Slapen doe je ’s nachts en overdag ben je wakker. Kinderen en veel oude mensen doen weliswaar overdag een middagdutje, maar voor mensen tussen pakweg vijf en vijftig jaar zou één lange slaapperiode per etmaal – de monofasische slaap – normaal zijn. Verder zouden middagdutjes hooguit goed zijn voor mensen in warme landen. In westerse landen worden middagdutjes soms beschouwd als een teken van luiheid, onverantwoordelijkheid, onrijpheid of aftakeling.
Siësta-culturen
In veel tropische landen valt rond het middaguur het openbare leven stil. De winkels sluiten, de mensen stoppen met werken en trekken zich terug in hun huizen. Veel mensen doen een dutje, maar sommigen gaan gewoon rustig in de schaduw zitten: de siësta.
De hele maatschappij is er op ingesteld. Iedereen gaat ervan uit dat het tijd is om te slapen of minstens te rusten. In Noord-Europa beschouwen we de siësta als een typisch (sub)tropisch verschijnsel, vandaar het Spaans-Italiaanse woord ervoor. Inderdaad worden bijna alle culturen waar de siësta een normaal deel van het leven uitmaakt, aangetroffen in warme gebieden, zo tussen dertig graden noorder- en zuiderbreedte. In typische siësta-culturen valt de rustperiode ergens tussen 12 en 16 uur; een typisch middagdutje duurt ongeveer twee uur.
We moeten wel bedenken dat dit niet voor alle tropische landen geldt. Bij sommige volkeren in tropische gebieden zijn middagdutjes ongebruikelijk of worden ze zelfs als een teken van luiheid beschouwd. In Peru dutten ongeschoolde arbeiders vaker en langer dan hun hogergeschoolde landgenoten. In landen met een duidelijke seizoenswisseling houden ’s zomers meer mensen siësta dan ’s winters.
Kortgezegd beschouwen we de siësta als een mogelijkheid om de hete middaguren door te komen. Maar we zien het wel als een gewoonte waaraan men kan ontkomen, wanneer het bijvoorbeeld niet zo warm is, of als het werk dat vereist. Wie echter goed kijkt, treft ook bij de bewoners van gematigde gebieden de behoefte aan een middagdutje aan.
In veel (sub)tropische gebieden is het middagdutje een dagelijkse gewoonte. De kaart geeft slechts de belangrijkste siësta-culturen weer; in feite zijn er veel meer…
Wakker blijven
In het verleden heeft men veel experimenten gedaan om mensen gedurende meerdere etmalen continu wakker te houden. Zoals men zich kan voorstellen, wordt de neiging om in slaap te vallen dan steeds groter. Dergelijke experimenten geven ook hints over hoe men zo goed mogelijk wakker blijft.
Een belangrijke methode is lichamelijke activiteit. Voor mensen die tegen hun slaap vechten, is een simpele wandeling voldoende om wakker te blijven, maar zodra ze gaan zitten of liggen vallen ze zó in slaap. Ook iets interessants – inspirerend gezelschap, een boeiend tv-programma of een bezigheid die concentratie vergt – kan mensen goed uit hun slaap houden. De hoeveelheid licht speelt ook een rol: hoe meer licht, hoe gemakkelijker men wakker blijft.
Slaperig achter het stuur
Bij sommige auto-ongelukken lijkt het erop dat de auto ‘zomaar’ tegen een boom is gebotst, of ‘zomaar’ van de weg is geraakt. Er waren geen andere auto’s bij het ongeluk betrokken, de weg en het zicht waren goed en er waren verder geen concrete verklaring voor het ongeluk, zoals het gebruik van alcohol of suf-makende geneesmiddelen, te lange rijtijden of zelfmoord. Uit niets bleek dat de bestuurders hadden geprobeerd het ongeluk te vermijden door te remmen of bij te sturen. Bestuurders die een dergelijk ongeval overleefden, konden niet vertellen wat er gebeurd was. Alles wijst er dan ook op dat zij achter het stuur in slaap zijn gevallen.
