Je leest:

Taal is net zo ingewikkeld als ons DNA

Taal is net zo ingewikkeld als ons DNA

Auteur: | 1 februari 2006

William Labov (1927) wordt gezien als de grondlegger van de sociolinguïstiek, een tak van de taalkunde die zich richt op sociale variatie binnen taal. Labov was één van de eerste taalkundigen die de taal van de straat tot onderwerp van studie maakte. In dit artikel een interview met deze beroemde taalkundige, waarin met name wordt ingegaan op het proces van taalverandering.

William Labov wordt gezien als de grondlegger van de sociolinguïstiek. In januari 2006 gaf hij een collegereeks over taalverandering aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, als onderdeel van de LOT-winterschool. De Landelijke Onderzoekschool Taalwetenschap (LOT) organiseert twee keer per jaar cursussen voor promovendi. (foto: Mathilde Jansen)

In 1963 publiceerde William Labov een artikel over zijn onderzoek op het Amerikaanse eiland Martha’s Vineyard. Hierin toonde hij aan dat er een verband was tussen de verschillen in uitspraak van de inwoners, en hun houding ten opzichte van de toeristen. Labov liet hiermee zien dat kennis van sociale variatie noodzakelijk is om het taalsysteem te kunnen beschrijven en om een beter begrip te krijgen van taalverandering. De sociolinguïstiek was geboren. Naast attitude werden ook variabelen als leeftijd, sekse en sociale klasse gerelateerd aan taalvariatie. Van Labov verschenen talloze boeken en ook nu, op 78-jarige leeftijd, loopt hij nog steeds voorop in de sociolinguïstiek. Afgelopen maand kreeg ik de kans om met deze beroemde taalkundige te spreken en hem vragen te stellen over van alles en nog wat over taal.

Hoe denkt u over het talenonderwijs op de middelbare school?

Ik weet niet hoe het in Nederland gesteld is, maar in de Verenigde Staten wordt het talenonderwijs op de middelbare school steeds slechter. Docenten en studenten vinden de stof te saai. En dat is erg vreemd, want taalkundigen vinden taal juist erg interessant. Het wordt dus tijd dat taalkundigen goeie studieboeken gaan schrijven voor de scholen.

Misschien zouden we op die manier misverstanden over taal weg kunnen nemen. Maar deze misverstanden zijn diep geworteld. Veel mensen denken bij taalonderwijs in eerste instantie aan het leren van de standaardtaal. En veel mensen denken dat de geschiedenis van taal gelijk is aan de geschiedenis van geschreven taal, maar volgens taalkundigen is het de geschiedenis van de gesproken taal.

Er zou meer aandacht besteed moeten worden aan het taalsysteem, en aan de manier waarop misverstanden ontstaan in menselijke communicatie. Mensen denken vaak dat ze anderen goed begrijpen, maar als je beter kijkt zie je dat er heel veel misverstanden ontstaan door taal.

“Mensen denken vaak dat ze anderen goed begrijpen, maar als je beter kijkt zie je dat er heel veel misverstanden ontstaan door taal.”

U doet veel onderzoek naar taalverandering. Wat is het verschil in dit opzicht tussen de Verenigde Staten en Nederland? De VS is een nieuw land en de klankveranderingen die plaatsvinden zijn ook nieuw. De talen hier zijn maar een paar eeuwen oud en ze veranderen erg snel. In Nederland zijn de dialecten veel ouder, maar tegenwoordig worden de verschillen kleiner en kleiner. De dialecten groeien steeds meer naar elkaar toe. Toch is er zowel in de VS als in Nederland eenzelfde tendens te bespeuren: lokale dialecten verdwijnen en regionale dialecten worden sterker. In de VS divergeren deze regionale dialecten (d.w.z. ze groeien uit elkaar), terwijl de scheiding tussen taalvariëteiten in Europa vooral wordt bepaald door politieke grenzen.

Uit praktische overwegingen is het logisch dat mensen steeds pogingen doen om een uniforme taal te creëren, om dialecten samen te brengen tot één standaard. En toch zie je steeds weer dat talen uit elkaar groeien. Ook in de VS divergeren de regionale dialecten. Mensen denken dat we allemaal hetzelfde gaan praten door het medium televisie, maar dat is niet het geval.

“Mensen denken dat we allemaal hetzelfde gaan praten door het medium televisie, maar dat is niet het geval.”

Waarom verandert taal?

Dat is de reden voor mensen om taalkunde te gaan studeren, om daar een antwoord op te vinden. Alle grote taalkundigen hebben gezegd dat de oorzaken van taalverandering onbekend zijn. Er zijn wel verklaringen, maar het zijn er teveel, er is geen éénduidig antwoord op de vraag waarom taal verandert. Het volgende voorbeeld is veelzeggend. Er kwam een keer een vrouw op me af die me vroeg: waarom zeg ik toch constant oi terwijl ik dat niet wíl zeggen? Er is een grote kloof tussen wat we denken en doen. Het is typisch dat het menselijk handelen vaak in strijd is met het denken. Mijn huisarts vertelde me eens: de helft van de klachten waar mensen mee komen komt voort uit gewoontes waarvan men zich wel degelijk bewust is dat het slechte gewoontes zijn. Als je iemands taalgebruik opneemt en hem of haar vervolgens confronteert met zijn of haar eigen uitspraak hoor je vaak: oh, dat ben ik toch niet?

Wat maakt taal zo uniek?

