‘Er dreigt iets heel erg fout te gaan met het ruimteonderzoeksprogramma van NASA.’ John Mather van het Goddard Space Flight Center ziet het somber in. Begin mei stuurde hij een e-mailtje rond waarin een doemscenario werd geschetst voor de James Webb Space Telescope, de opvolger van Hubble. Als het tegenzit, aldus Mather (wetenschappelijk projectleider van de nieuwe ruimtetelescoop), wordt Webb zo sterk ‘uitgekleed’ dat het project bijna geen zin meer heeft.
Illustratie van de James Webb Space Telescope.
De James Webb Space Telescope moet in de zomer van 2011 gelanceerd worden. Belangrijkste doel: onderzoek doen aan de geboorte en vroege evolutie van planeten, sterren, sterrenstelsels en het heelal als geheel. Op infrarode golflengten, en met een spiegel van 6,5 meter in middellijn. Maar NASA heeft het projectbureau van de Webb nu opdracht gegeven om te kijken wat er mogelijk is met een veel kleinere telescoop, en hoeveel je daarmee zou besparen.
‘We zijn nog niet echt in paniek,’ zegt Mathers Europese collega Peter Jakobsen van ESTEC in Noordwijk, ‘maar als het die kant op gaat, zijn we terug bij af. Het hele project moet dan opnieuw onder de loep worden genomen. Dat betekent vrijwel zeker ook extra vertraging.’ Bovendien, aldus Jakobsen, kun je vraagtekens zetten bij het nut van zo’n kleinere telescoop. Die presteert dan niet veel beter dan bestaande infraroodtelescopen op aarde.
De gelikte artist impressions van satellietbouwer Northrop Grumman zien er nog zo veelbelovend uit. Een telescoop in een baan om de zon, op anderhalf miljoen kilometer afstand van de aarde, met een gesegmenteerde spiegel van 25 vierkante meter en een zonnescherm zo groot als een tennisveld. En dan voorzien van drie supergevoelige camera’s en spectrografen, om de allereerste sterren en sterrenstelsels in het heelal te bestuderen.
De opvolger van Hubble – oorspronkelijk de Next Generation Space Telescope genoemd – zou eigenlijk een spiegel van acht meter in middellijn krijgen, maar bij een eerste bezuinigingsronde in 2002 werd dat al teruggebracht tot 6,5 meter. Daar konden sterrenkundigen nog wel mee leven, hoewel het een flinke astronomische aderlating was. Maar nu is er mogelijk sprake van een verdere verkleining naar vier meter, en dat gaat Mather en Jakobsen te ver.
De ‘uigeklede’ Webb-telescoop wordt niet alleen minder gevoelig; ook een van de drie waarnemingsinstrumenten moet eraan geloven, waardoor het instrument eigenlijk alleen op de kortste infraroodgolflengten nog wat kan gaan betekenen. Daarnaast zou de mogelijkheid geschrapt worden om van tientallen verre sterrenstelsels tegelijk een spectrum vast te leggen, waardoor Webb veel minder efficiënt wordt.
Ewine van Dishoeck van de Leidse Sterrewacht, lid van de internationale Science Working Group van de Webb-telescoop en nauw betrokken bij de ontwikkeling van het MIRI-instrument voor onderzoek op langere infraroodgolflengten, blijft vooralsnog optimistisch. ‘We gaan voorlopig gewoon rustig verder met MIRI,’ zegt ze; ‘ik heb er vertrouwen in dat het instrument er komt.’ Ze wijst erop dat MIRI zelfs op een kleine ruimtetelescoop nog heel veel kan presteren – mid-infrarode straling kan vanaf de grond nauwelijks waargenomen worden.
Maar Jakobsen windt er geen doekjes om. In het ‘uitgeklede’ ontwerp voor de Webb-telescoop waar NASA nu onderzoek naar laat doen, is er voor MIRI geen plaats. Wat overblijft zijn de instrumenten voor de kortere infraroodgolven, en dat is nu precies het gebied waar grote telescopen op de grond de laatste jaren ook heel veel interessante waarnemingen doen. ‘We zullen helemaal opnieuw moeten beginnen, en proberen toch de nadruk op de langere golflengten te leggen,’ aldus Jakobsen.
Overigens geeft ook hij de moed nog lang niet op. ‘Het is een puur budgettaire kwestie,’ zegt hij, ‘en voorlopig ben ik er nog niet van overtuigd dat de benodigde bezuiningen niet elders binnen het project gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld aan de kant van de industrie, of intern, binnen het projectbureau.’ Mather hoopt in elk geval dat zijn alarm-mailtje zal leiden tot een golf van protest vanuit wetenschappelijke hoek.
‘Binnen een paar weken hebben we waarschijnlijk meer duidelijkheid,’ aldus Van Dishoeck. Dat de Webb-telescoop geheel ongeschonden uit de strijd tevoorschijn komt, lijkt echter onwaarschijnlijk. En dan krijgt Mather toch gelijk: als er aan de Hubble-telescoop geen onderhoud meer wordt gepleegd, en de veelbelovende opvolger wordt drastisch gekortwiekt, dan gaat er iets heel erg fout met het Amerikaanse ruimteonderzoeksprogramma.
Dit artikel is eerder verschenen in de Volkskrant