Auto-ongelukken die kennelijk aan niets anders kunnen worden geweten, dan dat de bestuurder in slaap is gevallen, treden bij jongeren vooral ’s nachts op, maar bij ouderen vooral in de middag.
In de VS en Israël zijn duizenden van dergelijke ongelukken geanalyseerd. Het bleek dat er een duidelijk patroon zit in het optreden van auto-ongelukken door slaperigheid. Jongeren zijn vaker betrokken bij auto-ongelukken door slaperigheid tussen middernacht en zes uur ’s ochtends.
Ouderen daarentegen veroorzaken de meeste auto-ongelukken door slaperigheid ’s middags tussen twee en vijf. Toch zien we ook bij jongeren al het begin van een middagpiekje. Deze statistiek van auto-ongelukken door inslapen vormt waarschijnlijk het hardste argument voor de stelling dat de neiging om ’s middags in slaap te vallen relevant is voor het dagelijks leven en de veiligheid.
Tussen 12.00 en 16.00 uur rekenen schoolkinderen iets trager. Het verschil tussen maximale en minimale prestatie is klein (circa 4%), maar kwam bij diverse onderzoeken tevoorschijn.
De neiging om ’s middags in slaap te vallen, blijkt ook uit diverse andere onderzoeken. Treinen zijn zo beveiligd, dat ze automatisch stoppen wanneer de machinist inslaapt. De machinisten van Duitse treinen krijgen op gezette tijden een toontje te horen. Als ze daarna niet binnen 25 seconden een knop ingedrukken, gaat er een lampje knipperen. Reageert de machinist dan nog niet, dan volgt na 2,5 seconde een waarschuwingstoon en als de machinist ook daar niet op reageert, stopt de trein automatisch.
De tijdstippen van meer dan tweeduizend automatische noodstops zijn in kaart gebracht. Er zijn twee grote pieken: rond 3.30 uur en rond 13.30 uur. Hetzelfde patroon zien we ook bij andere beroepen. In een Zweeds gasbedrijf zijn gedurende twintig jaar de afleesfouten van meters geanalyseerd. De meeste fouten blijken voor te komen tussen 24 en 6 uur, met een extra piekje tussen 14 en 16 uur. In het algemeen is het dagelijks functioneren vooral ’s nachts verstoord en in mindere mate – maar wel degelijk meetbaar – tussen 14 en 16 uur.
’s Middags is er geen toename in de subjectieve alertheid, maar wel in de objectieve inslaapneiging bij zowel ouderen als jongeren. Ondanks dat we ons in de middag vaak niet slaperig voelen, zijn we zo vertrokken wanneer we dan in bed kruipen.
Psychologen verrichten al lang onderzoek naar hoe goed mensen geestelijk functioneren gedurende de dag, ondermeer om optimale roosters voor scholen te kunnen ontwerpen. Zo ontdekten ze al in het begin van deze eeuw, dat schoolkinderen ’s middags wat trager rekenden dan op andere tijden van de dag. De variatie in de rekensnelheid bedraagt overdag niet meer dan vier procent, maar is consistent en reproduceerbaar.
Zo’n dal in het psychisch functioneren is gevonden in veel verschillende psychologische testen. Terwijl de maxima voor verschillende psychische prestaties op verschillende tijdstippen liggen, treedt er bij vele taken een opmerkelijk stabiel dal op tussen 12 en 16 uur. Wordt dit dal misschien door het middagmaal veroorzaakt?
Velen zijn maar al te vertrouwd met het gevoel van slaperigheid na het middageten. Als verklaring voor de post-lunchdip voert men vaak aan dat een goedgevuld spijsverteringskanaal rijk wordt doorbloed, ten koste van spieren en hersenen. Algemeen gelooft men dat een maaltijd slaperig maakt. Het merkwaardige is echter dat slaperigheid vooral na het middageten voorkomt, zelfs na een heel lichte lunch.
