Je leest:

The only way is up

The only way is up

Auteur: | 22 mei 2008

Onder invloed van een opwarmend klimaat schuiven wereldwijd soorten naar polen en bergtoppen. Tot ze niet verder kunnen.

Op het noordelijk halfrond is de noordelijke verspreidingsgrens van soorten gemiddeld met 6,1 kilometer per tien jaar en de hoogtegrens met 6,1 meter per jaar opgeschoven. Biologe Camille Parmesan van de University of Texas is lid van het IPCC en bekend van meta-analyses over opschuivende soorten (zie ook Bionieuws 2, 31 januari 2003). Vorig jaar integreerde ze in het decembernummer van Annual Review of Ecology, Evolution, & Systematics de resultaten van 866 peer-reviewed papers over klimaatverandering. Een greep uit de resultaten.

Onderzoek naar de verspreiding van 12 Britse vogelsoorten laat een gemiddelde noordelijke expansie van 18,9 kilometer in twintig jaar zien. Bij Europese vlinders is hetzelfde patroon zichtbaar. Van 57 niet-trekkende vlinders blijkt tweederde op te schuiven naar het noorden, variërend van enkele tientallen tot meer dan tweehonderd kilometer. En 23 van 24 Amerikaanse libellensoorten in gematigde streken schoven gemiddeld 88 kilometer op tussen 1960 en 1995. In Nederland komen tegenwoordig steeds meer soorten korstmossen voor, allen afkomstig uit het zuiden. De toename in de laatste jaren is vooral te danken aan de temperatuurstijging.

Ook de rosse kolibrie, Selasphorus rufus, heeft zijn overwintergebied de afgelopen dertig jaar zo’n vierhonderd kilometer uitgebreid. Van Mexico komt de vogel nu veel voor in het zuidelijk deel van de VS. Op vergelijkbare wijze schuiven Noord-Afrikaanse soorten op naar Spanje en Frankrijk, zoals bijvoorbeeld de kleine monarchvlinder, Danaus chrysippus. Deze vlinder vestigde zich voor het eerst in Spanje in 1980 en komt inmiddels in vele, grote populaties voor.

Op de polen verandert vanalles. De dalende hoeveelheid zee-ijs veroorzaakt een afname in ijs-algen waardoor krill, Euphausia superba, het moeilijk krijgt. Krill is weer een belangrijke voedselbron voor vissen, zeevogels, en mariene zoogdieren.

Minder zee-ijs betekent ook minder zeeijs-afhankelijke pinguïns, zoals de keizerpinguïns en de adeliepinguïns. De andere kant van de medaille is dat oceaan-pinguïns zoals de kinbandpinguïn (Pygoscelis antarctica) en de ezelspinguïn (Pygoscelis papua) het juist erg goed doen.

Ook de twee Antarctische bloemplanten maken gebruik van de warmere polen. Het gras Deschampsia antarctica en de Antarctic pearlwort (Colobanthus quitensis) koloniseren voorheen ontoegankelijke gebieden.

Op de noordpool verandert bijvoorbeeld de diatomee- en ongewerveldensamenstelling in meren, ‘koudere’ soorten verdwijnen ten faveure van ‘warmere’, hetzelfde geldt voor de toendravegetatie. En het gaat slecht met de ijsbeer. Zowel aan de noordelijke als aan de zuidelijke kant van diens habitat neemt de hoeveelheid ijs af en dalen de aantallen gestaag in de laatste decennia.

Bergklimaat verdwijnt, dus krijgen niet-bergbewoners een kans. Vogelsoorten die voorheen in het Costa Ricaanse laagland voorkwamen, zijn de afgelopen twintig jaar gaan broeden in bergbossen. In Costa Rica zijn veel amfibiën uitgestorven die afhankelijk waren van ‘mistbossen’, extreem vochtig tropisch bos op berghellingen.

Zwitsers onderzoek naar 26 bergen laat zien dat alpiene flora sinds 1940 sterk is opgeschoven naar de toppen. In Siberië en in de Canadese Rocky Mountains is de boomgrens hoger geworden. Een Noord-Amerikaanse vlinder, Euphydryas editha, is op lagergelegen berghellingen uitgestorven en komt nog slechts voor op hogere stukken. De vlinder is daardoor gemiddeld zo’n 105 meter de hoogte ingegaan.

De vraag is of soorten zich kunnen aanpassen aan het nieuwe klimaat. Daar lijkt het niet op: opschuiven of uitsterven, is het devies. Parmesan erkent dat evolutionaire veranderingen optreden, maar ze stelt dat ‘er weinig bewijs is dat de genetische verschuivingen groot genoeg zijn om het voorspelde uitsterven van soorten te voorkomen’.

Dit artikel is een publicatie van Bionieuws.
© Bionieuws, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 22 mei 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.