Jongeren vinden contacten met leeftijdsgenoten belangrijk en ze brengen dan ook een groot deel van hun vrije tijd door met leeftijdsgenoten. Meestal is dit vooral gezellig en bovendien helpt het jongeren bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en empathie. De omgang met leeftijdsgenoten geeft jongeren een gevoel van eigenwaarde tijdens een turbulente levensfase; een periode waarin ze zich losmaken van hun ouders en een eigen identiteit ontwikkelen.
In bepaalde situaties kan omgang met leeftijdsgenoten echter criminaliteit stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin een groepje jongens elkaar uitdaagt om een rotje door de brievenbus te gooien.

Structuur in rondhangen
Het is nog steeds niet helemaal duidelijk in welke situaties bepaalde activiteiten van jongeren tot criminaliteit leiden, en welke situaties relatief ongevaarlijk zijn. De laatste jaren heeft onderzoek wel aangetoond dat het doorbrengen van tijd met vrienden vooral tot criminaliteit leidt wanneer er sprake is van een ongestructureerde activiteit (bijvoorbeeld ‘hangen’) en wanneer er geen toezicht is van autoriteitsfiguren, zoals ouders, docenten of sportcoaches.
Aan de andere kant blijkt virtueel contact met vrienden (via de telefoon of het internet) niet samen te hangen met criminaliteit, net als tijd die jongeren onderling doorbrengen met een gestructureerde activiteit (zoals sporten), of tijd die jongeren onderling doorbrengen onder toezicht van een volwassene.

Maar naar de rol van locaties is nog nauwelijks onderzoek gedaan. Zou het ook uitmaken waar jongeren elkaar ontmoeten om samen te ‘hangen’? Hoewel er bij ‘hangjongeren’ vaak wordt gedacht aan jongeren die op straat hangen, zijn er ook andere locaties te bedenken waar jongeren graag tijd doorbrengen, zoals het winkelcentrum, cafés of sportkantines. In sommige locaties is meer sociale controle dan in andere locaties. Dit kan gevolgen hebben voor het gedrag van de jongeren die veel tijd doorbrengen in die locaties.
Sociale controle op locaties
De mate van sociale controle die in een locatie aanwezig is, hangt af van de mate waarin mensen zich verantwoordelijk voelen voor een locatie. Mensen voelen zich bijvoorbeeld heel verantwoordelijk voor wat er in hun huis gebeurt. Ze houden goed in de gaten dat daar geen vreemden binnen komen, dat er niets gestolen wordt en dat er geen spullen kapot gemaakt worden. Ook voor wat er op de werkplek gebeurt voelen veel mensen zich verantwoordelijk.
De straat is een ander verhaal. Sommige mensen zullen ingrijpen als ze zien dat iemand een fiets steelt, of als ze zien dat een groepje jongeren een vuilnisbak kapot maakt. Andere mensen trekken zich daar weinig van aan. Over het algemeen geldt: Naarmate meer mensen toegang hebben tot een locatie, voelen minder mensen zich verantwoordelijk voor die locatie. Dat betekent dat er veel sociale controle is in privé locaties, zoals woningen; wat minder controle in semi-openbare locaties, zoals een voetbalclub, een bioscoop of openbaar vervoer; en weinig controle in openbare locaties, zoals straten, veldjes en winkelcentra. Op locaties waar weinig controle is, kunnen jongeren meer hun eigen gang gaan en makkelijker criminaliteit plegen. Er is immers minder toezicht.

