
Het zijn niet de minste namen in de wereld van de Nederlandse academische geschiedbeoefening. Piet Kamphuis, Gert Oostindie en Marjan Schwegman zijn respectievelijk directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In een opiniestuk in De Volkskrant onderstreepten ze vandaag gezamenlijk de noodzaak van een nieuw, allesomvattend onderzoek naar het Nederlandse militaire optreden in Indië. Kennislink sprak met Gert Oostindie.
Als er, naast de Tweede Wereldoorlog, een onderwerp is dat uitvoerig behandeld is door historici is het wel het optreden van Nederland in Indië. Wat schort er volgens u zoal aan het bestaande onderzoek?
“Er zijn zeker drie redenen voor een nieuw, allesomvattend onderzoek. Ten eerste zijn er nog altijd veel zaken niet uitgezocht. Daarnaast spreken bestaande onderzoeken elkaar regelmatig tegen. Ten derde denken we dat het belangrijk is om alles op een rijtje te hebben. Wie heeft precies wat gedaan? Hoeveel slachtoffers zijn er eigenlijk gevallen? Omdat alles inmiddels zeventig jaar geleden heeft plaatsgevonden, is dit tevens een van de laatste mogelijkheden om betrokkenen te kunnen interviewen. Die mogelijkheid zouden we moeten benutten, voor het te laat is.”
U schrijft dat u ook Indonesische historici bij zo’n nieuw onderzoek wil betrekken. Wat zouden die concreet kunnen bijdragen?
“Om politieke redenen zijn er in de loop van de jaren allerlei mythen ontstaan, zowel aan Nederlandse als aan Indonesische kant. Zo heeft Nederland jarenlang niet willen toegeven dat het een koloniale oorlog aan het voeren was, de regering sprak vanaf het begin over ‘Politionele Acties’. Ook bestaan er totaal verschillende interpretaties van de feiten die hebben plaatsgevonden. Het is tijd om samen te kijken hoe deze mythevorming aan weerszijde in zijn werk is gegaan en wat we nu eigenlijk wel met zekerheid kunnen zeggen over dit conflict.”
Geeft u eens een voorbeeld van zo’n uiteenlopende interpretatie van de feiten?
“Een sprekend voorbeeld is de affaire-Westerling. Luitenant Raymond Westerling kreeg in juli 1946 van de Nederlandse regering de opdracht om een opstand op Zuid-Celebes neer te slaan. Volgens Nederlandse bronnen zijn daarbij 1500 slachtoffers gevallen, maar aan Indonesische kant wordt wel gesproken van maar liefst 30.000 doden. Dit soort zaken hebben pas de laatste jaren de volle aandacht.”

“Ook over de precieze gang van zaken tijdens patrouilles die uitliepen op executies zoals in het dorpje Rawagede, waar de Nederlandse regering vorig jaar nog openlijk excuses voor aanbood, is nog veel onduidelijk. Als we nu eens alle bronnen naast elkaar leggen kunnen we beter vaststellen wat er daadwerkelijk gebeurd is, en hoeveel doden er werkelijk zijn gevallen. We moeten proberen er realistischer tegenover te gaan staan.”
De kwestie Rawagede toonde vorig jaar ook aan dat de wonden bij veel Indonesiërs nog altijd niet geheeld zijn. Verwacht u dat ze open staan voor een gezamenlijk historisch onderzoek?
“Niet alle Indonesiërs misschien. Met name voor groepen binnen het leger en in de politiek zal het nog steeds gevoelig liggen. Maar historici zullen zeker willen meewerken. Op een symposium deze week sprak ik de directeur van de Indonesische Academie van Wetenschappen en die was direct enthousiast. Zowel in Nederland als in Indonesië zijn de gebeurtenissen tussen 1945 en 1949 een van groot belang geweest. Temeer reden dit gezamenlijk te onderzoeken en te proberen er een gedeeld verhaal van te maken.”
Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië bezet door Japan. Op 17 augustus 1945, te midden van het machtsvacuüm dat ontstond na de Japanse capitulatie in Indië, riepen Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Na de oorlog was Nederland voornemens het koloniale gezag over te dragen. Het abrupte uitroepen van een de facto onafhankelijke Republiek was voor de Nederlandse regering echter onaanvaardbaar. De rol van Soekarno, die tijdens de oorlog gecollaboreerd had met de Japanse bezetter, zette bij het Nederlandse kabinet zeer kwaad bloed.
Tijdens twee zogenaamde ‘Politionele Acties’ probeerde Nederland zijn gezag in zijn kolonie te herstellen. Daarbij werd keihard militair optreden niet geschuwd. De Indonesische onafhankelijkheidsoorlog had het karakter van een guerilla-oorlog, waarbij aan weerszijden veel slachtoffers vielen. Pas in 1949 droeg Nederland onder internationale druk de soevereiniteit over.