Sport kan vertrouwensbanden smeden, de basis leggen voor vriendschappen, vertrouwen bieden in de goedgezindheid van medemensen en zo eenzaamheid en discriminatie verminderen, zo beweren sociologen. De verbondenheid groeit als een onbedoeld gevolg van ongedwongen alledaagse ontmoetingen.
De sportclub blijkt een prima plek om vrienden te maken, en waar autochtonen en allochtonen samen sporten, neemt het wederzijds vertrouwen toe. Voetbal is daarbij de topscoorder.
Bowlen, bier en pizza
Van der Meulen haalt de inspiratie voor zijn onderzoek uit het boek Bowling alone (1995) van de Amerikaanse politicoloog Putnam. Putnam ziet in het ledenaantal van de Amerikaanse bowlingbond een graadmeter voor de sociale verbondenheid van de VS. Een steeds groter deel van de bevolking van de Verenigde Staten bowlt tegenwoordig ‘alleen’. Dat wil zeggen, Amerikanen bowlen op tijdstippen die hén het beste uitkomen, met familie, vrienden of collega’s, maar steeds minder binnen verenigingen.
Bowling in verenigingsverband is echter meer dan vrijetijdsvermaak. Al bowlend en nakletsend bij bier en pizza sluiten verenigingsleden niet alleen vriendschappen, ze verbreden ook hun kennissenkringen en zij ontwikkelen vertrouwen en geloof in de goedgezindheid van medemensen. In navolging van ‘Bowling alone’ verschenen talloze studies over de vorming van sociaal kapitaal, maar opvallend weinig studies naar het sportverenigingsleven. Die leemte vult Ruud van de Meulen nu in met een onderzoek naar het lidmaatschap van sportverenigingen in de hedendaagse Nederlandse samenleving.
Putnam ziet in het ledenaantal van de Amerikaanse bowlingbond een graadmeter voor de sociale verbondenheid van de VS. Een steeds groter deel van de bevolking van de Verenigde Staten bowlt tegenwoordig ‘alleen’.
De cijfers
Negen van de tien Nederlanders heeft minstens één vriend, het vaakst opgedaan via school, studie of werk (44 procent) en via buurt, straat of flat (29 procent). 10 procent ontwikkelde een vriendschap via de sportvereniging. Daarmee wint sport als vriendengenerator het van culturele en andere vrijetijdsverenigingen, en ook van religieuze genootschappen als kerken en moskeeën. Tweederde van de bevolking is in de loop van zijn of haar leven lid van een sportvereniging geweest. Sportgezelschappen tellen gemiddeld vijftien leden.
Een kwart van de autochtone bevolking sportte ooit als lid van een vereniging in een team of trainingsgroep samen met allochtonen. Voetbal is de sport waarin inter-etnische ontmoetingen het vaakste voorkomen. 7 procent van alle autochtonen maakt via een sportvereniging een allochtone kennis en 1 procent houdt er een vriendschap met een allochtoon aan over. Opvallend is dat er wat dit betreft geen verschillen zijn tussen teamsporters en solosporters, zoals leden van voetbalverenigingen tegenover leden van atletiekverenigingen.
Tien procent van de Nederlanders ontwikkelt een vriendschap via de sportvereniging. Daarmee wint sport als vriendengenerator het van culturele en andere vrijetijdsverenigingen, en ook van kerken en moskeeën.
De betekenis
‘Met mijn onderzoek kun je nog niet uitmaken of sportclubs sociaal vaardige, vertrouwensvolle mensen trekken, die sowieso makkelijk kennissen maken en positief staan tegenover mensen uit andere bevolkingsgroepen. Je weet dus niet of het samen sporten de oorzaak is van een houding of een gevolg. Ik denk dat het op elkaar inwerkt. Maar dát er een correlatie is, is nu voor het eerst gebleken. Bovendien betreft dit een correlatie waarbij allerlei overige variabelen constant zijn gehouden, zoals opleidingsniveau en contact met allochtonen via andere verbanden, zoals buurt, werk en school’, licht Ruud van der Meulen toe. ‘Mensen die sporten met allochtonen hebben meer allochtone kennissen en meer vertrouwen in allochtonen.’
‘Wat je op grond van dit onderzoek níet kunt zeggen, is dat het lidmaatschap van een sportvereniging zonder meer goed is voor de sociale cohesie. Zo sport een op de vijf allochtone leden van sportverenigingen bij een etnische vereniging. En zelfs binnen etnisch gemengde verenigingen blijken leden met dezelfde culturele achtergrond elkaar op te zoeken, bijvoorbeeld door in ’vriendenteams’ te spelen. Er wordt vaak gezegd dat sport universele regels heeft en dat daarom de verschillen tussen mensen vervagen. Buitenspel is buitenspel. Een doelpunt een doelpunt. Maar je moet ook kijken naar de informele regels. Het momenteel onder allochtone jongeren zeer populaire panna-voetbal is een goed voorbeeld. Een doelpunt scoren is daarbij soms ondergeschikt aan het maken van een mooie, individuele actie. In het traditionele voetbal gaat het echter om teamwerk en wordt er vooral gespeeld voor de punten.’
Van der Meulen vond ook dat betrokken sporters – die vaak napraten of vrijwilligerswerk verrichten – juist minder positief zijn over allochtonen.
Zo vond Van der Meulen ook dat intensief bij hun vereniging betrokken sporters – die vaak napraten of vrijwilligerswerk verrichten – juist minder positief zijn over allochtonen. Daar zouden ook die informele regels mee kunnen spelen: je hoort ook wat terug te doen voor je vereniging. ‘Een mogelijke verklaring kan zijn dat allochtonen moeizaam aansluiting vinden bij het Nederlandse verenigingsleven. De meer serieuze verenigingssporters zijn soms ’zuur’, omdat ze de inbreng van allochtone leden tekort vinden schieten. De uitdaging voor sportverenigingen is daarom om de betrokkenheid van allochtonen binnen het vrijwilligerswerk te vergroten. Maar tegelijkertijd zullen allochtonen ook meer plek moeten krijgen binnen de clubcultuur, bijvoorbeeld door het kantineaanbod niet alleen te beperken tot het standaardassortiment van frikandel en bier. Wat dat betreft is er nog voldoende werk aan de winkel.’
‘De succesverhalen in de media over de bijdrage van sport aan de verbondenheid van de Nederlandse samenleving zijn niet maatgevend. Sport is geen wondermiddel dat mensen en bevolkingsgroepen als vanzelfsprekend verbindt. Voor een maximale bijdrage aan de samenleving zouden sportverenigingen meer projectmatig – gericht en doordacht – aan integratie moeten gaan werken.’
Bron:
R. van der Meulen. Brug over woelig water: Lidmaatschap van sportverenigingen, vriendschappen, kennissenkringen en veralgemeend vertrouwen.
Ruud van der Meulen werkte als junioronderzoeker bij het Nijmegen Institute for Social Cultural Research van de Radboud Universiteit. Zijn onderzoek maakt deel uit van het programma van het ICS (Interuniversity Center for Social Science Theory and Methodology).
Zie ook:
- Allochtone sportclubs bevorderen inburgering (Kennislinkartikel uit Facta)
- Worden Nederlanders steeds minder maatschappelijk actief? (Kennislinkartikel)
- De stem uit de sportkantine (Documentaire VPRO)