We verwachtten daarom dat rondhangen in openbare locaties sterker samenhangt met criminaliteit dan rondhangen in semi-openbare of privé locaties. We hebben dit onderzocht voor de volgende locaties: woningen (thuis of bij vrienden), recreatie- en uitgaansgelegenheden (bijvoorbeeld een kroeg of bioscoop), openbaar vervoer (bijvoorbeeld in de bus of tram), overige semi-openbare ruimtes (zoals scholen en verenigingen), straten, winkelcentra en open ruimten (bijvoorbeeld een industrieterrein, voetbalveld of park).
Tijdsbestedingsonderzoek
Om te onderzoeken op welke locaties ‘rondhangen’ samenhangt met criminaliteit, hebben we ruim 1200 interviews gehouden onder jongeren van 12 tot 20 jaar. In totaal deden 615 jongeren mee aan het onderzoek. Zij zijn elk twee keer geïnterviewd: één keer in het schooljaar van 2008-2009 en één keer in het schooljaar van 2010-2011. We hebben de jongeren gevraagd of ze zich in het schooljaar voorafgaande aan het interview schuldig hadden gemaakt aan bijvoorbeeld diefstal, mishandeling, brandstichting, bekladding of beroving.
Uit eerder onderzoek blijkt dat de meeste jongeren redelijk eerlijk zijn over hun gedrag, als ze weten dat hun antwoorden anoniem blijven. Dat lijkt ook te gelden voor de jongeren uit dit onderzoek. Een deel van hen gaf namelijk aan dat ze betrokken waren geweest bij overtredingen, waaronder zwaardere delicten zoals inbraak en beroving. Dat betekent dat ze zich niet schaamden om dit tijdens het interview aan te geven.
Voor het in kaart brengen van het rondhanggedrag van de jongeren hebben we een speciale methode gebruikt. Met deze methode werd de jongeren over vier voorafgaande dagen voor elk uur gevraagd wat ze hadden gedaan, met wie ze waren en op wat voor locatie dat was. De jongeren mochten hun agenda en telefoon gebruiken als geheugensteuntje.
Tachtig procent van de jongeren hangt rond
Allereerst viel ons op dat rondhangen heel veel voorkomt: ongeveer 80 procent van de onderzochte jongeren doet dat wel eens. Het verschilt echter sterk per persoon hoeveel er wordt rondgehangen. Figuur 1 laat zien dat 52 van de ondervraagde jongeren nooit rondhing tijdens de vier dagen waarover ze werden geïnterviewd, terwijl 31 van de ondervraagde jongeren wel 10 uur rondhing en sommigen nog veel meer.

Figuur 2 laat zien dat rondhangen vaak gebeurt op straat: ongeveer 27 procent van het aantal uren rondhangen werd doorgebracht op straat. Andere populaire locaties zijn thuis of bij vrienden thuis, recreatie- en uitgaansgelegenheden en in het openbaar vervoer (bijvoorbeeld in de tram).
Ons onderzoek bevestigt dat rondhangen samenhangt met criminaliteit: jongeren die tussen het schooljaar 2008-2009 en het schooljaar 2010-2011 meer uren waren gaan rondhangen, pleegden ook meer criminaliteit. Omdat rondhangen zo’n populaire activiteit blijkt te zijn, is het des te belangrijker dat we meer weten over de condities waaronder het samenhangt met criminaliteit.
Maakt het uit waar jongeren rondhangen?
Rondhangen in winkelcentra lijkt relatief onschuldig te zijn. Uit onze resultaten blijkt dat jongeren die veel tijd rondhangen in winkelcentra minder vaak criminaliteit plegen dan jongeren die op de andere onderzochte locaties rondhangen. Daarentegen vonden we dat jongeren die veel uren rondhangen op straat, in het openbaar vervoer en in open ruimten (zoals veldjes of parken) duidelijk vaker criminaliteit plegen.

