Je leest:

Terreurorganisaties aangeslagen na dood leider

Terreurorganisaties aangeslagen na dood leider

Auteur: | 4 mei 2012

Precies een jaar geleden doodden Amerikaanse troepen Osama bin Laden, leider van terreurorganisatie Al Qaida. Dit leek een overwinning, maar wetenschappers zijn verdeeld over de vraag of het uitschakelen van terroristenleiders wel zo’n goede strategie is in de strijd tegen terrorisme.

Enkele dagen na de aanslagen door Al Qaida op 11 september 2001 verklaarden de Verenigde Staten het terrorisme de oorlog. Een van de belangrijkste doelen was de organisatoren achter deze aanslagen neerhalen. De bekendmaking, bijna 10 jaar later, door president Obama dat de oprichter en leider van Al Qaida is gedood, zorgde voor grote vreugde en opluchting onder Amerikanen.

Voor veel landen, waaronder de Verenigde Staten, is het uitschakelen van terroristenleiders een belangrijke strategie in de strijd tegen terrorisme. De dood of arrestatie van hun leider zou organisatorische chaos veroorzaken, waardoor terroristen moeilijk nieuwe terreurdaden kunnen plannen of zelfs als groepering uiteenvallen. Critici waarschuwen echter dat het niet alleen moreel en ethisch verwerpelijk is om het recht in eigen hand te nemen en aangewezen terroristen gewoonweg te doden, maar dat hierdoor de vastberadenheid en gewelddadigheid van hun volgelingen alleen maar zal toenemen.

Succesverhalen

De gedachte dat het verlies van de leider een organisatie (tijdelijk) kan schaden, is een kwestie van simpele organisatiekunde. Als een leider wegvalt, kost dat gewoonweg tijd om te herstellen. Maar volgens onderzoeker veiligheidsstudies en majoor in het Amerikaanse leger Bryan Price zijn juist terroristische organisaties bij uitstek gevoelig voor het verliezen van hun aanvoerders. Dit komt, beargumenteert hij, doordat terreurgroepen illegaal, gewelddadig én idealistisch van aard zijn.

Een illegaal bestaan maakt het formeel vastleggen van een leiderspositie en opvolgingsprocedures moeilijk en onwenselijk, want dergelijke informatie biedt overheden veel te veel mogelijkheden om de terreurgroep op te rollen. Daarbij komt, zegt Price, dat leiders van gewelddadige en clandestiene organisaties hun eigen volgelingen ook niet graag alle kennis en instructies geven om de organisatie over te kunnen nemen. Ze vrezen vaak evenzeer voor een interne aanslag op hun positie.

Monument het oog dat huilt voor slachtoffers van politiek geweld in Peru
poreltrigo, flickr

Bovendien verlaten terroristische bewegingen zich volgens Price vaak op inspirerende leiders, die kunnen overbrengen waarom levens op het spel dienen te staan voor bepaalde idealen. Zulke charismatische leiders zijn moeilijk te vervangen en in combinatie met het ontbreken van een duidelijke opvolgingslijn komt hun dood of arrestatie daarom extra hard aan.

Dat terroristische organisaties inderdaad gevoelig zijn voor het verlies van hun leider, bleek bijvoorbeeld toen de Peruaanse terreurbeweging Lichtend Pad het zonder leider Abimael Guzmán moest stellen. Met zijn arrestatie in 1992 was Lichtend Pad niet geheel verslagen, maar er kwam wel een einde aan een lange reeks van meedogenloze aanslagen.

Verlies leider vergroot overlevingskans

Toch legt het doden of arresteren van leiders terreurgroepen lang niet altijd lam. De Amerikaanse politicoloog en terrorisme-expert Daniel Byman onderzocht het effect van de veelvuldige aanslagen die het Israëlische leger met succes pleegde op kopstukken van de Palestijnse beweging Hamas. Het aantal terroristische aanslagen door Hamas bleek daarna alleen maar te zijn toegenomen, al vielen daarbij minder doden dan eerder het geval was.

Voor terreurbeweging FARC in Colombia komt de Amerikaanse sociale wetenschapper Jenna Jordan zelfs tot de conclusie dat het steeds opnieuw uitschakelen van FARC leiders helemaal geen invloed heeft gehad op het aantal dodelijke terroristische aanslagen.

Om echt te kunnen uitmaken of het elimineren van terroristenleiders effectief is, stelde Jordan een veel grotere dataset samen. Ze analyseerde 298 gevallen waarin leiders uit 96 verschillende terreurbewegingen van buitenaf uitgeschakeld werden. In de overgrote meerderheid van de gevallen weerstaan terroristische organisaties een dodelijke aanslag op hun leider, zo benadrukt Jordan. Slechts in 17% van de 298 aanslagen op terreurleiders viel de terreurorganisatie in de twee daarop volgende jaren daadwerkelijk uiteen.

