Je leest:

Reizen onder regie

Reizen onder regie

Auteur: | 10 januari 2006

Voor het rapport ‘De sociale organisatie van mensensmokkel’ is een analyse gemaakt van elf opsporingsonderzoeken naar dertien georganiseerde criminele netwerken die zich bezig hebben gehouden met de smokkel van mensen.

Richard Staring: ‘Wat wij heel opmerkelijk vinden is dat we in ons rapport te maken hadden met opsporingsonderzoeken op het hoogste niveau. Bij al die onderzoeken waren speciale kernteams betrokken. Eigenlijk is dat zonde van de capaciteit. Want heel veel van die zaken die we bekeken hebben, zijn heel kleinschalig. Die voldoen in geen enkel opzicht aan dat idee van zwaar georganiseerde criminaliteit of misdaad.’

Antropoloog Richard Staring (1962) werkte samen met anderen aan het recentelijk verschenen rapport ‘De sociale organisatie van mensensmokkel’. Staring doceert criminologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, een stad die vanwege zijn ligging een strategische rol speelt in de organisatie van mensensmokkel. De dag dat ik hem spreek staat het onderwerp volop in de aandacht. Er is volgens de Britse politie een van de grootste bendes aller tijden opgerold. Tien Turken worden verdacht van het smokkelen van maar liefst 200.000 Turkse Koerden naar Groot-Brittannië.

Lachend schetst Staring zijn verbazing: ‘Dat aantal kan ik bijna niet geloven.’ Ik praat met hem over zijn eigen bevindingen aan de vooravond van een door hem georganiseerd seminar van CIROC over de aanpak en bestrijding van mensensmokkel. Het CIROC is een criminologisch kenniscentrum dat in 2001 is opgericht vanuit de secties criminologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie (WODC).

‘Reizen onder regie’ luidt de titel van uw proefschrift over het migratieproces van illegale Turken in Nederland. Schaart u mensensmokkel ook onder die term?

‘Ja. Ik maak in mijn proefschrift onderscheid tussen verschillende migratiepatronen. Van migratie waarbij mensen geheel op eigen houtje de grens oversteken tot aan migratie waarbij gebruik wordt gemaakt van mensensmokkelaars. De grootste groep van de illegale Turken die centraal stonden in mijn proefschrift, maakte echter gebruik van wat ik een transnationaal netwerk heb genoemd. Daarbij is de regie heel sterk in handen van familie en verwanten. In het geval van smokkelaars is ook sprake van een vastomlijnd scenario, maar is de steun veelal beperkt tot de reis.’

Een van uw conclusies luidt dat er nauwelijks sprake is van een rationeel afwegingsproces bij de keuze van bestemming van zogenaamde ‘Turkse toeristen’, zoals Turkse illegalen binnen de gemeenschap wel eufemistisch worden genoemd. Doorslaggevend zijn vrijwel altijd eventuele familie of vrienden die bereid zijn de illegalen op te vangen.

‘Precies. Transnationale netwerken spelen in de Turkse migrantengemeenschap een grote rol bij de keuze van hun land van bestemming. Als er al geld met de overkomst gemoeid is, gaat dat in principe in de richting van diegene die komt. De mensen moeten natuurlijk wel dankbaar zijn. En ze moeten ook heel lang dankbaar blijven. En ze moeten zich op een bepaalde manier gedragen. Status speelt daarbij een belangrijke rol. Het feit dat jij iemand helpt, geeft aanzien in de trant van: ’mijn neef heb ik hierheen gehaald en ik zorg voor hem!’. Andersom geldt ook: ‘hoe is het in godsnaam mogelijk dat jij, die het zo goed hebt in Nederland, niet voor jouw kind wil zorgen?.’ De loyaliteit die daarbij komt kijken, is van een geheel andere orde dan bij die van mensensmokkel. De commerciële exponent ontbreekt.

