Slechts kwart van misdrijven opgehelderd
Van veel delicten is niet bekend wie de dader is, omdat de dader nooit is gearresteerd. In de meeste westerse landen ligt het ophelderingspercentage, het percentage delicten waarvoor een dader wordt gearresteerd, rond de twintig procent. In Nederland was dit percentage in 2011 24,2 procent, en in de jaren ervoor schommelde het rond de 25 procent. Dit betekent dat voor drie kwart van alle gepleegde delicten geen dader gepakt wordt.

Het ophelderingspercentage kan worden gezien als een maatstaf voor hoe goed de politie haar werk doet, en het beïnvloedt het vertrouwen wat burgers in politie en justitie hebben. Maar wat misschien wel het belangrijkste is: veel daders zullen niet gestraft worden voor de delicten die ze hebben gepleegd, en deze daders kunnen dus ook doorgaan met het plegen van delicten.
Nieuwe daders worden waarschijnlijk niet afgeschrikt door deze kleine pakkans, en zullen daardoor misschien makkelijker delicten gaan plegen. Het is dus belangrijk om te onderzoeken of er factoren zijn die invloed hebben op de kans dat een crimineel gearresteerd wordt.
Factoren die de kans op arrestatie beïnvloeden
Er zijn natuurlijk veel denkbare factoren die de kans op arrestatie kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld het aantal politiemensen dat aan een zaak werkt, of geslacht, ras en leeftijd van het slachtoffer. Er is al veel onderzoek gedaan naar deze factoren en hoe ze de kans dat een delict wordt opgehelderd beïnvloeden.
Er is echter nog maar zelden onderzocht of kenmerken van de dader, en meer specifiek kenmerken van het criminele gedrag van de dader invloed hebben op de kans dat een dader gepakt wordt. Het gaat dan dus niet om kenmerken van een enkel delict wat gepleegd is, maar om kenmerken van meerdere delicten gepleegd door één dader. Daarom richt ons onderzoek zich op de vraag of er kenmerken zijn van het criminele gedrag van daders die invloed hebben op de kans dat daders gearresteerd worden.
Het onderzoek richt zich op wáár criminelen misdrijven plegen en specifiek op het onderscheid tussen daders die hun delicten plegen in één politieregio en daders die hun delicten plegen in meerdere regio’s. Wij denken dat daders die delicten plegen in meerdere politieregio’s een kleinere kans hebben om gearresteerd te worden. Amerikaans onderzoek heeft laten zien dat samenwerken tussen verschillende politiekorpsen vaak moeizaam gaat, onder andere omdat ze verschillende werkwijzen kunnen hebben of omdat ze geen informatie met elkaar uitwisselen.
Wij denken daarom dat als een dader in meerdere politieregio’s delicten pleegt, de politie uit die verschillende korpsen vaak geen informatie over die delicten met elkaar uitwisselen en dat daardoor de kans dat ze de dader vinden kleiner is.
DNA-sporen
Om te kunnen onderzoeken of kenmerken van het criminele gedrag van daders invloed hebben op de kans dat deze daders gearresteerd worden, is het nodig om daders die wel gearresteerd zijn te vergelijken met daders die niet gearresteerd zijn. Zo kun je immers zien of de twee groepen verschillen of niet. In het onderzoek ging de aandacht uit naar daders die meer dan één delict gepleegd hebben. We wilden dus series van gepleegde delicten bestuderen, van zowel opgespoorde als niet opgespoorde daders.
Om dat te kunnen doen maken wij gebruik van DNA-sporen. Als een dader op meerdere plaatsen delict een DNA-spoor heeft achtergelaten, dan weet je waar deze dader die delicten heeft gepleegd, wanneer hij dat heeft gedaan en wat voor type delicten het waren, ook als de dader niet gepakt is. Een DNA-profiel is zo zeldzaam dat als je hetzelfde DNA-profiel op verschillende plaatsen delict vindt, je vrijwel zeker weet dat dezelfde persoon voor deze delicten verantwoordelijk is, namelijk de persoon met dat DNA-profiel.
Opgespoord of niet
DNA-sporen die gevonden zijn op plaatsen delict worden bewaard in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, die beheerd wordt door het Nederlands Forensisch Instituut. Van lang niet alle Nederlanders zit een DNA-profiel in deze Nederlandse DNA databank voor strafzaken. De databank bevat alleen DNA van criminelen die eerder al eens veroordeeld zijn voor een delict.
Dus als een DNA-spoor van iemand op meerdere plaatsen delict gevonden wordt, kan het zo zijn dat het DNA-profiel van deze persoon nog niet in de databank zit. Je weet dan niet wie deze persoon is, maar je weet wel dat hij verantwoordelijke is voor het plegen van de verschillende delicten. Dit is een niet opgespoorde dader.
Van een andere persoon wiens DNA gevonden is op meerdere plaatsen delict zit het DNA-profiel misschien wel in de databank. Dan weten we dus dat deze persoon verantwoordelijk is voor de verschillende delicten én we weten wie deze persoon is. Dit is een opgespoorde dader.
Met behulp van DNA-sporen kunnen we dus series van delicten van niet gepakte daders bestuderen, en deze vergelijken met series van delicten van wel gepakte daders. Voor dit onderzoek bestuderen we daders die delicten hebben gepleegd tussen 2002 en 2009. We bestuderen 4414 daders, die gezamenlijk 14135 delicten hebben gepleegd. Van deze daders waren er eind 2009 iets meer dan de helft nog niet gearresteerd.
Delicten in een of in meerdere regio’s
We willen weten of daders die delicten plegen in meerdere politieregio’s een kleinere kans hebben om gearresteerd te worden dan daders die hun delicten in één enkele politieregio plegen. Daarnaast willen we ook weten of de afstand tussen de politieregio’s waarin een dader zijn delicten heeft gepleegd een invloed heeft op de pakkans. Het zou kunnen zijn dat aangrenzende regio’s meer met elkaar samen werken dan de regio’s die verder uit elkaar liggen.
De resultaten van onze studie laten zien dat als een dader delicten pleegt in meer dan één politieregio, hij een kleinere kans heeft om gearresteerd te worden dan als hij zijn delicten in één regio pleegt. Dus een dader die alleen in politieregio A delicten pleegt, heeft een grotere kans om gepakt te worden dan een dader die delicten pleegt in regio’s A, B en C. De afstand tussen de verschillende regio’s doet er niet toe, dus als een dader delicten pleegt in regio’s A en B heeft hij een net zo grote kans om gearresteerd te worden als iemand die delicten pleegt in regio’s A en C (die verder uit elkaar liggen dan A en B).
Het zou interessant zijn om dit onderzoek over een aantal jaar te herhalen. Op 1 januari 2013 is namelijk een nieuw politiebestel in Nederland ingevoerd: de nationale politie. In plaats van de 25 politiekorpsen die er voor 2013 waren, zijn er nu tien regionale korpsen. Vroegere regio’s zullen nu dus samenwerken. Omdat de nieuwe regionale korpsen een groter gebied beslaan, zou het zo kunnen zijn dat daders vaker binnen één korps delicten plegen. En nu maar afwachten of de pakkans toeneemt!
Bron
- Lammers, M. & Bernasco, W. (2013). Are mobile offenders less likely to be caught? The influence of the geographical dispersion of serial offenders’ crime locations on their probability of arrest. European Journal of Criminology. DOI 10.1177/1477370812464533
Zie ook:
- Nationale Politie (W24)
- Boeven vangen (W24)