Uit Jordan’s onderzoek blijkt dat terreurorganisatie Al Qaida de dood van leider Bin Laden waarschijnlijk wel zal overleven.
Hamid Mir, Wikicommons

Uit statistische analyses concludeert Jordan bovendien dat met name oudere, grote en religieuze groeperingen zoals Al Qaida het beste bestand zijn tegen het wegvallen van hun leider.

Aanslagen op terreurleiders hebben volgens Jordan zelfs een onverwacht negatief effect. Ze vergeleek de levensduur van de terroristische organisaties die hun leider verloren met 169 andere terreurgroepen die dat nooit meemaakten. Wat bleek, juist terreurbewegingen waarvan nooit een leider was uitgeschakeld bleken snéller uiteen te vallen. Het tot doelwit maken van terroristenleiders is dus helemaal geen goede strategie, concludeert Jordan, want het maakt zelden een snel einde aan terreurbewegingen en hangt zelfs samen met een grotere overlevingskans van de terroristische organisaties.

Overlevingskans juist kleiner na verlies leider

Maar Bryan Price en zijn collega in veiligheidsstudies Patrick Johnston zijn het totaal niet met Jordan eens. Dit voorjaar publiceerden Johnston en Price ieder hun eigen onderzoek naar het effect van aanslagen op terroristenleiders in het vooraanstaande tijdschrift International Security.

Johnston benadrukt dat het aanpakken van leiders op zichzelf geen wondermiddel is. Hij analyseerde 118 pogingen tot het doden of arresteren van terroristische kopstukken. Zijn conclusie is dat in de 46 gevallen waarin dat ook inderdaad lukte, de kans dat overheden uiteindelijk als winnaar van de strijd tegen de terreurorganisatie uit de bus komen 25 tot 30 procent groter is. Als onderdeel van een breder counterterroristisch plan, stelt Johnston, biedt het uitschakelen van terreurleiders dus wel degelijk een substantieel voordeel.

Compilatie van foto’s geschoten door het leger van de Verenigde Staten als verbeelding van de oorlog tegen het terrorisme.
Poxnar, Wikicommons

Ook Price stelde zijn eigen dataset van terreurorganisaties samen. Hij bestudeerde 207 terroristische groepen, waarvan bij 131 de leider werd uitgeschakeld. Ook Price benadrukt dat het verlies van de leider niet per se een onmiddellijk einde aan terreurorganisaties maakt.

Maar verder staan zijn conclusies lijnrecht tegenover die van Jordan. Price’ statistieken laten zien dat met het uitschakelen van de leider de kans dat een terreurbeweging uiteindelijk uiteenvalt gemiddeld 3 keer groter is dan wanneer de leiding nooit tot doelwit is gebombardeerd. Terwijl dit effect voor oudere organisatie nihil is, vallen terreurgroepen die het in hun eerste jaar zonder leider moeten doen zelfs 8 keer vaker uiteen.

Wetenschappelijke uitgangspunten

In de berekeningen van Price maakt het uitschakelen van leiders de overlevingskans van terreurbewegingen dus wel degelijk veel kleiner, terwijl Jordan aantoonde dat deze strategie contraproductief is omdat de levensduur van terreurgroepen hierna juist langer is. Hoe kan het dat zij tot zulke tegenstrijdige conclusies komen?

Het antwoord ligt wellicht in hun aanvankelijke selectie van terreurgroepen. Beide wetenschappers stelden hun eigen lijst met terreurorganisaties samen, mede met behulp van reeds bestaande registers zoals de Amerikaanse MIPT database. Price had echter een aanvullende eis. Hij nam alleen groeperingen op die niet alleen als terreurbeweging te boek staan, maar ook ten minste vier gewelddadige aanslagen pleegden waarbij minimaal één dode viel. Zo verzekerde hij zich ervan alleen daadwerkelijk gewelddadige terroristische organisaties mee te rekenen. Jordan deed dat niet.

Het Duitse Ministerie van Binnenlandse Zaken was in 1999 het doelwit van de radicale Duitse beweging Autonomous Decorators. In hun enige aanslag ooit, gooiden zij zakken verf tegen dit gebouw aan. Toch staan Autonomous Decorators nog altijd te boek als terroristische organisatie.
Fischchen, Wikicommons

Het zou kunnen dat organisaties die in staat zijn meerdere destructieve aanslagen op touw te zetten, sowieso hardnekkiger zijn dan andere bewegingen. Dat terreurgroepen die de uitschakeling van hun leider meemaakten in Jordan’s onderzoek een langere levensduur hebben, ligt daarom misschien niet aan het verlies van de leider op zich. Want als met name de leiders van de meest gewelddadige terreurgroepen het doelwit van antiterreurcampagnes zijn, zijn zij wellicht oververtegenwoordigd in Jordan’s steekproef van 96 organisaties die hun leider zo verloren en ondervertegenwoordigd in haar 169 groepen waarbij dat niet gebeurde.

