De risico’s die we lopen om een infectieziekte te krijgen, hangen voor een belangrijk deel af van ons gedrag. Dat kan individueel gedrag zijn, zoals handen wassen voor het eten, maar ook collectief gedrag, zoals de aanleg van riolering. De sociale veranderingen in Nederland zijn de afgelopen eeuw groot geweest en die hebben dan ook de verspreiding van infectieziekten beïnvloed. Sommige veranderingen maakten het de infectieziekten moeilijker zich te handhaven en te verspreiden, andere hebben de verspreiding van ziektekiemen juist gestimuleerd. De groei van de wereldbevolking is onmiskenbaar een stimulans geweest. In 1950 waren er ongeveer drie miljard wereldburgers, nu zeven. Daarbij is de urbanisatie, de verstedelijking, enorm toegenomen. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont nu in steden. Van mens-op-mens overdraagbare infectieziekten tieren daar weliger dan op het platteland, want stedelingen wonen meer op een kluitje, ontmoeten elkaar vaker en hebben meer directe contacten. Dat vergroot de overdracht van ziektekiemen. Die overdracht is natuurlijk ook al toegenomen door de eerder genoemde bevolkingsexplosie van de laatste decennia.
Tegelijkertijd zijn er twee tegengestelde ontwikkelingen gaande, die zowel te maken hebben met de groei van de bevolking als met de groei van de welvaart. Welvaart heeft de moderne mens gezondheid gebracht. Waterleiding en riolering en kennis over hygiëne zijn de belangrijkste bijdragen geweest aan het terugdringen van infectieziekten. Daarbovenop kwamen de antibiotica die bacteriën doden en daarmee dikwijls de verspreiding van infectieziekten indammen, en kwamen de vaccins die mensen preventief kunnen beschermen tegen infecties. Welvaart heeft er ook toe geleid dat mensen in steden verder uit elkaar zijn gaan wonen in ruimer opgezette wijken dan in oude binnensteden en arme buitenwijken. Daar door hebben ze minder contact met elkaar en krijgen infectieziekten (wat) minder kans. Aan de andere kant zijn er ook steeds meer arme mensen op aarde die dicht op elkaar wonen. Ruim een miljard mensen leven onder de armoedegrens en zij moeten het vaak stellen zonder riolering en schoon drinkwater, zeker in de grote steden. Dat maakt dat ziekteverwekkers veel gemakkelijker worden overgedragen en, mede door hun slechte algemene conditie, zijn arme mensen kwetsbaarder voor infectieziekten. Dat geldt zeker voor mensen die voor oorlogen of natuurrampen zijn gevlucht en dicht opeengepakt zitten in tentenkampen.
Vrouwenemancipatie
In welvarende landen als Nederland heeft de toegenomen welvaart het gedrag sterk veranderd. De consumptie van goederen die uit alle uithoeken van de wereld worden verscheept en ingevlogen, is sterk gestegen net als het aantal mensen dat voor hun plezier of werk reist. Reizigers gaan naar verre en vaak dichtbevolkte oorden, waar ze in een armoedige en onhygiënische omgeving rondstappen, en alsnog gemakkelijk infectieziekten opdoen. De veiligheid van een welvarende samenleving waarin mensen nog maar relatief weinig worden geconfronteerd met (ernstige) infectieziekten door de aanwezigheid van riolering, schoon drinkwater en vaccinatie, geeft echter aanleiding tot slordig gedrag ten aanzien van de hygiëne, zoals het geregeld wassen van de handen, in elk geval na toiletbezoek en vóór de maaltijd. We zien hier immers de gevaren niet op de loer liggen. Blijken die infectieziekten opeens toch de kop op te steken, dan verspreiden ze zich daardoor relatief gemakkelijk. Dat we hygiënisch gedrag hebben afgeleerd, speelt ons parten op reis in tropische landen. Want het in de praktijk brengen van niet aangeleerd gedrag is lastig en menig toerist gaat in de fout, waardoor hij of zij een infectieziekte oploopt. Aan ‘onhygiënisch’ gedrag draagt overigens ook de secularisatie bij, waardoor minder mensen zich houden aan geloofstradities. Zo was het taboe op het eten van varkensvlees in de joodse en islamitische tradities een zinnige manier om infecties met lintwormen en blaaswormen via varkensvlees te voorkomen. Ook godsdienstige reinigingsrituelen dienden dikwijls een gezondheidsdoel.

