
Nijmegen, zomer 1942. Nadat een aantal Joden aan de Kelfkensweg zijn gearresteerd, wordt hun huis door de Sicherheitsdienst geplunderd. Ook SS-agent Anton Wiebe is van de partij. Hij is van plan zijn meegebrachte koffer vol te stoppen. Tijdens de rooftocht vindt hij een fles jenever waar hij niet vanaf kan blijven. Binnen de kortste keren is hij stomdronken. Als hij de volgende dag met een kater wakker wordt, merkt hij dat hij alleen een leeg sigarenkistje als buit heeft meegenomen.
Uniek archief
Dit verhaal is te vinden in Wiebes strafdossier. Het ligt in het Nationaal Archief, tussen de maar liefst 500.000 andere dossiers van Nederlanders die na de oorlog werden verdacht van collaboratie of oorlogsmisdaden. De strafdossiers vormen tezamen een uniek archief: het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Het CABR is een bijzonder rijk archief met onder andere duizenden processen-verbaal over arrestaties van joodse onderduikers en verzetsstrijders. Van de meeste arrestanten waren de gegevens over hun gevangenneming tot dusver onvindbaar: het CABR is een archief van daders en daardoor slechts op één manier te raadplegen: via de naam van de dader.
Nabestaanden van de slachtoffers weten vaak niet wie hun vader, opa of oom arresteerde, waardoor hun onderzoek al snel op een dood spoor belandde. Met een handvol historici werkte ik aan een project om een gedeelte van het CABR ook op naam van slachtoffers toegankelijk te maken. In de strafdossiers vonden we de namen van 9.000 gearresteerde Joden en 12.000 mensen die opgepakt werden vanwege activiteiten die de bezetter niet beviel. Dat liep uiteen van het dragen van een oranje speldje tot het plegen van een gewapende aanslag. Door dit onderzoek kan het Nationaal Archief geïnteresseerde nabestaanden nu beter van dienst zijn.
De mogelijkheid om meer informatie te verzamelen over het lot van de slachtoffers is niet het enige resultaat van het onderzoek. We zijn bij ons werk op zoveel nieuwe gegevens gestuit over de Jodenvervolging en de strijd tegen het verzet dat we besloten ze te verzamelen, te ordenen en vast te leggen. In het najaar van 2011 verscheen het boek Jodenjacht en in maart 2013 kwam De jacht op het verzet uit.

Uitgeverij Balans
De jacht op het verzet
Het boek beschrijft de wreedheid en het sadisme, gestimuleerd door overmatig drankgebruik, door de geüniformeerde Nederlandse evenknie van de Duitse bezetter. Verzetsmensen werden gruwelijk gemarteld en zonder proces geëxecuteerd, huizen werden geplunderd en in brand gestoken en frustraties werden ongecontroleerd botgevierd op hulpeloze slachtoffers.
Deze informatie komt uit ruim 200 strafdossiers van veroordeelde oorlogsmisdadigers, die samen 12.000 mensen arresteerden voor kleine en grote verzetsdaden. Gegevens over hun gevangenneming waren vaak onbekend, omdat ze in de strafdossiers stonden van de oorlogsmisdadigers die de arrestanten achter slot en grendel hadden gezet. En de namen van deze oorlogsmisdadigers waren vaak onbekend bij de slachtoffers of hun nabestaanden.
De honderden verhalen die door de onderzoekers Elias van der Plicht, Marie-Cecile van Hintum, Margot van Kooten, Anne-Marie Mreijen en Liesbeth Sparks zijn opgeschreven, zijn onder redactie van Ad van Liempt gerangschikt tot de Jacht op het verzet.
Alcoholmisbruik
Eén van de opvallendste zaken die bij het onderzoek naar boven kwam, is de rol die alcohol speelde tijdens de bezetting. Het verhaal over de stevig drinkende SS-agent Anton Wiebe komen we in Jodenjacht tegen. Het staat niet op zichzelf. De jagers op Joden en het verzet dronken bij het leven. In de ideologie van de nationaalsocialisten was dronkenschap een gruwel. Maar zoals zo vaak kwamen ideologie en praktijk niet altijd overeen. Met name aan het einde van de oorlog verslapte de discipline.
In De jacht op het verzet zijn misstanden die onder invloed van drank werden gepleegd verzameld: tientallen verhalen over dronken SD’ers, politieagenten, en landwachters. De drank zorgde voor excessen. Ons onderzoek leidt tot de conclusie dat alcohol tijdens de Tweede Wereldoorlog een factor van belang was. Een onderschatte factor bovendien, want voor zover kon worden nagegaan, is over de rol van sterkedrank in de Tweede Wereldoorlog tot dusver vrijwel niets gepubliceerd.

