De beroemde sciencefictionschrijver Isaac Asimov (1920-1992) heeft eens een buitengewoon intrigerend verhaal geschreven. In De laatste vraag (1956) beschrijft hij hoe de chaos in het heelal stelselmatig toeneemt. Het universum loopt af, als een geweldig groot horloge, en eens zal het ophouden met tikken. Aan het begin van het verhaal stelt iemand aan een computer de vraag: “Kan het proces van toenemende wanorde ooit omgekeerd worden, kan er ooit weer orde ontstaan?” De computer antwoordt: “Er zijn niet voldoende gegevens om die vraag te beantwoorden.”
Daarna beschrijft Asimov in het kort de ontwikkeling van de mensheid, de ontwikkeling van de computer, en die van het heelal. Tegelijkertijd wordt de computer steeds machtiger, steeds gecompliceerder en eveneens steeds minder materieel. Uiteindelijk bevindt de computer zich niet meer in onze gewone ruimte, maar in de ‘hyperruimte’ of ‘bovenruimte’. Van daaruit kan hij elke vraag, waar ook gesteld in het heelal, beantwoorden. En van tijd tot tijd is er iemand die vraagt aan de steeds meer wetende en haast almachtige computer: “Kan uit de wanorde weer orde ontstaan?” En telkens antwoordt de computer: " Er zijn niet voldoende gegevens om die vraag te beantwoorden."
Tenslotte loopt het universum af. De zon en de sterren zijn uitgebrand. De mensheid is als energie opgegaan in de computer in de bovenruimte. Daarmee bestaat alleen nog het onzichtbare, almachtige brein dat de computer is geworden. Eigenlijk zou ook dat moeten ophouden te bestaan. Maar de computer wordt nog in stand gehouden door die ene, onopgeloste vraag. Eindeloze tijd gaat voorbij. Uiteindelijk vindt de computer het antwoord. Dan broedt hij over de duistere chaos die het universum is geworden en tenslotte zegt hij: “Er zij licht!” En er was licht.
In 1977 organiseerde de Evangelische Omroep in het Jaarbeurs Congrescentrum in Utrecht het publieksdebat ‘Schepping of evolutie?’ dat vervolgens ook op televisie werd uitgezonden. In dat debat namen drie evolutionische wetenschappers op het gebied van astronomie, geologie en biologie het op tegen drie wetenschappers van de Amerikaanse Creation Research Society. De evolutionisten werden vertegenwoordigd door Carl Koppeschaar (sterrenkunde), Cees Laban (geologie) en Mels Sluijser (biologie). De creationisten waren Harold S. Slusher (sterrenkunde), Donald E. Chittick (geologie) en Duane T. Gish (biologie). Op de foto’s Koppeschaar in debat met zijn opponent Slusher.) Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Het sciencefictionverhaal van Asimov heeft een eigenaardig staartje gekregen. Vaak is het als ‘bewijs’ voor de goddelijke schepping opgevoerd in christelijke publicaties. Sommige christenen gaan er niet van uit dat de aarde 4,5 miljard jaar oud is – zoals in de wetenschap wordt aangenomen – maar hooguit tienduizend jaar. God schiep de wereld immers in zeven dagen. Alle ontwikkelingsprocessen daarna moeten zich volgens hen hebben voorgedaan binnen een tijdsbestek van hooguit tienduizend jaar.
Ze noemen zich creationisten, de wetenschappers die ontkennen dat een langdurige evolutie heeft plaatsgevonden van eenvoudige tot meer complexe levensvormen. In zijn grondvorm bestaat het creationisme sinds 1859, toen Charles Darwin zijn boek On the Origin of Species (Over het ontstaan van de soorten) publiceerde. Darwin betoogde daarin dat telkens nieuwe soorten planten en dieren waren ontstaan. In de natuur zou sprake zijn van een selectieproces: individuen die het best zijn aangepast aan hun milieu overleven in de strijd om het bestaan. Dit hield ondermeer in dat het ontstaan van de soorten een doorlopend proces is, en dat ook de mens uit een lagere levensvorm moet zijn ontstaan. Dat dit laatste beroering wekte, ligt voor de hand. De storm van kritiek bereikte zijn hoogtepunt tijdens een vergadering van de British Association for the Advancement of Science, die in juli 1860 in Oxford werd gehouden.
Tijdens die vergadering werd Darwin fel aangevallen. Toen het gerucht ging dat Samuel Wilberforce, de anglicaanse bisschop van Oxford, de katheder zou bestijgen om met Darwins theorie de vloer aan te vegen, vulde een zevenhonderdkoppige menigte de zaal. Een half uur lang ging Wilberforce tekeer tegen Darwins ‘oppervlakkige theorie’. Maar aan het einde van zijn rede ging de bisschop te ver. Hij keerde zich naar Thomas Henry Huxley, een scherpzinnig arts en wetenschapsman,die het volkomen met Darwin eens was. Wilberforce vroeg Huxley of hij via zijn grootvader of grootmoeder van de apen afstamde. Het was geen ogenblik voor sarcasme en Huxley was niet iemand die men ongestraft provoceerde. Toen hij hoorde hoe de bisschop met deze onbeschaamde vraag eindigde, stond hij op en deelde mee dat hij er veruit de voorkeur aan gaf van een aap af te stammen dan van een ‘vooraanstaand’ man als Wilberforce.