Als we alleen kijken naar verschillen tussen jongeren, dan bestaat het gevaar van een ‘selectie-effect’. Het kan namelijk zo zijn dat criminele jongeren liever rondhangen in het openbaar vervoer en op straat dan in winkelcentra. Daardoor lijkt het dan net of rondhangen op straat sterk samenhangt met criminaliteit, terwijl eigenlijk criminele jongeren deze locatie gewoon vaker ‘selecteren’ als plek om te hangen.
Om hiervoor te controleren, hebben we gekeken naar veranderingen over tijd: we hebben de antwoorden van het tweede interview (in 2010-2011) vergeleken met de antwoorden van dezelfde jongere tijdens het eerste interview (in 2008-2009). Daaruit bleek dat jongeren die tussen de twee interviews meer waren gaan rondhangen op straat, in open ruimten (zoals veldjes of parken) of in recreatie- en uitgaansgelegenheden, ook méér criminaliteit waren gaan plegen. Dat effect vonden we niet voor de andere drie locaties (overige semi-openbare locaties zoals verenigingen; winkelcentra; en openbaar vervoer). Er is dus niet (alleen maar) een selectie-effect: als jongeren meer gaan rondhangen op straat, in open ruimten of in recreatie- en uitgaansgelegenheden, dan neemt het risico dat ze betrokken raken bij criminaliteit toe.
Oeps: Afbeelding met id 4911 niet gevonden.
Kinderen dan maar thuishouden?
Betekent dit dat ouders hun kinderen thuis moeten houden om ze te behoeden voor criminaliteit? De resultaten geven aan dat dit niet zo is. Rondhangen is een populaire activiteit onder jongeren en lang niet in alle gevallen gerelateerd aan crimineel gedrag.
Het lijkt meer nodig dat ouders zicht houden op hoe hun kinderen tijd doorbrengen met vrienden (activiteit), waar ze die tijd doorbrengen (locatie) en of er volwassenen aanwezig zijn (toezicht). Uit ons onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat jongeren beter bij vrienden thuis af kunnen spreken dan ergens op een straathoek. En als een groepje dan toch graag op straat afspreekt, kan dat beter een straat in het winkelcentrum zijn dan een straat in een willekeurige woonwijk.
Bovendien zijn niet alle jongeren even gevoelig voor invloeden van de straat. Impulsieve jongeren zullen bij een gebrek aan controle misschien sneller overgaan tot criminaliteit, omdat de gelegenheid zich voordoet. Voor jongeren met meer zelfdiscipline maakt het misschien niet uit hoeveel tijd ze doorbrengen met rondhangen (op straat). Dit moet nog verder worden onderzocht.
Vergroten sociale controle
Ouders en scholen, maar ook winkeliers en caféhouders, hebben een belangrijke signaleringsfunctie voor activiteiten van jongeren. Ouders en scholen kunnen erop toezien met wie jongeren rondhangen en waar ze dat doen. Winkeliers en café houders kunnen actieve controle uitvoeren door aan (rondhangende) jongeren te laten merken dat er op hen gelet wordt. Voorlichting aan deze groepen over de risico’s van bepaalde (naschoolse) activiteiten kan daarom bijdragen aan het tegengaan van jeugdcriminaliteit.

Een interventie die meer op grote schaal van belang is, heeft te maken met stedenbouw. Begin jaren ’70 wees de architect Oscar Newman erop dat we bij het bouwen van flats en appartementencomplexen moeten letten op het aantal ramen dat op straat uitkijken. Als we ervoor zorgen dat er in wijken altijd voldoende ramen en balkons uitzicht hebben op straat, voelen hangjongeren zich meer gecontroleerd en dan zullen ze misschien minder snel criminaliteit plegen.
Gelukkig zijn al veel Nederlandse gemeenten actief bezig met beleidsvorming rondom hangplekken, zo blijkt uit onderzoek van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Zicht houden op hangjongeren is belangrijk, niet alleen voor het terugdringen van overlast, maar ook voor het terugdringen van de gevolgen van crimineel gedrag voor de jongeren zelf.
Evelien Hoeben is promovenda bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Zij voerde dit onderzoek uit samen met Frank Weerman (NSCR). Het hier besproken onderzoek maakt deel uit van een groter project, the Study of Peers, Activities and Neighborhoods (SPAN).
Bronnen:
- Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (2008). Aanpak hangjongeren in gemeenten.
- Hoeben, E.M. & Weerman, F.M. (2013). Situational conditions and adolescent offending: Does the impact of unstructured socializing depend on its location? European Journal of Criminology, DOI: 10.1177/1477370813509346.
- Newman, O. (1972). Defensible Space. New York: The Macmillan Company.
- Weerman, F.M., Bernasco, W., Bruinsma, G.J.N., & Pauwels, L.J.R. (2013). When is spending time with peers related to delinquency? The importance of where, what, and with whom. Crime & Delinquency, DOI: 10.1177/0011128713478129