De uren na het ontbijt is men juist erg alert en de eerste uren na het avondeten is de inslaapneiging minimaal, ook als de avondmaaltijd zwaarder is dan de lunch. Toen men bij vrijwilligers ’s middags de inslaapneiging met en zonder lunch ging meten, bleek er geen verschil. Bovendien, als men de lunch eerder, later of niet neemt, blijft er tussen 12 en 16 uur een daling in de prestaties optreden.
Momenteel gaat men ervan uit dat de post-lunchdip vooral een uiting is van een biologisch twaalf-uursritme. Waarschijnlijk draagt het middagmaal zelf nauwelijks bij tot de slaperigheid, maar gelóven de meeste mensen dat het een rol speelt, doordat de slaperigheid van het twaalf-uursritme steeds na het middageten komt.
Jong en oud
Amerikaanse onderzoekers die de nachtelijke slaap van studenten in kaart wilden brengen aan de hand van slaapdagboeken, vroegen hun proefpersonen voor de volledigheid ook de middagdutjes te noteren.
Eigenlijk hadden de onderzoekers verwacht dat die bijna niet zouden voorkomen. Uit de slaapdagboeken van grote groepen studenten bleek tot hun verbazing dat minstens de helft van de studenten eenmaal of vaker per week een middagdutje deed. ’s Nachts sliepen deze studenten zes tot zeven uur, en ’s middags nog een uur. De middagdutjes duurden zelden korter dan een kwartier of langer dan twee uur. Zou de normale slaap bij de mens niet monofasisch maar bifasisch zijn?
Een grotere inslaapneiging ’s middags kan men ook in het laboratorium aantonen. Men kan proefpersonen vragen hoe slaperig ze zijn. De subjectieve slaperigheid overdag vormt een plateau met hooguit kleine variaties. Dat geldt voor ouderen en jongeren. Men kan ook de feitelijke inslaapneiging meten, door proefpersonen overdag op vaste tijdstippen naar bed te laten gaan.
Daarbij krijgen de proefpersonen opdracht om in te slapen, of juist om wakker te blijven. Als de proefpersonen in een rustige, donkere kamer gaan liggen, doet het er niet veel toe of ze de opdracht krijgen om in te slapen of die om wakker te blijven: ze vallen in slaap of ze willen of niet. Dat inslapen gebeurt het snelst tussen 1 en 7 uur en tussen 14 en 16 uur. ’s Avonds tussen half acht en half tien is de neiging om in slaap te vallen het kleinst.
Op de momenten van minimale inslaapneiging maakt het zelfs nauwelijks uit of de proefpersonen de opdracht krijgen om in te slapen of juist om wakker te blijven. In beide gevallen bedraagt de inslaaptijd gemiddeld twintig minuten. Let wel, dit is de normale waarde voor de inslaapneiging van jonge, gezonde proefpersonen die geen last hebben van slapeloosheid ’s nachts of extra slaperigheid overdag.
Zoals we eerder zagen vormt de inslaapneiging ’s middags onder andere een serieuze bedreiging voor de verkeersveiligheid. Nu zou men in eerste instantie kunnen denken dat men hier geen last van heeft als men ’s middags een dutje doet zodra men zich slaperig voelt. Het probleem is echter dat men de inslaapneiging in de namiddag vaak niet merkt. Kennelijk kunnen mensen hun eigen prestatievermogen soms moeilijk inschatten. Misschien is het – zeker voor ouderen – nog niet zo gek om elke dag een middagdutje te doen.
De waardering voor het middagdutje is aan mode onderhevig. De laatste jaren zien we, gesteund door de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, de waardering ervoor groeien. Als mensen ’s middags slaperig worden, is er weinig reden om hen een middagdutje te ontraden (behalve dan wanneer ze moeten werken).