Darwin’s The Origin of Species is de basis van de moderne evolutietheorie. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
In 1871 publiceerde Darwin zijn boek The Descent of Man (De afstamming van de mens), waarin hij uiteenzette dat mens én aap van een gemeenschappelijke voorouder afstammen. Inmiddels was men al zo vertrouwd geraakt met de evolutiegedachte, dat hierover alleen nog kritiek losbarstte bij fundamentalisten die vasthielden aan een letterlijke interpretatie van het bijbelse scheppingsverhaal. In theologische kring werd weliswaar ook fel gestreden over de evolutietheorie, maar die strijd vond voornamelijk achter gesloten deuren plaats.
Toch werd er al vroeg naar een tussenoplossing gezocht. Sommigen meenden dat het Hebreeuwse woord yom verkeerd was geïnterpreteerd door het met ‘dag’ te vertalen bij de zes dagen van de schepping. De betekenis ervan zou eerder zijn: scheppings tijdperk. Anderen hielden staande dat Genesis slechts een beschrijving gaf van Gods schepping van dat deel van de aarde dat hij oorspronkelijk voor de mens had voorbestemd, dus ruwweg West-Azië. Verder werd betoogd dat de woorden “In den beginne” ten onrechte waren aangezien voor de eerste dag van de schepping: er had in feite een lange periode gelegen tussen de eerste twee scheppingsdagen. Een periode, waarin de rotsen waren ontstaan. De fossielen die door geologen in deze rotsen werden gevonden waren dus afkomstig van dieren die vóór de derde scheppingsdag waren uitgestorven. Wéér anderen hielden staande dat alle fossielen in de rotsen waren gekomen tijdens de 1600 jaar tussen de schepping en de zondvloed en dat de uitgestorven soorten – zoals de dinosauriërs – de dieren waren die de ark hadden gemist. Maar de meest ongeloofwaardige oplossing was wel die van Philip Gosse. God had, aldus Gosse, de wereld geschapen precies zoals in Genesis wordt beschreven. Maar om het geloof van de geleerden op de proef te stellen had Hij bij de schepping fossielen in de grond gestopt die wezen op een niet-goddelijk ontstaan van het leven. . .
Aan de hand van de in de bijbel genoemde afstamming rekende bisschop James Ussher (1580-1656) het tijdstip van de schepping terug: 23 okt. 4004 v. Chr. 09 u. ’s ochtends. klik op een afbeelding voor een grotere versie
Zowel in de katholieke als in de protestantse kerk bestaat tegenwoordig geen twijfel meer over het ontstaan van het leven. Het scheppingsgeloof gaat er immers alléén van uit dat God de wereld met al wat daarin is geschapen heeft; de manier waarop was Zijn keuze. Als er dus evolutie is geweest, dan is dat geschapen evolutie. De stichter van de Vrije Universiteit van Amsterdam, dr. Abraham Kuyper, bracht het zó onder woorden: "… Had het God beliefd niet zélf de soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, doordat Hij de voorafgaande soort op de productie van een volgende; hogere soort had toegelegd, de Schepping zou er niet minder wonderbaar om zijn!’ Om dezelfde reden huldigt ook de rooms-katholieke kerk sinds 1951 het standpunt van een door God geleide evolutie. Het eerste bijbelverhaal in Genesis wordt daarmee niet gedegradeerd tot een sprookje, maar wordt gezien als een verklaring die was afgesteld op het bevattingsvermogen van de mensen in de tijd dat het geschreven werd.
In de Verenigde Staten is het anders gegaan. Daar bloeit sinds Darwins publicatie van The Descent of Man nog steeds een reactionaire beweging die een dogmatisch standpunt inneemt over de onfeilbaarheid van de bijbel. Na de Eerste Wereldoorlog werd in de VS de ’World’s Christian Fundamental Association’ opgericht, die dit standpunt te vuur en te zwaard ging uitdragen. In verschillende staten van het zuiden en zuidwesten ontstonden ook fundamentalistische meerderheden in de parlementen. Een van de gevolgen daarvan was het beruchte ‘apenproces’ tegen de van Darwins evolutieleer overtuigde onderwijzer John T. Scopes in 1925; ook geologen en biologen werden fel bestreden en soms uit hun ambt ontzet. Na het ‘apenproces’ ontstonden steeds meer fundamentalistische kerken en sekten zoals de Orthodox Presbyterian Church en de Conservative Baptist Association. In 1949 werd daarom een overkoepelende beweging opgericht, de American Scientific Affiliation.
