Kun je afweercellen – ook veelzeggend killercellen genoemd – van een donor effectief inzetten tegen bepaalde eiwitten op leukemiecellen? Die vraag kan bevestigend beantwoord worden, blijkt uit een artikel in de Proceedings of the National Academy of Sciences van maart 2003. Het onderzoek is het resultaat van samenwerking tussen de onderzoeksgroepen van prof. dr. Els Goulmy (Immunohematologie) en prof. dr. Fred Falkenburg (Hematologie).
Leukemie oftewel bloedkanker kan genezen worden door de stamcellen in het beenmerg te vervangen. Die stamcellen worden uit het beenmerg en ook uit het bloed van een donor ‘geoogst’ en via een infuus toegediend aan de patiënt. Daardoor komt de productie van verschillende bloedcellen weer op gang. Helaas zijn er patiënten bij wie na een aanvankelijk herstel, de ziekte opnieuw de kop op steekt. Dat wijst erop dat er leukemiecellen zijn achtergebleven.
Afweercellen wegzuiveren
Stamceltransplantatie met donorstamcellen is een ingrijpende behandeling. Vooral omdat er ongewenste afweerreacties kunnen optreden, aldus Falkenburg. “De cellen van de donor bevatten actieve afweercellen die het lichaam van de patiënt als vreemd herkennen en gezonde cellen gaan aanvallen.” Deze zogeheten graft (transpantaat)-versus-host disease is een ramp voor de patiënt. “Vroeger probeerden we die afweercellen zoveel mogelijk weg te zuiveren uit het transplantaat. Daardoor daalde het aantal patiënten met ernstige graft-versus-host ziekte. Opvallend was echter dat de leukemie bij meer patiënten terugkeerde”, legt Falkenburg uit. “Afweercellen van een donor veroorzaken dus niet alleen ongewenste afweerreacties bij de patiënt maar ruimen ook leukemiecellen op. Je wilt enerzijds afweerreacties tegen gezonde weefsels van de patiënt tegengaan en anderzijds overgebleven leukemiecellen doden.”
Hoe kan deze tactiek worden toegepast bij terugkerende leukemie? Door een graft-versus-leukemia reactie uit te lokken zodat afweercellen van de donor zich specifiek op overgebleven leukemiecellen richten. De groep van Goulmy ontdekte enkele jaren geleden bepaalde eiwitten die dit bij sommige patiënten mogelijk maken. “We zochten herkenningspunten die wel op bloed- en beenmergcellen, maar niet op andere lichaamscellen voorkomen. En die vonden we ook. Het gaat om eiwitfragmenten, de zogenaamde minor antigenen HA-1 en HA-2. Sommige mensen hebben ze wel, andere niet. Als een donor ze niet heeft en de ontvanger wel, dan is het mogelijk dat afweercellen van de donor de oude bloedcellen van de ontvanger aanvallen en doden.”
Tien tot vijftien procent
De onderzoekers hebben drie leukemiepatiënten gedurende een paar jaar gevolgd. Dit zijn patiënten die op hun bloed- en beenmergcellen – en dus op de leukemiecellen – HA-1 en/of HA-2 hebben. De donor heeft deze twee minor antigenen niet. De onderzoekers keken wat er gebeurde na behandeling met donorafweercellen. Het bleek dat er na vijf à zeven weken afweercellen tegen HA-1 en HA-2 waren gevormd. Ook verdwenen daarna alle leukemiecellen. Op de vraag of dit de behandeling van de toekomst is, antwoordt Falkenburg dat slechts zo’n tien tot vijftien procent van de leukemiepatiënten baat hebben bij deze vorm van immunotherapie. “Dat zijn degenen die HA-1 en/of HA-2 op de bloedcellen hebben. Er moet ook een goede donor beschikbaar zijn. Voor de overige vijfentachtig tot negentig procent van de leukemiepatiënten gaan we op zoek naar nieuwe minor antigenen die zijn in te zetten bij immunotherapie.”
De onderzoekers werken nu aan twee behandelstrategieën. Enerzijds de cellulaire immuuntherapie die bestaat uit een transfusie van speciale killercellen van een donor die in het laboratorium gekweekt en voorbereid worden tot killercellen tegen leukemiecellen met HA-1 en/of HA-2. Anderzijds wordt gewerkt met een vaccin van HA-1 en/of HA-2 moleculen om het transplantaat te stimuleren, killercellen in het lichaam van de patiënt te maken.