Bij patiënten met slaapproblemen ’s nachts kan men niet zonder meer een middagdutje aanbevelen. Een aantal van deze patiënten zal ’s nachts beter slapen, als ze hun middagdutje achterwege laten en ’s middags bijvoorbeeld gaan wandelen. Het missen van een middagdutje is minder vervelend dan de slapeloosheid ’s nachts. Andere patiënten met slaapproblemen zullen daarentegen juist profijt hebben van een middagdutje.
Een voordracht in de middag
De grotere inslaapneiging ’s middags ziet men ook bij voordrachten. De spreker zelf zal er weinig last van hebben: het houden van een voordracht is voor de meeste mensen zo enerverend, dat het ze wel wakker houdt.
Maar voor de toehoorders kan het lastiger zijn. Terwijl zij bij voordrachten ‘s morgens of in de eerste helft van de avond vanzelf wakker blijven, dreigt ’s middags de slaap toe te slaan. Belangrijk is dat een spreker zich realiseert dat een voordracht ’s middags een extra handicap is. Een geoefend spreker zal inspelen op de inslaapneiging. Het helpt al om de zaal zo licht mogelijk te houden en dus zal een ervaren redenaar lange series met donkere dia’s vermijden.
Verder zal hij proberen om zijn verhaal ’s middags extra levendig en boeiend te maken. Toehoorders die blijven staan, blijven gemakkelijker wakker.
Volgens de huidige opvatting over de afstamming van mens en mensapen is de chimpansee het meest verwant met de mens. Als het even kan, doet hij graag een middagdutje; een voorkeur die hij overigens deelt met alle ‘echte’ apen en mensapen, inclusief de mens.
Echte slaap?
Als mensenvolledig van de buitenwereld worden geïsoleerd en geen enkele aanwijzing krijgen over de tijd, gaan zij uit zichzelf een regelmatig activiteitsritme vertonen met een periodeduur van ongeveer 24? uur, het zogenaamde circadiane ritme. Meestal loopt het slaap-waakritme daarbij in de pas met het temperatuursritme, maar soms niet.
Soms vertonen mensen in tijdsisolatie een slaap-waakcyclus van vijftien uur of korter en soms zelfs van veertig uur of langer. Desondanks blijft het temperatuursritme dan netjes doorgaan met een cyclusduur van 24? uur. Omdat in één persoon het temperatuurs- en het slaap-waakritme niet langer gesynchroniseerd verlopen, spreekt men van interne desynchronisatie.
Aanvankelijk kregen de proefpersonen de opdracht om niet te dutten, omdat de onderzoekers dachten dat dutjes het normale slaap-waakritme zouden verstoren. Pas na 1980 is men ook de invloed van dutjes gaan bestuderen. Mensen in tijdsisolatie die mogen dutten, vertonen geen interne desynchronisatie meer. Door een middagdutje blijven de temperatuurs- en slaap-waakklok beter op elkaar afgestemd. Kennelijk is het middagdutje bij de mens onderdeel van het normale slaap-waakgedrag.
De meeste mensen gaan er automatisch vanuit dat het middagdutje echte slaap is. Maar een wetenschapper moet zich afvragen of dat wel zo is. Hoe bepaal je of een periode van stilliggen met weinig reacties op prikkels wel ‘echte’ slaap is. Er is een objectieve manier om echte slaap vast te stellen: het elektro-encefalogram of EEG.
Tijdens de slaap vertoont dat een uniek patroon van hersengolven, dat tijdens waken niet voorkomt. Aan de hand van het EEG kunnen we ook zien of iemand in lichte slaap verkeert (stadium 1 en 2), in diepe slaap (slow wave sleep, stadium 3 en 4) of in droomslaap (REM-slaap).
Ook tijdens middagdutjes vertonen mensen de normale slaapstadia in de gebruikelijke volgorde. In het middagdutje komen mensen eerder in diepe slaap dan wanneer ze ’s ochtends of in het begin van de avond gaan dutten. Als het middagdutje lang genoeg duurt, vertonen de meeste slapers ook REM-slaap, al kunnen slechts weinigen zich hun droom herinneren.
