Je leest:

Sociologen luiden alarmbel over allochtone kinderen in het onderwijs

Sociologen luiden alarmbel over allochtone kinderen in het onderwijs

Facebookers discussiëren in het echt met elkaar

Auteur: | 5 januari 2010

Allochtonen doen het niet goed in het Belgische onderwijs. Verschillende recente onderzoeken kwamen onafhankelijk van elkaar tot die vaststelling. Op Facebook ontspon zich een discussie tussen de betrokken onderzoekers. Sociologie Magazine bracht hen ‘in het echt’ samen. Een gesprek over oorzaken, gevolgen en remedies met Dirk Jacobs (Université Libre de Bruxelles), Ignace Glorieux (Vrije Universiteit Brussel) en Mieke Van Houtte (Universiteit Gent).

Dirk Jacobs, Ignace Glorieux en Mieke Van Houtte onderzochten alle drie de positie van allochtonen in het onderwijs, vanuit verschillende invalshoeken. Een van hun conclusies is dat allochtone kinderen met een achterstand beginnen en die niet meer inhalen.

lynnefeatherstone

Sociale mix

Sociologie Magazine: Mieke geeft aan dat er te weinig bewijs is voor de negatieve effecten van concentratiescholen. Dirk beweert in zijn studie juist met vrij veel stelligheid dat die schoolsamenstelling een heel belangrijke rol speelt in de onderwijsachterstand van allochtone kinderen. Dirk, hoe hebben jullie dat dan onderzocht?

Dirk Jacobs: ‘Het grote voordeel van de PISA-gegevens is dat je internationaal kunt vergelijken. De multilevel-resultaten voor zowel de Vlaamse als de Franstalige Gemeenschap zijn heel duidelijk: er is een zeer uitgesproken effect van de schoolsamenstelling. Daarmee heb ik niet beweerd dat concentratiescholen per definitie slecht zijn, noch dat kinderen die op een concentratieschool zitten per definitie slecht presteren; de kans ertoe is alleen veel groter.’

Mieke Van Houtte: ‘Maar kun je wel zulke krachtige uitspraken doen op basis van bijvoorbeeld PISA-data die daar niet voor bedoeld zijn? Ook omdat je in PISA een aantal dingen gewoon niet kunt onderzoeken: processen bijvoorbeeld. Ik weet niet hoeveel echte concentratiescholen je onderzocht hebt, en het was dan ook nog voortgezet onderwijs. Je zit dus met verschillen in doorstroming in verschillende types van het voortgezet onderwijs. Dat doorkruist je data, evenals bijvoorbeeld etniciteit. In welke mate zijn de verschillen die je vindt niet gewoon daaraan te wijten?’

Kurt De Wit

DJ: ‘Als je spreekt over concentratiescholen, heb je het in de eerste plaats over sociale segregatie. Dan is er nog een klein bijkomend effect van etnische segregatie, maar pas in de echt zwaar gesegregeerde scholen, waar je 80 tot 90 procent allochtonen hebt.’

MVH: ‘Dat wilde ik net zeggen, er is denk ik wel voldoende bewijs voor het effect van sociale segregatie op onderwijsprestaties. Maar het probleem bij concentratiescholen is dat iedereen dan direct kijkt naar de “kleur” van die kinderen: we hebben het over “zwarte scholen”. Dan vind ik het heel gevaarlijk om te zeggen, we moeten gaan mengen, want wat voor menging bedoelen we dan? Ik vind nog altijd dat we te weinig informatie hebben over de effecten van verschillende vormen van desegregatie.’

DJ: ‘Maar ik vind dat we over die sociale mix toch meer kunnen zeggen op basis van internationaal vergelijkend onderzoek. Alle landen met weinig schoolsegregatie, dan denk ik in de eerste plaats aan de Scandinavische landen, blijken beter te scoren qua echt gelijke onderwijskansen. Finland is Vlaanderen niet en heeft een eigen dynamiek, maar het is toch zeer opmerkelijk wat dat land op dit gebied presteert. Zij halen topniveau op alle vlakken en de reproductie van sociale ongelijkheid is heel laag.

De uitkomsten van verschillende onderzoeken wijzen bovendien allemaal in dezelfde richting. Hoe je de data ook verzamelt en bekijkt, je komt altijd op dezelfde conclusie uit: reproductie van sociale ongelijkheid komt omdat de selectie voor technisch en beroepsonderwijs te vroeg in de schoolloopbaan komt.’

MVH: ‘Ik ben er zelf ook voorstander van om dat keuzemoment op te schuiven, maar het probleem is dat daar dan zoveel van wordt verwacht, zonder dat we precies weten welke processen er achter zitten. In Gent gaat bijvoorbeeld een nieuw project van start waar ze de muren slopen tussen de verschillende onderwijsvormen. Maar uit mijn onderzoek blijkt dat leerlingen met “beroeps(vmbo)”-niveau echt veel beter af zijn in een beroepsschool. In een multilaterale school gaat hun zelfwaardering omlaag, alleen al door de confrontatie met kinderen met een ander niveau. Ja, ze leren elkaar kennen, maar dat leidt tot relatieve deprivatie.’