De bedoeling was dat deze beweging wetenschappelijk bewijs zou zoeken voor het scheppingsverhaal van Genesis, maar geleidelijk aan ging de beweging over tot het accepteren van een door God geleide evolutie, wat tegenwoordig bekend staat als Intelligent Design. In 1963 nam deze gedachte al zodanig vorm aan dat een groep van tien meer conservatieve leden zich afscheidde en de Creation Research Society (vereniging voor scheppingsonderzoek) oprichtte.
Wie lid wil worden van de Creation Research Society moet een officiële geloofsverklaring ondertekenen. De eerste drie van de uit vijf punten bestaande verklaring luiden als volgt. 1) De bijbel is het onder inspiratie geschreven woord van God; alles dat in de originele tekst van de bijbel staat, is dus historisch en wetenschappelijk gezien juist. Wie de natuur bestudeert moet er derhalve rekening mee houden dat het scheppingsverhaal in Genesis een feitelijke weergave is van een historische gebeurtenis. 2) Alle levende wezens, met inbegrip van de mens, zijn door God geschapen gedurende de scheppingsweek die in Genesis staat beschreven. Na de scheppingsweek hebben uitsluitend biologische veranderingen plaatsgevonden binnen de oorspronkelijk geschapen soorten. 3) De zondvloed die in Genesis beschreven is, was een historische gebeurtenis met een wereldwijde strekking en gevolg.
Bisschof James Ussher (1580-1656) klik op een afbeelding voor een grotere versie
De doelstellingen van de Creation Research Society zijn het weer in ere herstellen van de bovengenoemde dogmatische principes in het onderwijs en in de wetenschap. Bij voorkeur worden debatten georganiseerd tussen creationisten en evolutionisten die het grote publiek van het gelijk van het creationisme moeten overtuigen.
De Theologie (met de bijbel in de linkerhand) verdrongen door de Rede. Allegorische voorstelling uit de tijd van de Franse Verlichting (1751-80). klik op een afbeelding voor een grotere versie
Dat dit soms succes heeft ligt voor de hand: de evolutietheorie is een wetenschappelijke theorie, waarvan de bewijzen voor ongeschoolden vaak onbegrijpelijk zijn; het creationisme gebruikt geen wetenschappelijke taal en is tijdens debatten gemakkelijk te volgen. Gesteund door deze successen worden vervolgens rechtszaken aangespannen tegen docenten op middelbare scholen. In maart 1981 werd bijvoorbeeld de staat Californië gedagvaard voor de schending van de vrijheid van godsdienst op school door onderwijs in de evolutieleer toe te staan. Tekenend voor invloed van de creationisten was dat de rechter de eis niet geheel afwees: de staat Californië werd weliswaar in het gelijkgesteld met de uitspraak dat het onderwijs in de evolutieleer in geen geval de rechten van de creationisten aantast, maar tevens bepaalde de rechter dat de evolutie alleen als theorie, en niet als dogma, op de scholen mocht worden onderwezen. Op verschillende scholen werden de onderwijzers vervolgens gedwongen om zowel de evolutietheorie als de bijbelse versie van de prehistorie te onderwijzen. En bevreesd om een lucratieve markt te verliezen toonde een aantal uitgevers van schoolboeken zich bereid om aan de eisen van de conservatieve christenen tegemoet te komen.
Het grote gevaar van stromingen als creationisme en Intelligent Design is dat de vrijheid van wetenschapsbeoefening in gevaar wordt gebracht. Een wetenschappelijke theorie als de evolutietheorie dient door wetenschappelijk onderzoek te worden gecontroleerd en niet door leken die zich baseren op een geloofsovertuiging. Dat onderzoek is gedaan en alle gegevens van de natuurwetenschappen leveren een overstelpend bewijs dat al miljarden jaren lang een evolutie plaatsvindt in het heelal en op aarde. Eén van de evolutionisten die in 1977 in Nederland een debat hield met creationisten merkte het destijds al op:"Iemand die in dit tijdperk van modern wetenschappelijk onderzoek niet gelooft in evolutie, is als inwoner van Cape Canaveral die gelooft dat de aarde plat is en de maan gemaakt van groene kaas.’
Zie ook:
- Oude wijn, nieuwe zakken (Kennislinkartikel)
- Creationisme en evolutie (Kennislinkartikel)
- Webquest: het lagerhuis debat van het leven (Kennislink)
- Over de evolutietheorie
- Knagen aan de bijbel
- Website van de creationisten
- De minister en het academisch debat
- Skepsis: Twee geloven op een kussen
- Skepsis: ID-discussie (1)
- Skepsis: ID-discussie (2)
- Skepsis: ID-discussie (3)
- Skepsis: ID-discussie (4)
- Minister ontvangt boek over ID (Kennislink artikel)
- Discussie over Intelligent Design en Evolutietheorie (Kennislinkartikel)