Door alleen de meest gewelddadige terreurbewegingen in zijn vergelijking op te nemen, laat Price zien dat in het heetst van de strijd terreurgroepen wel degelijk sneller uiteenvallen na uitschakeling van hun leider.

Verslagen Al Qaida

Eén standpunt delen Price en Jordan wel: Als terreurgroepen meer dan 20 jaar oud zijn, heeft uitschakeling van leiders nauwelijks effect. Al Qaida bestond al 26 jaar bestond toen bin Laden en andere kopstukken vorig jaar gedood werden en zal hiermee volgens hen dus niet ten dode opgeschreven zijn. Toch is deze operatie wel degelijk een grote klap voor Al Qaida geweest, stelt Price. Edwin Bakker, hoogleraar aan het Centrum voor Terrorisme en Counterterrorisme van de Universiteit Leiden, is het daarmee eens.

Volgens Bakker blijkt uit de observaties van verschillende veiligheidsdiensten dat de handelingsvrijheid van Al Qaida nu wel enorm beperkt is. Op de korte termijn, stelt Bakker, is het uitschakelen van terroristenleiders dan ook echt een effectieve aanpak.

“Er is wel bewijs voor dat hun bewegingsvrijheid zo beperkt is dat gewone communicatie heel moeizaam gaat. (…) Dat heeft een verlammend effect.” De organisatie moet nu voortdurend allerlei maatregelen nemen om niet ontdekt te worden. “Dat is allemaal energie en tijd die ze niet aan iets anders kunnen besteden. Als je dat dan vergelijkt met de periode voor 9/11 toen ze kampen hadden waar volop getraind kon worden en waar mensen elkaar konden ontmoeten, dan is dat een enorm verschil.”

Ethiek in de praktijk

Maar Bakker benadrukt dat er op de lange termijn grote bezwaren aan deze counterterroristische strategie kleven. Ten eerste roept het zonder vorm van proces doden van tegenstanders essentiële vraagstukken op van juridische en ethische aard. “Als jij ergens in Amerika bepaalt dat iemand een terrorist is en die krijgt niet de kans om zich daarvoor te verdedigen, die krijgt alleen een raket op zijn kop en die is dood, dan is wel de vraag: mag dat, kan dat?”

Een tweede probleem is dat van collateral damage, de onbedoelde slachtoffers die vallen waar terroristenleiders het doelwit waren. “Het komt nogal eens voor dat je mis zit, collateral damage zoals dat heet. Als dat allemaal meisjes in een school betreft (…), dan kan het ook wel eens betekenen dat mensen zich tegen je keren. Dat elke terrorist die je uitschakelt, of wilt uitschakelen, weer vijf nieuwe terroristen oplevert die ervoor in de plaats komen.

Niet alleen het doden, maar ook het buiten de rechter om arresteren en gevangen zetten van vermeende terroristen, zoals gebeurt in Guantánamo Bay, is een grove mensenrechtenschending, stelt Amnesty International dat al jaren tegen dit gevangenenkamp protesteert.
casmaron, flickr

Dus op de lange termijn moet je wel antwoord hebben op juridische vragen en moet je zorgen dat de collateral damage beperkt is, want anders zijn dat pijnlijke overwinningen.”

Het uitschakelen van de terroristenleiders is dus geen wonderwapen dat een onmiddellijk einde aan terrorisme kan maken. Toch blijft het een interessante counterterroristische strategie, zegt Bakker, omdat het de operationele capaciteit van terreurorganisaties wel degelijk inperkt. “Kijk, het is altijd heel makkelijk als academicus en vanuit Europa te zeggen: ‘nou ja, dat mag allemaal niet’. Maar als ik de Amerikaanse president was en ik heb al die verantwoordelijkheid om de terroristen aan te pakken die 3000 van mijn burgers doodden en die tot op de dag van vandaag mijn land bedreigen, dan zou ik misschien dat wapen toch ook in blijven zetten.”

Bronnen

  • Johnston, P.B., Does decapitation work? Assessing the effectiveness of leadership targeting in counterinsurgency campaigns, International Security 36/4 (2012): 47-79.
  • Jordan, J., When heads roll: assessing the effectiveness of leadership decapitation, Security Studies 18/4 (2009): 719-755.
  • Bakker, E., Terrorisme en contraterrorisme in de schaduw van 9/11: tien jaar angst voor terrorisme, Internationale Spectator 65/7/8 (2011): 375-379.
  • Price, B.C., Targeting top terrorists: how leadership decapitation contributes to counterterrorism, International Security 36/4 (2012): 9-46.
  • Byman, D., Do Targeted Killings Work?, Foreign Affairs 85/2 (2006): 95-111.

Zie ook:

Meer over terrorisme op Wetenschap24:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 04 mei 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.