Maar er is meer. Tijdens de nachtelijke slaap worden bepaalde hormonen afgegeven aan het bloed. Vermoedelijk hebben deze hormonen te maken met de functie van slaap – waardoor slaap zo verkwikkend kan zijn en waarom slaap onmisbaar is.
Vooral groeihormoon is interessant. Het wordt door de hypofyse afgegeven bij een te lage bloedsuikerspiegel, in aanwezigheid van koortsverwekkende stoffen, bij stress en vooral tijdens de slaap. Ook tijdens het middagdutje komt er een grote hoeveelheid groeihormoon in het bloed terecht. Het middagdutje kunnen we dus ook in dit opzicht als echte slaap betitelen.
De evolutie van slaap
Evolutionaire verklaringen voor verschijnselen zijn vaak nogal speculatief. Dat geldt zeker voor een verschijnsel dat nog zo weinig onderzocht is als het middagdutje. Om aan te tonen dat een dier tijdens rust in de middag echt slaapt, moet je zijn EEG afleiden. Maar helaas zijn er maar weinig van dergelijke EEG’s beschikbaar. Bij nogal wat EEG-onderzoek bij apen, maakte men de dieren die overdag gingen dutten wakker, omdat men dacht dat het middagdutje de normale nachtslaap verstoorde. Toch valt er wel wat te zeggen over middagdutjes bij dieren.
Om wat meer over het ontstaan van middagdutjes te begrijpen, moeten we de middagslaap zien in het totale slaappatroon. Algemeen worden de halfapen als het meest ‘primitief’ beschouwd. Onder de halfapen vinden we zowel dag- als nachtdieren. De ‘echte’ apen zijn allemaal dagdieren, op één uitzondering na, het nachtaapje uit Zuid-Amerika. We mogen er veilig vanuit gaan, dat de echte apen zich al minstens veertig miljoen jaar geleden specialiseerden tot echte dagdieren.
Apen zijn typisch dieren van de (sub)tropen, waar door het jaar heen een voorspelbaar licht-donkerritme heerst van twaalf uur dag en twaalf uur nacht met een erg korte schemering. Op het einde van de middag trekken apen zich terug voor de nacht; mensapen maken dan een slaapnest. Gedurende de nachtelijke uren hebben apen een periode van inactiviteit. Hoewel ze het grootste deel van die periode slapen, zijn ze tijdens de nacht in totaal ook twee tot drie uur wakker. Bij apen is de slaap in kort perioden verdeeld.
Overigens is het aannemelijk dat dit ook het natuurlijke slaappatroon van onze voorouders was. Daar kwam wellicht al een eind aan met de beheersing van het vuur, en zeker met de uitvinding van het elektrische licht. Het natuurlijke patroon zou dan bestaan uit een twaalf-uursperiode van inactiviteit van 6 uur ’s avonds tot 6 uur ’s ochtends, met daarin negen à tien uur slaap. De westerse mens komt toe met een kortere slaap dan de mensapen en met een veel kortere nachtrust. Daar staat tegenover dat de slaap bij de mens veel minder wordt onderbroken door periodes van wakker zijn.
Dit slaap-waakpatroon van een chimpansee werd vastgesteld aan de hand van een EEG. Gedurende tien dagen met een normaal ritme (licht aan tussen 6.00 en 18.00 uur) vallen de middagdutjes rond 13.00 uur. Tijdens de tijdsisolatie gedurende de tien daaropvolgende dagen ‘schuift’ het slaap-waakritme, inclusief middagdutjes, over de klokketijd heen. Wanneer vervolgens het licht aan is tussen 14.30 en 02.30 uur, houdt de chimpansee zijn dutje rond 19.30 uur.
Duttende apen?
Waar komt nu het middagdutje vandaan? Er zijn twee globale hypothetische mogelijkheden. Wellicht bestond er al een inwendig twaalf-uursritme lang voor de afsplitsing van de echte apen. Het middagdutje zou dan een uiting zijn van zo’n oud twaalf-uursritme.