Lieven Soete

Meer nablijven

Sociologie Magazine: Jullie studies brengen een weinig hoopgevende boodschap. Allochtone leerlingen beginnen al met een achterstand en als ze al op gelijk niveau in het voortgezet onderwijs beginnen, vallen ze vaker uit en halen geen diploma. Dus ik ben heel benieuwd: wat kun je hier aan doen?

Ignace Glorieux: ‘Wij zijn daar pessimistisch over. De tweede generatie doet het iets beter dan de eerste, maar eigenlijk weten we dat die kinderen het ook niet gaan redden. Als hun ouders het niet goed gedaan hebben, is de kans dat zij wel succes hebben klein.’

De onderzoeken met alarmerend resultaat

Vier onderzoeksprojecten gaven aanleiding tot deze discussie: het Programme for International Student Assessment (PISA) onderzoek, het Studiegroep van ONderwijs naar ARbeidsmarkt (SONAR) onderzoek, het FWO-project Determinanten en effecten van sociaal-etnische segregatie en het project The Integration of the European Second Generation (TIES). Meer over deze onderzoeken lees je hier.

DJ: ‘Je moet zeker pessimistisch zijn als je ziet dat de helft van de allochtone leerlingen geen basisniveau van wiskunde haalt. Dan weten we, dat zijn de sociale problemen van de volgende tien, vijftien jaar die in een rotvaart op ons afkomen. Aan de andere kant is er ook reden tot optimisme en ambitie. Optimisme, omdat er landen zijn die bewijzen dat het kan, gelijke onderwijskansen, zonder daar een prijs voor te betalen wat niveau betreft. En ambitie, want ons onderwijs is er begin twintigste eeuw in geslaagd om een massale scholingsoperatie door te voeren met de invoering van het leerplichtonderwijs en de democratisering van na de Tweede Wereldoorlog. Ik vind dat er nu een stemming heerst van, “We hebben het geprobeerd, maar het is te moeilijk met die allochtonen”. Nee, ik vind dat we terug moeten naar het politiek elan van het verleden, met concrete remedies zoals de leerplichtleeftijd verlagen en ouders meer aanmoedigen met hun kinderen bezig te zijn.’

IG: ‘Het gezin, daar kom je niet zomaar, maar je kunt de schooltijd verruimen en de school ook openstellen voor een hele hoop andere dingen. Laat kinderen meer nablijven op school. De infrastructuur is er; stel die open voor sport, tekenen, muziek, laat ze naar de bibliotheek gaan, internet en computer gebruiken. En zorg dat die ouders daar wat bij betrokken worden, haal de ouders naar de school. Want voor die ouders geldt, zoals voor de autochtone lagere klasse ouders: de school is vaak iets negatiefs, want ze hebben daar nooit graag gezeten, ze hebben daar gefaald en daar worden ze niet graag mee geconfronteerd. Stel dat open, maak daar iets fijns van, zodat de drempel laag is en de school en het thuismilieu minder strikt gescheiden zijn.’

Lieven Soete

Sociologie Magazine: Dirk, jullie pleiten ook voor een compenserend beleid. Wat moet dat inhouden?

DJ: ‘Het gedifferentieerd financieren van scholen naargelang de schoolsamenstelling, ik denk dat dat de weg vooruit is. We moeten aan het inschrijvingsbeleid durven raken, daar actief op ingrijpen, om die sociale mix radicaler door te voeren.’

MVH: ‘Kan dat, zo radicaal het systeem omgooien? Ik weet zeker dat alle hogere sociaal-economische groepen met slimme kinderen zullen argumenteren: dat gaat ten nadele van onze kinderen, we willen dat niet.’ DJ: ‘Ik vind dat een maatschappelijk debat waard. Dat we als Belgische samenleving eens beslissen, willen we echte meritocratie en echte gelijke kansen, of willen we reproductie van sociale ongelijkheid? En daar zijn onze conclusies toch heel duidelijk en heel gelijklopend. We reproduceren gewoon de klassenstructuur via ons onderwijs.’

IG: ‘Bovendien blijkt uit Antwerps onderzoek dat de sociale ongelijkheid even groot blijft. De selectiemechanismen blijven dezelfde. Het onderwijs is meer bezig met selecteren dan met opleiden.’

MVH: ‘De boodschap die misschien niet genoeg doordringt, is dat de goede leerlingen het overal goed doen. Er wordt altijd gedacht, mijn kind doet het heel goed, maar als je het in één klas zet met zwakkere kinderen misschien niet meer. Maar het is uitvoerig aangetoond, ook internationaal, dat goede leerlingen het altijd goed doen. Daar moet je je als ouder echt geen zorgen over maken.’

Lees ook:

Dit artikel is een publicatie van Sociologie Magazine.
© Sociologie Magazine, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 05 januari 2010
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.