Opvallend genoeg draagt ook de vrouwenemancipatie bij aan meer infecties. De arbeidsparticipatie van vrouwen heeft er in Nederland toe geleid dat de huishoudschool is verdwenen en dat vrouwen, maar ook mannen, geen les krijgen in goede keukengewoonten. Mede daardoor zijn vieze vaatdoekjes een alledaags verschijnsel in menige keuken en wordt sla schoongemaakt op een plank waarop eerder vlees werd gesneden. Ook in dit licht is het jammer dat het vak verzorging, dat op de middelbare school aan zowel jongens als meisjes werd gegeven, geen lang leven was beschoren. De tijd die mensen aan koken besteden is afgenomen en er wordt meer gemaksvoedsel genuttigd. De hygiëne daarvan is meestal uitstekend, maar gaat het een keer mis en raakt voedsel besmet, dan kunnen vele honderden mensen tegelijkertijd worden geïnfecteerd. Vooral kwetsbare ouderen zijn het slachtoffer van besmette voorgesneden sla, klaargemaakte bavarois of verpakte salades. De vergrijzing zelf leidt ook tot meer infectieziekten. Hoewel ouderen gemiddeld minder mobiel zijn dan jongeren en daardoor minder in aanraking komen met ziektekiemen, vallen ze eerder ten prooi aan infectieziekten omdat hun immuunafweer dikwijls minder krachtig is. Daardoor zijn ze ook gevoeliger voor ziekten die worden veroorzaakt door verwekkers, die bij jongeren relatief onschuldig zijn. Doordat ouderen vaker invasieve medische ingrepen ondergaan, neemt ook de kans op infecties met (ziekenhuis) bacteriën toe. Katheters in blaas en bloedvaten bijvoorbeeld, zijn bij ouderen een gevreesde bron van infecties.
Streptokokken uit de ruimte
prof. dr. Jaap van Dissel

Commandant Charles Conrad Jr. van de Apollo 12 inspecteert op 12 november 1969 de drie jaar eerder op de maan gelande Surveyor III. Later zouden er menselijke keelbacteriën op ontdekt worden.
NASA
Op 12 november 1969, bijna vier maanden nadat Neil Armstrong zijn eerste sprongen op de maan maakte, zetten twee astronauten hun Apollo 12 Lunar Module in de Oceanus Procellarum op krap 150 meter van de Surveyor 3. Die onbemande maanverkenner stond daar al bijna drie jaar in de ijzige kou van rond min 180 graden Celsius en in het vacuüm van de ruimte, blootgesteld aan de moordende kosmische straling. De astronauten verwijderden de televisiecamera van de maanlander en namen deze mee terug naar de aarde; NASA wilde nagaan in hoeverre metalen werden aangetast door een verblijf in de ruimte. De schrik zat er goed in toen onderzoekers groeiende micro-organismen ontdekten in het polyurethaanschuim binnenin de camera. Een onbekende dodelijke indringer uit de ruimte? De bacteriën werden getypeerd als Streptococcus mitis, een onschuldige aardse mond- en keelbewoner. En de schuldige was waarschijnlijk een volhardende overlever uit een onbeschermde hoest van een van de technici tijdens de montage van de televisiecamera. Inmiddels is duidelijk dat behalve Streptococcus mitis veel andere bacteriën de ‘sterilisatieprocessen’ die worden toegepast op ruimtevaartuigen en de condities die in de ruimte heersen, kunnen overleven. Zo is de Bacillus safensis aangetroffen in testkamers waarin de marsrobots Spirit en Opportunity eerder waren getest onder Marscondities. De kans dat dergelijke bacteriën zich kunnen handhaven en vermeerderen op een verre planeet wordt als miniem geschat, maar toch. Wie weet wat de twee Voyager ruimtesondes, die meer dan 33 jaar geleden werden gelanceerd en nog steeds actief zijn, hebben meegenomen naar de uiterste rand van ons zonnestelsel.