Dit is een mogelijkheid, maar aangezien we nog niets weten van een dergelijk twaalf-uursritme, is dit pure speculatie. Daarom ga ik hier niet verder op in. De tweede mogelijkheid is dat het middagdutje een recente (nou ja, pakweg veertig miljoen jaar jonge) uitvinding is bij apen, sinds ze zich als dagdier specialiseerden.
Een rustperiode gedurende de hete middaguren is in de tropen normaal voor veel dieren. Zitten die apen dan gewoon stil in de schaduw, of slapen ze echt? Om deze vraag te beantwoorden, moet je bij apen EEG-elektrodes en een radiozender aanbrengen, zodat je met zekerheid kunt vaststellen of ze in hun natuurlijke milieu echt slapen tijdens de siësta.
Dergelijk onderzoek is moeilijk, maar het is uitgevoerd bij rhesusapen en bavianen. Inderdaad komt in de middag (tussen 13 en 17 uur) echt slapen relatief vaak voor bij deze apen. Ondanks een nachtelijke rustperiode van twaalf uur, met daarin negen à tien uur slaap, doen deze apen vaak een echt middagdutje.
Middagdutjes bij chimpansees
Komt het middagdutje van apen van binnenuit, of maakt de omgeving, bijvoorbeeld de hitte ‘s middags, slaperig? Uit onverwachte hoek zijn er aanwijzingen gekomen dat het middagdutje minstens gedeeltelijk van binnenuit komt. Men registreerde bij een chimpansee gedurende vele dagen het EEG. De chimpansee was gehuisvest in een verduisterde ruimte waar tussen 6.00 en 18.00 uur het licht aan was. Hij deed steeds een middagdutje rond 13.00 uur. Nu zou men nog kunnen opperen dat dit het gevolg was van extra rust rond zijn kooi, aangezien zijn verzorgers rond dat tijdstip lunchten. Maar dat bleek geen afdoende verklaring. In tijdsisolatie, waarbij het licht continu brandde en iedere tijdsindicatie ontbrak, verschoof het slaap-waakritme van de aap geleidelijk. Na tien dagen tijdsisolatie sliep de chimpansee tussen 2.30 en 14.30 uur en deed hij zijn ’middagdutje’ rond 19.30 uur. Dit toont aan dat het middagdutje bij deze chimpansee echt van binnenuit kwam. De chimpansee is als naaste verwant van de mens een interessant proefdier. Volgens de huidige inzichten is de chimpansee nauwer verwant met de mens dan met de gorilla of orang-oetan.
Aangezien mensen ’s nachts korter slapen dan de mensapen, dacht men aanvankelijk dat mensen middagdutjes doen om de gemiste slaap in te halen. Dat kan echter niet de volledige verklaring zijn. Apen doen immers, ondanks hun langere slaap, toch een middagdutje. Waarschijnlijk is het middagdutje bij de mens een overblijfsel van onze vroege evolutie in de tropen. De aanvankelijke reactie op de middaghitte, werd een aangeboren neiging om ook ’s middags een uiltje te knappen.
Als alle sociale verplichtingen wegvallen, hebben mensen een slaap-waakritme met twee episodes van verhoogde inslaapneiging per etmaal. Er is per etmaal een lange en een korte periode van slaap. De siësta is weliswaar vooral een cultureel verschijnsel, maar heeft wel degelijk een biologische grondslag. In siëstalanden, maar ook in onze cultuur, zien we in het slaapgedrag van mensen wel grote individuele verschillen. Sommigen hebben iedere middag een onweerstaanbare slaperigheid – ze ‘moeten’ een dutje doen – terwijl anderen die behoefte nooit voelen. Of men ’s middags aan de slaapbehoefte toegeeft ligt ook aan de omgeving: is een middagdutje mogelijk, bijvoorbeeld gezien het werk, en wordt een siësta sociaal gestimuleerd of juist tegengewerkt? De neiging om in de middaguren in te slapen is echter bij iedereen aanwezig.