsstaat nodig vanwege de negatieve gevolgen die modernisering met zich meebracht. De snelle economische en sociale ontwikkelingen in de 19e eeuw leidden tot kapitalistische arbeidsmarkten die niet werden gereguleerd en daardoor resulteerden in armoede en sociale ellende.
Het antwoord hierop waren wetten die arbeiders beschermden tegen deze negatieve gevolgen, of die compensatie boden voor het optreden ervan (bijvoorbeeld bij een ongeval). Het werd steeds duidelijker dat zowel de markt als “het gezin” niet in staat waren om dit soort sociale risico’s te dekken en dat de staat deze rol op zich moest nemen. Tegelijkertijd was de verzorgingsstaat ook een instrument van de heersende elite om te zorgen dat de arbeidersklasse verbonden werd aan de staat, zodat ze niet in opstand zou komen.

Waarom zijn er verschillen typen verzorgingsstaten?
De rol van de staat, en de effecten, varieerde tussen landen. Het maakte vooral een groot verschil of de middenklasse wel of geen onderdeel was van de politieke coalitie vóór de verzorgingsstaat. Indien de middenklasse dit niet was, ontstond een liberale, uitgeklede verzorgingsstaat die bovenal een laatste vangnet bood en waar verzekering via de markt dominant was (bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk).
Indien de (agrarische) middenklasse en de arbeidersmiddenklasse de handen ineen sloegen, ontstond de meest royale en herverdelende verzorgingsstaat (zoals in de Scandinavische landen). En indien de verzorgingsstaat werd opgebouwd met steun van de Christendemocraten – die vanwege hun religieuze wortels door klassen heen gaan –, ontstond een verzorgingsstaat die erg royaal is voor de mannelijke kostwinnaar (maar niet voor andere groepen) en weinig herverdelend is (zoals in Nederland).
Recente data laten zien dat, ondanks alle sociaaleconomische veranderingen die hebben plaatsgevonden en ondanks de hervormingen van verzorgingsstaten, deze drie typen verzorgingsstaten nog altijd duidelijk herkenbaar zijn.
Wat doet een verzorgingsstaat eigenlijk?
Het korte antwoord hierop zal iemand als Halbe Zijlstra mogelijk niet bevallen; de verzorgingsstaat doet namelijk heel veel. Toch is het lastig om de precieze invloed van de verzorgingsstaat op, bijvoorbeeld, armoede of ongelijkheid vast te stellen. Maar het is duidelijk dat de verzorgingsstaat burgers beschermd tegen zowel “oude” sociale risico’s (ouderdom, ziekte en werkloosheid, bijvoorbeeld) als “nieuwe” sociale risico’s (zoals de combinatie van arbeid en zorg).

Opvallend is dat de dekking van sociale risico’s in veel gevallen niet is verslechterd in de afgelopen jaren, maar juist is verbeterd. Hoewel de hoogte van bijvoorbeeld uitkeringen in veel gevallen wel gedaald is, hebben meer groepen burgers er recht op. Naast het dekken van sociale risico’s helpen verzorgingsstaten ook bij het verminderen van armoede en ongelijkheid. De verschillende typen verzorgingsstaten verschillen hier wel sterk in (het Scandinavische sociaaldemocratische regime doet dit het best; het liberale regime het slechts).
Waarom moeten we de verzorgingsstaat hervormen? En waarom is dat zo lastig?
Verzorgingsstaten moeten ten eerste hervormd worden omdat geen enkele verzorgingsstaat sociale risico’s volledig dekt, armoede volledig voorkomt, en ongelijkheid blijft reduceren. Ten tweede moeten verzorgingsstaten hervormd worden vanwege de sociaaleconomische en demografische veranderingen die “vragen” om aanpassing. Globalisering, vergrijzing en de toename van participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt zijn hier voorbeelden van. Hervormingen doorvoeren is, ook al is er een “noodzaak”, echter enorm lastig. Zo zijn er sterke institutionele krachten, zoals vakbonden, die hervorming tegenwerken, omdat de status quo van de verzorgingsstaat in hun voordeel is.

Hervormen van de verzorgingsstaat is doorgaans een electoraal riskant project omdat kiezers er niet op zitten wachten. Vooral sociaaldemocratische, socialistische en Christendemocratische partijen kunnen stemmen verliezen als zij toch hervormen. De meeste regeringen nemen dit risico niet, behalve wanneer hun politieke positie en/of de economische situatie dusdanig slecht is dat ze toch al verwachten op basis daarvan de verkiezingen te verliezen (denk aan slechte peilingen, oplopende werkloosheid, teruglopende economische groei). Als regeringen dan toch gaan hervormen, zetten ze doorgaans strategieën in om met de bijbehorende schuld weg te komen. Een andere “grote” vraag over de verzorgingsstaat is of zij de huidige financiële en economische crisis kan overleven. Het antwoord op deze vraag is: ja!
Lees verder:
Waarom de verzorgingsstaat kan overleven, is binnenkort te lezen in het tweede deel van dit tweeluik op Kennislink. Kun je niet zo lang wachten en/of wil je meer lezen over de grote vragen uit dit artikel? Lees dan het boek Comparative Welfare State Politics: Development, Opportunities, and Reform, geschreven door Barbara Vis en Kees van Kersbergen, dat onlangs verscheen bij Cambridge University Press.
Barbara Vis is hoogleraar Politieke Besluitvorming aan de Vrije Universiteit bij de afdeling Bestuurswetenschap & Politicologie en leider van het VIDI-project HIGH-RISK POLITICS.