Industriële veehouderij
Urbanisatie leidt ook tot minder besef van de natuur en van de gevaren die deze met zich mee brengt. De zorgeloosheid waarmee wandelaars de natuur in trekken zonder zich te beschermen tegen tekenbeten die de ziekte van Lyme kunnen overbrengen, is daarvan een voorbeeld. Maar ook de vervagende scheiding tussen mens en dier. Sliepen honden en katten vroeger buitenshuis om boeven te verjagen en muizen te vangen, tegenwoordig liggen ze op of zelfs in bed; een intiem contact dat de kans op de overdacht van dierziekten op mensen vergroot. De uitbreidende steden hebben er ook toe geleid dat aan de randen ervan woonhuizen worden gebouwd naast boerenbedrijven. Die boerderijen beschikken steeds vaker over megastallen voor de industriële productie van dierlijke producten. Daarin kunnen ziekteverwekkers zich lokaal zeer sterk ontwikkelen en de agrariërs en bewoners van naburige wijken bedreigen. De steeds efficiëntere productiewijzen hebben ook ongewenste effecten op de verspreiding van ziekteverwekkers, zoals via transport van vee en vlees. Ook ontstaan resistente humane micro-organismen door de bestrijding van dierlijke infectieziekten met een grootschalige toepassing van antibiotica. Vee groeit beter als het wat antibiotica in het voer krijgt, iets wat inmiddels is verboden. Wel krijgen dieren in de veehouderij vaak diverse keren tijdens hun korte leven antibiotica om ziekten te bestrijden. Andere voorbeelden van de opkomst van nieuwe ziekten door de industrialisering van de veeteelt, zijn BSE – de gekke koeienziekte – en de menselijke variant daarvan: de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. De prionen (vreemd gevouwen eiwitmoleculen) die deze hersenziekten veroorzaken, zijn in runderen en uiteindelijk mensen terecht gekomen doordat gemalen slachtafval en botten van schapen werden gevoerd aan – van nature herbivore, dus plantenetende – koeien. De prionen hebben zich kunnen verspreiden via het rundvlees en via verhandeld rundervet.
Seksuele moraal
Veranderde seksuele gewoonten hebben ook een belangrijke invloed op infectieziekten, de seksueel overdraagbare aandoeningen wel te verstaan. De ‘vrije seks’ in de jaren ’60 heeft in bepaalde subgroepen geleid tot een stijging van soa’s. Aids en zijn verwekker hiv manifesteerden zich begin jaren ’80 in het Westen allereerst in de subgroep van zeer seksueel actieve homoseksuele mannen. Ook nu nog is deze groep van reizende homomannen met weekendfeesten in Brussel, Parijs, Londen en Amsterdam met veel seks uniek wat betreft de verspreiding van soa’s. Sinds 2003 komt LGV (lymphogranuloma venereum) voor in deze groep van homomannen. De ziekte, die wordt veroorzaakt door een bijzondere variant van de chlamydiabacterie, komt doorgaans alleen voor in verafgelegen tropische gebieden en zelden in Europa. Maar in deze specifieke groep van mannen met intensieve wisselende seksuele contacten, gedijt de bacterie uitstekend buiten de tropen. Een toename van door bloed overgedragen infecties na het intraveneus gebruiken van drugs en door bloedtransfusies, is ook een gevolg van veranderende sociale ontwikkelingen. Bloedtransfusies hebben een hoge vlucht genomen door de ontwikkeling van de geneeskunde. Gelukkig zijn er ook effectieve tegenmaatregelen die de overdracht van bloedgebonden ziektekiemen beperken, zoals minder invasieve operatietechnieken waardoor het aantal bloedtransfusies afneemt, een strengere selectie van bloeddonors en testen van bloedproducten en het omruilen van spuiten van druggebruikers.

In Nederland neemt nog steeds de kans om een infectieziekte op te lopen af, maar wereldwijd is dat zeker niet het geval. Er zijn miljoenen mensen die er in hygiënisch opzicht slecht aan toe zijn en er nog steeds op achteruit gaan. De verregaande mobiliteit maakt die slechte omstandigheden elders tot een bron van ziekten voor ons hier. Alleen al uit eigenbelang is het verstandig te zorgen dat iedereen in de wereld het beter krijgt. We kijken nu nog te vaak lokaal naar overheidsmaatregelen om infectieziekten in toom te houden, terwijl het moment niet ver meer is dat we zullen moeten accepteren dat de hele wereldbevolking één grote kudde is die onderling moet samenwerken om (de dreiging van) infectieziekten op een aanvaardbaar niveau te houden: een menselijke en vooral sociale uitdaging.