Je leest:

Revoluties, aanslagen en economische groei

Revoluties, aanslagen en economische groei

Auteur: | 13 juni 2008

Een revolutie is slecht voor de economie. Instabiliteit van een politiek regime – bijvoorbeeld bij een omwenteling van dictatuur naar democratie – heeft namelijk een negatieve invloed op economische groei. Wisselende partijen en poppetjes hebben juist een positief effect. Dit is één van de conclusies uit onderzoek van Jong-A-Pin, die op 5 juni promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Econoom Richard Jong-A-Pin heeft onderzoek gedaan naar politieke instabiliteit. Het lijkt op het eerste gezicht misschien een beetje vreemd dat een econoom heeft gekozen om onderzoek te doen naar dit politicologische onderwerp. Er is echter een duidelijk verband tussen politieke instabiliteit en economie. Als de toekomst van politieke instituties of economisch beleid onzeker is, heeft dit gevolgen voor de economie van een land. Bedenk zelf maar: zou je gaan investeren in een land waar een staatsgreep dreigt? Of zou je een huis kopen terwijl het voortbestaan van de hypotheekrenteaftrek plotseling onzeker is geworden? Jong-A-Pin heeft politieke instabiliteit proberen te meten en heeft daarnaast de gevolgen en oorzaken van deze instabiliteit onderzocht.

Als een bepaald politiek systeem omver geworpen wordt en een ander systeem wordt geïnstalleerd heeft dit niet alleen politieke maar ook economische gevolgen.

Politiek instabiliteit remt economische groei

Van het begrip ‘politieke instabiliteit’ zijn er in de wetenschap veel definities te vinden. De gebruikte definitie bepaalt of er in een specifieke situatie sprake is van politieke instabiliteit. In plaats van één definitie te gebruiken, heeft Jong-A-Pin 25 indicatoren voor dit fenomeen opgesteld en komt door middel van een econometrische methode (Explorative Factor Analysis) tot vier dimensies van politieke instabiliteit. Jong-A-Pin legt uit: "De uitkomst van deze analyse is dat politieke instabiliteit bestaat uit de volgende vier dimensies: politiek geweld, maatschappelijk verzet, instabiliteit binnen het politieke regime en instabiliteit van het politieke regime. Het verschil tussen de instabiliteit van en binnen het politieke regime is dat in het eerste geval het politieke systeem verandert (bijvoorbeeld van democratie naar autocratie) en in het tweede geval enkel de “poppetjes” veranderen."

Volgens theorieën van collega wetenschappers heeft politieke instabiliteit een negatieve invloed op de economische groei. Jong-A-Pin heeft dit verband nader onderzocht en komt tot de conclusie dat alleen instabiliteit van het politieke regime dit effect heeft. Als een bepaald politiek systeem omver geworpen wordt en een ander systeem wordt geïnstalleerd heeft dit dus niet alleen politieke gevolgen maar ook economische. De vervanging van politici en de afwisseling in de samenstelling van het kabinet (onderdeel van politieke instabiliteit binnen het politieke regime) heeft daarentegen juist een positief effect. Volgens Jong-A-Pin komt dit doordat incompetente politici of partijen sneller vervangen kunnen worden.

Politieke veranderingen binnen een politiek regime hebben volgens Jong-A-Pin geen negatief effect op de economie. Illustratie: Poetin en zijn opvolger, Dmitry Medvedev na Medvedevs inauguratie als president in mei 2008.

Groeispurt door economische hervormingen

De economie van een land groeit niet altijd even hard en krimpt zelfs in uitzonderlijke situaties. Wat kan een regering doen om er voor te zorgen dat er een periode van economische groei aanbreekt? Jong-A-Pin heeft geprobeerd deze vraag te beantwoorden door te kijken naar perioden van acht jaar met een hoge economische groei. “Het blijkt dat economische hervormingen de kans vergroten dat er een groei-acceleratie optreedt en niet de veranderingen in het politieke regime. Met andere woorden: economische vrijheid is belangrijker dan politieke vrijheid als het gaat om economische ontwikkeling.”

Wil de regering een periode van economische groei afdwingen, dan lijkt het dus een goed idee om economische vrijheid te stimuleren door marktgeoriënteerde economische hervormingen door te voeren. Denk hier bijvoorbeeld aan het privatiseren van staatsbedrijven (zoals in Nederland is gedaan met de PTT en de NS) of het liberaliseren van de handelsrelaties door goederen uit het buitenland minder te belasten.

Een groot deel van Amerika stond achter Bush, toen hij in 2001 op de smeulende resten van het WTC brandweerlieden toesprak. Sommige wetenschappers menen dan ook dat een terroristische aanslag tot vaderlandsliefde leidt, wat weer goed is voor de zittende regering. Volgens Jong-A-Pins onderzoek is dit niet juist.

Terrorisme beïnvloedt stemgedrag

Jong-A-Pin heeft ook het verband tussen terroristische aanslagen en kabinetsduur onderzocht. De aanleiding hiervoor is onenigheid tussen verschillende bestaande theorieën. Volgens de ene theorie leidt terrorisme tot patriottisme, wat de positie van de zittende regering kan verstevigen. Denk bijvoorbeeld aan de populariteit van de New Yorkse burgemeester Rudy Giuliani vlak na de aanslagen op het World Trade Center. Ook stond een groot deel van Amerika achter Bush, toen hij op de smeulende resten van het WTC brandweerlieden toesprak. Er is volgens Jong-A-Pin echter nog een theorie: “Volgens een ander model is het doorgaans moeilijk om te achterhalen in hoeverre de regering voldoende heeft gedaan om een terroristische aanslag te voorkomen. Daarom is het waarschijnlijk dat het electoraat de regering verantwoordelijk houdt voor elke aanslag die wordt gepleegd. De kabinetsduur zal volgens deze theorie juist verkorten.” Dat bleek bijvoorbeeld in Spanje, toen de zittende regering van Aznar in 2004 niet werd herverkozen, een aantal dagen na de aanslag op de trein in Madrid.

Jong-A-Pin heeft verder gekeken dan deze twee voorbeelden. Hij analyseerde de verkiezingsuitslagen van honderdtwintig landen van de afgelopen veertig jaar. Daarnaast heeft hij gebruik gemaakt van informatie over terrorisme van het Memorial Institute for the Prevention of Terrorism. Volgens zijn econometrische onderzoek is de kabinetsduur korter als er een terroristische aanslag is geweest. De tweede theorie lijkt dus de juiste. De invloed van terrorisme blijkt gering, maar nog wel altijd groter dan bijvoorbeeld de economische groei.

Het proefschrift van Richard Jong-A-Pin heet ‘Essays on political instability: measurement, causes and consequences’. Hij werkt als docent en onderzoeker aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 13 juni 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.