Als wij (taalkundigen) mensen interviewen, op het platteland of in de stad, dan zijn er weleens oudere mensen die zeggen: “well you know I really like these new cars they have today and these computers they are wonderful”, een minderheid van de mensen zegt dit. Maar nog nooit in de hele geschiedenis heeft een ouder persoon gezegd: “It is awfully nice the way young people talk these days, it is so much better than when I was a child”, dat gebeurt nooit! Er is dus iets unieks aan taal waardoor mensen elke verandering zien als een verslechtering.

“Nog nooit in de hele geschiedenis heeft een ouder persoon gezegd: ‘It is awfully nice the way young people talk these days, it is so much better than when I was a child’, dat gebeurt nooit!” …Behalve in de reclame dan.

Op welke manier heeft de sociolinguïstiek de studie van taal veranderd?

Toen ik begon als taalkundige, werd het taalkundig onderzoek vooral gedaan door mensen die zich opsloten op een kamertje en zichzelf afvroegen welke taaluitingen goed waren en welke niet. Naar mijn idee moest er meer aandacht besteed worden aan de taal van de straat. De man van de straat gebruikt elke dag taal, zonder zichzelf vragen te stellen over de manier waarop hij die taal gebruikt. De sociolinguïstiek begint met de vraag wat mensen werkelijk zeggen: Wat je als eerste ontdekt is een grote hoeveelheid aan variatie. Dan zoek je methodes om deze variatie te bestuderen. In de sociolinguïstiek zijn nieuwe statistische hulpmiddelen geïntroduceerd waarmee we interessante ontdekkingen hebben gedaan over taal.

Tijdens mijn onderzoek in de stad New York ontdekte ik dat de verschillende taalvarianten die gesproken werden gerelateerd waren aan sociale klasse en stijl. Deze mensen dachten dat ze verschillend spraken, maar als ze aandacht besteedden aan hun uitspraak bleken ze allemaal hetzelfde te spreken. Er bleek een schaal te zijn van meer informele naar meer formele vormen. De formele vormen werden gebruikt wanneer mensen zich bewust waren van hun spraak, de informele vormen wanneer men zich minder bewust was.

Mensen weten niet dat ze eigenlijk dezelfde varianten in hun talige repertoire hebben. Ze spreken dus eigenlijk hetzelfde, en toch beweren ze altijd dat “de anderen” een vreselijke uitspraak hebben.

“Tijdens mijn onderzoek in de stad New York ontdekte ik dat de verschillende varianten die gesproken werden gerelateerd waren aan sociale klasse en stijl.”

Hoe ziet de toekomst van de sociolinguïstiek eruit?

Ik heb het kwantitatieve onderzoek gestimuleerd in ons vakgebied. Mijn idee is dat je nooit iets kan bewijzen op puur kwalitatieve wijze. Er moet dus een meer kwantitatieve en experimentele benadering komen binnen de taalkunde. Het probleem is dat taal zo snel verandert, en dat je niet elk aspect van taal kunt onderzoeken. Je moet je dus richten op die aspecten van taal die het onderzoeken waard zijn.

Taal is eigenlijk net zo ingewikkeld als ons DNA. Maar op een onderzoek naar DNA werken soms wel 500 mensen, terwijl een taalkundig onderzoek het meestal met twee of drie mensen moet doen. De kunst is om empirisch onderzoek en taalkundige theorie samen te laten komen, zodat we de cruciale vragen kunnen isoleren. Onze intuïties over taal zijn misschien wel voor negentig procent juist, maar we moeten ons concentreren op die gebieden waar onze intuïties niet betrouwbaar blijken te zijn.

“Taal is eigenlijk net zo ingewikkeld als ons DNA. Maar op een onderzoek naar DNA werken soms wel 500 mensen, terwijl een taalkundig onderzoek het meestal met twee of drie mensen moet doen.”

Wat is uw zienswijze op taalverandering?

Taalkundigen hebben twee modellen ontwikkeld om taalverandering te verklaren. Eén ervan is het Family Tree Model. Net als in een echte stamboom kun je de relatie van verschillende talen in vertakkingen weergeven: onderaan vind je de talen die het meest van elkaar verschilllen, en bovenaan vind je de oertaal die aan het begin staat van alle talen. Kritiek op dit model komt vooral van taalkundigen die zeggen dat talen elkaar beïnvloeden door taalcontact, en dus geen gescheiden entiteiten zijn.

Family Tree Model

“Uit sociolinguïstische studies weten we dat er grote verschillen zijn tussen hoe kinderen en volwassenen taal leren. Het is waar dat kinderen fantastische taalleerders zijn. Maar volwassenen zijn dat niet.”

Hoe kunnen we deze twee modellen samenbrengen? Uit sociolinguïstische studies weten we dat er grote verschillen zijn tussen hoe kinderen en volwassenen taal leren. Het is waar dat kinderen fantastische taalleerders zijn. Maar volwassenen zijn dat niet. Wat ik duidelijk wil maken is dat het Family Tree Model tot stand komt door de taalverwerving van kinderen. Zij leren taal op een ontzettend nauwkeurige en snelle manier, en nemen op die manier de taal bijna vlekkeloos over. De beïnvloeding van talen door taalcontact daarentegen, is het werk van volwassenen. Als een taal zich verspreidt en buurtalen beïnvloedt, vertroebelt het systeem doordat volwassenen geen goede taalverwervers zijn. Zij letten niet op de details. Het verschil tussen eerste en tweede taalverwerving is dus cruciaal.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 01 februari 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.