Grappig genoeg ontdekte ik tijdens het schrijven van mijn proefschrift dat sommige illegale Turken na een bezoek aan hun vaderland juist wél met mensensmokkelaars in zee gaan. Zeker als ze hier al een tijdje hebben gewerkt, leggen ze graag geld opzij om zich door smokkelaars terug te laten brengen naar Nederland. Hiermee creëren ze een soort onafhankelijkheid. Omdat ze al jaren in een afhankelijke positie zitten, willen ze die afhankelijkheid niet nog een keer versterken.’

Dubbele aanpak

U hebt uitgebreid gesproken met uitgeprocedeerde illegalen. Het zojuist verschenen rapport over de praktijk van mensensmokkel is grotendeels gebaseerd op opsporingsonderzoeken van de politie. Hebt u ook gesproken met mensensmokkelaars?

Nee. Ons rapport ‘De sociale organisatie van mensensmokkel’ is primair gebaseerd op archiefonderzoek. We hebben een analyse gemaakt van elf opsporingsonderzoeken, die in totaal dertien georganiseerde criminele netwerken beslaat die zich bezig hebben gehouden met de smokkel van mensen naar en door Nederland, vooral naar Engeland. De illegalen die ik heb gesproken en die te maken hadden met smokkelaars, hadden bij wijze van spreken slechts achterin de truck gezeten en af en toe een flard van een gesprek opgevangen tijdens de reis. Als je geluk had, wisten ze iets te zeggen over de herkomst van de chauffeur. Maar je wilt ook weten wie nou bepaalt wat de eindbestemming is en hoe zo’n mensensmokkelorganisatie er precies uitziet. Vandaar dat we zijn uitgeweken naar opsporingsonderzoeken van de politie. Geloof me, het heeft de nodige tijd gekost om toestemming te krijgen voor inzage. Wat dat betreft was dit een heel apart onderzoek. Omdat je focust op specifieke verdachten, is het onderzoek heel selectief. Die verdachten worden gevolgd, gepakt, en vervolgens worden ze bij wijze van spreken helemaal uitgekleed. Over een aantal mensen heb je heel veel informatie en over anderen weer heel weinig. Maar materiaal zoals van telefoontaps, dat is prachtig…

Mensensmokkel vindt vaak onder erbarmelijke omstandigheden plaats. Bron: Ice.gov.

In het rapport ‘Mensensmokkel in beeld’ van de Dienst Nationale Recherche Informatie van maart 2005 wordt geconcludeerd dat er sprake is van een toenemende professionalisering. Wat is jullie conclusie?

’Onze conclusie is dat het eigenlijk een heel gedifferentieerde wereld is. Enerzijds is er sprake van professionele, hiërarchische netwerken. Maar anderzijds zijn er ook veel mensensmokkelaars die kleinschalig opereren, vaak binnen de familie. Ze brengen weinig mensen per keer over, maar vragen er wel geld voor.

Ook het idee dat georganiseerde misdaad per definitie niet hiërarchisch zou zijn, maar flexibel, multicultureel en dynamisch vinden we maar beperkt terug in de resultaten van ons onderzoek. Het veronderstelde idee dat mensensmokkelorganisaties in staat zijn zich snel aan te passen, dat ze voortdurend veranderen van samenstelling en dat ze voortdurend inspringen op nieuwe wetgeving vonden wij niet terug. Als zo’n logistiek proces eenmaal draait, dan verander je je werkwijze niet zomaar. Ook niet als transporten tegen de lamp lopen of mensen worden opgepakt. Het is toch nogal een lompe operatie. Wij moesten dan ook concluderen dat mensensmokkelverbanden zich weinig aantrekken van een gewijzigd toelatingsbeleid of intensivering van opsporingsactiviteiten.’

Hoe moet men bij de bestrijding van mensensmokkel dan te werk gaan?

‘Wat wij heel opmerkelijk vinden is dat we in ons rapport te maken hadden met opsporingsonderzoeken op het hoogste niveau. Bij al die onderzoeken waren speciale kernteams betrokken. Eigenlijk is dat zonde van de capaciteit. Want heel veel van die zaken die we bekeken hebben, zijn heel kleinschalig. Die voldoen in geen enkel opzicht aan dat idee van zwaar georganiseerde criminaliteit of misdaad.’