Hoe kwamen al die agenten, SD’ers en landwachters aan drank? Niet door het te kopen – daar was alcohol te schaars en dus te duur voor geworden. In het eerste jaar van de oorlog was een borrel nog voor vijftien cent te krijgen. Maar in de laatste oorlogsjaren moest soms wel meer dan tien gulden voor een neutje worden neergelegd. Drank werd daarom niet gekocht maar gestolen.
In Zwolle verloor een drankhandelaar op die manier zijn voorraad. Twee dagen nadat hij ongeveer 1400 liter jenever had binnengekregen, stond een groep landwachters voor de deur. Eén van hen vroeg of er onlangs nog alcohol was binnengekomen. De drankhandelaar leidde de landwachters naar de opslagplaats, waarop hun leider uitriep: “Ha, hier staat jenever genoeg! Hier is wat voor ons bij en ook voor de kameraden in Deventer.” Ze haalden een bakfiets en namen ruim tachtig liter jenever, vijf flessen advocaat en zeven liter oude klare mee.
Geweten sussen
Een teveel aan alcohol leidt tot wantoestanden, dat is in tijden van vrede niet anders dan in een oorlog. Maar doordat gedurende de Tweede Wereldoorlog juist de mensen die het geweldsmonopolie hadden vrij gemakkelijk aan drank konden komen en zo vaak te diep in het glaasje keken, ontstonden grote misstanden.
In Leeuwarden bijvoorbeeld. De SD’er Grundmann mishandelde daar samen met een collega Douwe Harkema, die zijn huis had opengesteld voor onderduikers. De twee SD’ers leken geen haast te hebben: terwijl ze Harkema de ene na de andere harde klap gaven, dronken ze in de tussentijd jenever. Toen Harkema na het verhoor naar zijn cel werd gebracht, zag de gevangenisdirecteur dat hij volkomen in elkaar was geslagen.

Na de oorlog, tijdens het strafproces tegen Grundmann, vertelde de gevangenisdirecteur over de dag dat Harkema hardhandig werd verhoord. Hij zei: “Het bleek mij dat Grundmann, ondanks het feit dat het nog vroeg in de morgen was, onder invloed van alcoholische drank verkeerde.” Het is slechts één voorbeeld uit een reeks aan verhalen.
Bij acties waarbij arrestanten zwaar mishandeld werden, was de sterkedrank wellicht ook een middel om het opspelende geweten te sussen. Dat leidde tot paradoxale situaties, want juist door die drank ontstonden alleen maar grotere wantoestanden en martelpraktijken.
Eén van de meest treffende briefjes die we in de dossiers vonden, was van de vrouw van Gerrit Holla, een landwachter uit Roermond die meer dan zestig arrestaties had verricht. Holla dronk naar eigen zeggen meer dan een liter jenever per dag en kon daardoor zijn handen niet thuishouden. Na de oorlog werd hij opgepakt. In de gevangenis kreeg hij post van zijn vrouw. In het briefje confronteerde ze hem nog eens met zijn drankmisbruik. Ze schreef: “Ja lieve, had je maar naar mij geluisterd. Die vuile drank is de schuld van alles”.

Over de auteur
Elias van der Plicht studeerde geschiedenis, politicologie en Italiaanse taal en cultuur aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. Hij is freelance historicus en journalist en verbonden aan historisch onderzoeksbureau Studio Storia. Elias van der Plicht is co-auteur van Jodenjacht (2011) en De jacht op het verzet (2013). In deze boeken schreef hij over het kopgeld dat voor het oppakken van Joden werd uitgekeerd, over de nazi-methoden die bij het oprollen van verzetsgroepen werden gebruikt en over de rol van alcohol bij die arrestaties.