Je leest:

Steeds vroeger lente

Steeds vroeger lente

De zachte winters van de laatste jaren hebben hun uitwerking op het groeiseizoen. De bladontplooiing of bloei van bomen en planten in het voorjaar is sinds 1988 aanmerkelijk vervroegd.

Uit onderzoek in ons land blijkt bijvoorbeeld dat de paardebloem in de jaren negentig gemiddeld rond 15 maart tot bloei kwam. Dat is een maand eerder dan in het tijdvak 1975-1988. Klein Hoefblad (bloei tegenwoordig rond 26 februari) en speenkruid (bloei nu rond 2 maart) kwamen gemiddeld bijna vier weken eerder in bloei.

De paardebloem is er ook steeds vroeger bij: liet deze bloem zich in de jaren ’70 en ’80 pas halverwege april zien, sinds de jaren ’90 staat ze al een volle maand eerder in bloei.

Duitse onderzoekers, die gebruik maken van een netwerk van tuinen in verschillende Europese landen komen tot vergelijkbare resultaten. Deze tuinen, waarvan er een te vinden is bij de Wageningen Universiteit, zijn speciaal ingericht voor onderzoek van de invloed van klimaatveranderingen op bomen en planten.

In de jaren 1943-1968 werden dergelijke waarnemingen verricht door het KNMI in De Bilt. Daarvoor was een beroep gedaan op tal van vrijwilligers. Uit dat onderzoek bleek dat de hoeveelheid warmte vanaf 1 februari, de warmtesom, maatgevend is voor het moment van het tot bloei komen en ontplooiing van het blad. Op basis hiervan konden indertijd ook voorspellingen worden gedaan. De winters zijn nu echter zó zacht, dat de ontwikkelingen in de natuur vanaf 1988 vaak al in januari beginnen. De warmtesom zou tegenwoordig beter vanaf 1 januari bepaald kunnen worden. De behoefte aan warmte verschilt sterk: hazelaars hebben soms begin januari al voldoende warmte gehad om tot bloei te komen, terwijl acacia’s pas in juni zover zijn.

Waarom de knoppen uit beginnen te lopen in de lente

In het voorjaar reageren bomen op de hoger wordende temperatuur, vooral als de grond opwarmt. In de wortels neemt dan de druk van de sapstroom toe, waardoor het water naar takken en twijgen wordt gepompt en de bomen weer uitlopen. Ook het hormoon abscisinezuur (vroeger dormine) is verantwoordelijk voor het uitkomen van de knoppen. Het wordt in het blad aangemaakt tijdens de groeiperiode. Vervolgens hoopt het hormoon zich op in de knop, en zorgt ervoor dat de knop in rusttoestand komt te verkeren. Hierna wordt het abscisinezuur geleidelijk afgebroken. Dit gebeurt alleen bij lage temperaturen. Hiermee wordt voorkomen dat na een paar warme winterdagen de knoppen al uit kunnen lopen. Wanneer het abscisinezuur is afgebroken en de temperatuur is nog te laag, wordt het uitlopen van de knoppen tegengegaan doordat er nog niet voldoende water kan worden opgenomen. bron: de Natuurkalender

Eerder in de 20e eeuw zijn in de omgeving van Wageningen waarnemingen gedaan door de Nederlandse Phaenologische Vereniging. Uit gegevens van die periode blijkt dat de bloeitijd varieert met de temperatuur. In de jaren vijftig en begin zestig was sprake van een steeds vroeger beginnend bloeiseizoen, daarna begon het seizoen weer later. In 1988, 1989 en 1990, toen de winters extreem zacht waren, stond alles veel eerder in bloei. Sindsdien lagen de data steeds heel vroeg met uitzondering van 1996, toen de winter en ook de maand maart koud was. Vroege bloei kan leiden tot meer nachtvorstschade en kan ook de gevoelige periode voor hooikoortspatiënten verlengen.

Dit artikel is een publicatie van Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).
© Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 25 april 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.