Vandaar jullie advies van een zogenaamde dubbele aanpak?

‘Ja. In het rapport maken we onderscheid tussen twee typen samenwerkingsverbanden als het gaat om mensensmokkel. Enerzijds signaleerden wij het type onderhandelingsorganisatie, met een wat vrijblijvender kleinschalige structuur, anderzijds een zogenaamde bevelsorganisatie met een hiërarchischer structuur. Wat dit laatste type betreft, waartoe we de professionele mensensmokkelorganisaties rekenen, pleiten we voor een goede internationale samenwerking. Voor het eerste type van kleinschalige, informele mensensmokkelorganisaties voldoet in principe een lokale aanpak door de regiopolitie. Ons voorstel is om aan de hand van een checklijst vooraf veel specifieker te gaan kijken en je af te vragen met wat voor type organisatie je te maken zouden kunnen hebben. Zo kun je proberen om die kernteams te reserveren voor de grotere bevelsorganisaties. Dat zijn ook de organisaties die eerder gewelddadig zijn.’

Het criminaliseren van migrantengemeenschappen is volgens Staring geen goede zaak.

Papieren pleister

In januari is de wetgeving rondom mensensmokkel aangepast. Wat is er precies veranderd?

‘De belangrijkste wijziging is dat het financiële oogmerk niet meer van belang is. Voorheen lag de bewijslast bij justitie, die moest aantonen dat de verdachten uit financiële motieven handelden. Nu is de bewijslast als het ware omgekeerd. Nu moeten verdachten van mensensmokkel bewijzen dat ze uit ideële motieven gehandeld hebben. Mensensmokkel is overigens pas in 1993 strafbaar gesteld.’

Wat verwacht u van de wetswijziging?

Niet bijster veel. In de loop der jaren is, zonder al te veel resultaat, de strafmaat verhoogd. Ik zie ook deze verandering als een papieren pleister. De politie heeft wel wat meer mogelijkheden, maar daar heb je ook meer mensen en capaciteit voor nodig. De wetswijziging past vooral in de trend van zwaarder, harder, repressiever. Maar het neveneffect is het criminaliseren van migrantengemeenschappen. Want als jij iemand hierheen haalt, al is het maar tijdelijk, kun je veroordeeld worden voor mensensmokkel. De definitie is breder geworden, waardoor grotere groepen worden gecriminaliseerd.

De kritiek luidt dat een repressief beleid mensensmokkel alleen maar in de hand werkt. Ofwel, hoe intensiever de grensbewaking, hoe moeilijker vluchtelingen Europa kunnen bereiken en hoe afhankelijker zij worden van mensensmokkelaars. Mee eens?

Als er niemand mag binnenkomen, wordt er onmiskenbaar in toenemende mate gebruik gemaakt van mensensmokkelaars. Er is ook geen indicatie dat een strenger beleid de migratiestroom inperkt. Je creëert simpelweg allerlei onfrisse toestanden als je de legale manieren om naar Europa te komen heel erg inperkt. Je maakt dat er een markt ontstaat in valse papieren. Sofi-nummers worden bijvoorbeeld ineens financieel aantrekkelijk. Van restrictief beleid in ons eigen land worden illegalen eveneens de dupe. Ze worden uit de formele wereld van reguliere arbeid, sociale voorzieningen en huisvesting gedreven. Door een opeenvolging van maatregelen als de koppeling van de afgifte van sofi-nummers aan een verblijfsvergunning (1991), de Wet Voorkoming Schijnhuwelijken (1994), de invoering van de Wet op de Identificatieplicht (1994) en de invoering van de Koppelingswet (1998) wordt het voor mensen die in Nederland geen legale status hebben moeilijk om toegang te krijgen tot de Nederlandse gezondheidszorg en de collectieve voorzieningen.’

