‘Hoe de kameel aan zijn bult kwam’ en ‘Hoe de luipaard zijn vlekken kreeg’. Het zijn fantasieverhalen, ontsproten uit het brein van schrijver Rudyard Kipling. Volgens critici gaan sociobiologen en evolutionair psychologen op precies dezelfde manier te werk als de Britse kinderboekenschrijver. Ze zuigen speculatieve evolutionaire scenario’s uit hun duim en presenteren die achteraf als de logische verklaring voor menselijke gedragingen.
Niemand minder dan Stephen Jay Gould was het, die zijn Harvard-collega en grondlegger van de sociobiologie Edward O. Wilson met bovenstaande vergelijking aanviel. Wilson betoogt sinds de jaren zeventig dat de menselijke psyche stamt uit de tijd van jagers en verzamelaars, en dat onze geest vervolgens geen tijd heeft gehad zich daaraan aan te passen. De sociobiologie en de daarop aansluitende evolutionaire psychologie zoeken bijvoorbeeld de oorsprong van de menselijke hang naar zoet en calorierijk voedsel in de tijd dat onze verre voorouders rijp fruit voorhanden hadden en waarin voedsel op elk moment schaars kon worden.
De controverse over dergelijke verklaringen duurt nog altijd voort. Binnen de biologie mag de evolutietheorie inmiddels staan als een huis, maar wie probeert er het ontstaan van zaken als taal, cultuur of bewustzijn mee te verklaren, kan steevast rekenen op een flinke dosis scepsis van vakbroeders. In zijn boek Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld schetst filosoof Chris Buskes een reeks wetenschappelijke disciplines waarin de evolutieleer in meer of mindere mate opgang heeft gedaan. Dat die wat meer denkwerk behelzen dan een bundel kinderverhalen, blijkt wel uit de meer dan driehonderd bronnen die hij aanhaalt.
Reflex
Het boek ontstond uit een cursus die Buskes gaf aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, binnen een honours-programma voor extra gemotiveerde studenten uit verschillende studierichtingen. De cursus sloeg aan. Het kostte Buskes, die zelf is gepromoveerd op de wetenschappelijke status en filosofische implicaties van de evolutietheorie, vervolgens drie jaar om de cursus te bewerken tot een boek. In 2007 won het de Socrateswisselbeker voor het meest prikkelende Nederlandstalige filosofieboek van het jaar.
In zijn boek schetst Buskes de opkomst en ontvangst van evolutionaire denkbeelden in talrijke andere wetenschapsgebieden. Zoals in de taalwetenschap, waarin heel wat verklaringen voor het ontstaan van taal de revue passeerden. Onze voorouders zouden bijvoorbeeld bij het verslepen van een groot stuk mammoet gezamenlijke kreten uitgeslagen hebben: ‘Hee… hup!’ – een reflex die we nu nog vertonen bij grote inspanning. Of zou taal begonnen zijn door imitatie van roofdierengeluiden om soortgenoten te waarschuwen, zoals Darwin zelf al opperde?
Bedrog
Hoe de eerste klanken ook ontstonden, het idee dat de menselijke hersenen zich tijdens de evolutie specifiek zouden hebben ontwikkeld voor taalgebruik, ging er bij veel wetenschappers lange tijd niet in. In het begin van de twintigste eeuw beschouwden velen de mens als een tabula rasa, een onbeschreven blad, dat wordt ingevuld door de ervaringen die het individu opdoet tijdens zijn leven. Taal ontstond in die visie puur door imitatie van de ouders. De aangeboren vermogens van de mens om taal te leren bleken echter niet blijvend te ontkennen. Nieuwe, evolutionair geïnspireerde theorieën als dat taal een onbedoeld bijproduct van de evolutie van het menselijke brein zou zijn, staan echter tot op heden onder discussie.
Controverse was er ook in de antropologie. Een eenvoudige observatie dat mensen uit verschillende culturen universele gelaatsuitdrukkingen kennen, liet zich moeilijk weerleggen. Maar dat menselijk gedrag door iets anders dan door omgevingsfactoren kon worden bepaald, was voor antropologen lange tijd taboe. In het in 1928 verschenen boek Coming of Age in Samoa beschrijft de Amerikaanse antropologe Margaret Mead hoe Samoaanse tienermeisjes zonder noemenswaardige geestelijke problemen hun puberteit doorkomen, dankzij de ongedwongen Samoa-cultuur en de vrije seksuele moraal. Meads conclusie: een moeilijke puberteit is helemaal geen biologische constante, maar een product van de omgeving. Deze zienswijze bleef gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw gezaghebbend. Pas in 1983 publiceerde een andere antropoloog na eigen onderzoek een weerwoord op het boek. Dat werd later bevestigd door de getuigenis van een van Meads originele informantes. Die bekende dat ze Mead bij wijze van grap van alles op de mouw had gespeld, en dat die alles had geloofd.
Eugenetica
Buskes geeft in zijn boek legio voorbeelden van wetenschappelijke disciplines waarin de evolutie een stormachtige introductie beleefde. En dan komt volgens hem nog niet eens alles aan bod. Zo zijn er ook de evolutionaire economie, de evolutionaire psychiatrie, en sinds kort ook de evolutionaire literatuurwetenschap.
Opvallend zijn de weerstand en tegenwerpingen die de evolutiebepleiters in elk vakgebied steeds opnieuw tegenkomen. Verklaarbaar, zegt Buskes: sociaal-darwinistische gedachten zijn te vaak misbruikt door kwaadwillenden. ‘Door de eugenetische wantoestanden uit de Tweede Wereldoorlog hebben mensen tot ver in de twintigste eeuw vastgehouden aan het idee van de maakbare mens’, zegt hij. ‘Je was een racist als je anders beweerde; biologische verklaringen voor gedrag werden doodgezwegen.’
Sinds de jaren tachtig beleeft de nature-kant van het nature-nurture-debat echter een herwaardering. Volgens Buskes is die comeback mede te danken aan de tijdgeest, met recente doorbraken in de genetica en moleculaire biologie. De herwaardering is terecht, vindt hij. ‘Eén van de belangrijkste stappen die Darwin voor ons heeft gezet, is dat hij aantoonde dat de mens een geëvolueerd beest is, een dier tussen de dieren. Het idee dat de mens een cultureel wezen is, los van zijn biologische wortels, klopt gewoon niet.’
De evolutietheorie zelf zal blijvende waarde hebben, denkt Buskes, al dan niet met aanpassingen. In haar nieuwe toepassingen moet de leer haar status veelal nog verdienen. Buskes toont zich neutraal over de waarde van de jonge wetenschapsterreinen. Die moeten de tijd krijgen om zichzelf te bewijzen – of om aan hun eigen pretenties ten onder te gaan. Al zijn er mensen voor wie evolutie nooit een optie zal zijn. Buskes: ‘Darwin heeft ons verklaringsschema omgedraaid. Vóór hem was er het bovennatuurlijke, God, waarmee mensen ons bestaan konden verklaren. Toen beschreef Darwin dat er een blind en doelloos mechanisme kan bestaan, dat verklaart waarom wij hier op aarde rondlopen. Dat is een schok die veel mensen na 150 jaar nog steeds niet te boven zijn.’