Een strenger beleid ten opzichte van mensensmokkel werkt een markt voor valse paspoorten in de hand.

Achterliggende oorzaken

U pleit dus eigenlijk voor een versoepeling van de regels? ’Ja, absoluut. Alleen al om een verdere marginalisering en criminalisering van illegale vreemdelingen in Nederland tegen te gaan. Maar dat staat haaks op het Nederlandse beleid en het EU-beleid. Tegelijkertijd erkennen allerlei belangrijke organisaties in toenemende mate dat je de poorten niet dicht kunt blijven houden. Nederland vergrijst, Europa vergrijst. We hebben die mensen ook nodig.

Jullie pleiten in het rapport voor het aanpakken van de achterliggende oorzaken van mensensmokkel. Kunt u dit toelichten?

Je lost daar namelijk in feite weinig mee op. Je kunt op een veel elementairder manier iets doen. Om te beginnen zou je de mogelijkheid kunnen scheppen voor mensen uit landen waar veel illegalen vandaan komen om zich hier tijdelijk te vestigen en bepaald werk te verrichten. Als je dat soort arbeidsmigratie formaliseert, haal je in elk geval de ergste druk van de ketel.

Een van jullie conclusies is dat criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met mensensmokkel moeilijk te bestrijden zijn door hun sterke inbedding in etnische gemeenschappen. Het gaat hierbij vooral om Chinezen, maar ook om Turken en Somaliërs. Ligt hier een taak voor de antropoloog?

’Het ontbreekt zeker structureel aan veldwerk. Er zijn antwoorden waar je wel naar kunt gissen, maar die de behoefte oproepen aan etnografisch onderzoek. Wat betekent het nou in de praktijk om met mensensmokkelaars in zee te gaan? Voor het aanpakken van de kleinere, ideële mensensmokkelorganisaties ben je eveneens afhankelijk van goede kennis van migrantengemeenschappen. Het is een heel specifiek product natuurlijk. Het gaat wel om mensen. Daarom heeft mensensmokkel een heel ander karakter dan bijvoorbeeld drugssmokkel. Je communiceert in feite met je waar. Er moet ontzettend veel onderhandeld worden over prijzen en over hoe de dingen moeten worden aangepakt. Dus je moet wel kunnen communiceren met je klant.

Is dat waarom, zoals jullie concluderen, ruim een kwart van de daders die betrokken is bij mensensmokkel vrouw is?

Dat zou kunnen. Het feit dat er relatief veel vrouwen betrokken zijn bij mensensmokkel heeft wellicht te maken met het afwijken van het prototypische beeld van georganiseerde misdaad. Het familiale ons-kent-ons-netwerk is zeer belangrijk. Vrouwen spelen daarin een centrale rol.

De onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese gemeenschap zijn in gang gezet. Wat voor effect verwacht je?

’Er zal natuurlijk emigratie op gang komen. Die is er ook gekomen vanuit andere nieuwe EU-landen. Maar in geen enkel EU-land is er door toetreding massale emigratie opgeroepen. De emigratie zal een ander karakter krijgen. Hij zal om te beginnen een meer tijdelijk karakter krijgen, want je kunt heel makkelijk terug. Niet iedereen die hier komt, wil hier ook blijven. Er zal wel een verschuiving plaatsvinden. Vergeet niet dat Turkije zelf ook een belangrijk migratieland is. Er wonen bijvoorbeeld heel veel Russen. Landen als Spanje en Italië waren emigratielanden, maar zijn nu landen van vestiging geworden.

Literatuur

Staring, Richard – Reizen onder regie : het migratieproces van illegale Turken in Nederland. – Amsterdam : Het Spinhuis, 2001 R. Staring, G. Engbersen, H. Moerland, N. De Lange, D. Verburg, E. Vermeulen en A. Weltevrede – De sociale organisatie van mensensmokkel. – Zeist : Uitgeverij Kerckebosch, 2005

Dit artikel is een publicatie van Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen).
© Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 10 januari 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.