
Het supercontinent Pangea omvatte een goede 200 miljoen jaar geleden (Laat-Trias) bijna alle landmassa’s. Er waren weliswaar natuurlijke barrières zoals gebergteketens en grote rivieren, maar in principe konden de dieren zich vrij over het gehele supercontinent verplaatsen.
Toch gebeurde dat niet: de afzonderlijke diergroepen beperkten zich in het algemeen tot specifieke gebieden. Dat is op zichzelf niet zo bijzonder: ook nu zijn veel diergroepen afhankelijk van een bepaald milieu, dat op zijn beurt vaak weer direct samenhangt met het klimaat.
Verspreiding
Ten tijde van Pangea lijkt de situatie echter essentieel anders geweest te zijn dan nu, uitgaande van huidige kennis over de verspreiding van reptielen en de voorlopers van de zoogdieren op dat supercontinent.

Bij een studie in een uitgestrekt gebied tussen 30° zuiderbreedte en 26° noorderbreedte dat zowel vochtig tropische als semi-aride zones omvatte, bleek namelijk dat de reptielen (de familie van de Procolophonidae, die van het Perm tot de Laat-Trias leefden, en waarvan Hypsognathus een bekende vertegenwoordiger is) zich beperkten tot gebieden met één regenperiode per jaar, terwijl de cynodonten (suborde van de Cynodontia, waaruit de zoogdieren zijn voortgekomen) zich ophielden in gebieden waar tweemaal per jaar een regenseizoen optrad.
Regenval
Deze geografische verdeling is ook wel verklaarbaar, want de zoogdieren – en waarschijnlijk dus ook de cynodonten – scheiden relatief veel water uit met hun urine en ontlasting, en dat moet uiteraard weer worden aangevuld. Ze prefereren daarom een leefmilieu waarin voldoende water voorhanden is.

De reptielen (en vogels) scheiden hun urinezuur echter uit als een vaste of semi-vaste stof die zeer weinig water bevat. Ze kunnen daarom beter in een droog klimaat overleven. De reptielen konden daarom in het relatief droge gebied van Pangea leven; de cynodonten konden dat niet en beperkten zich tot de regenrijke gebieden.
Dat de reptielen omgekeerd niet of nauwelijks naar de meer waterrijke gebieden migreerden, komt waarschijnlijk doordat ze voldoende leefruimte hadden, en dus geen behoefte aan gebieden waar ze gemakkelijk ten prooi zouden kunnen vallen aan de jagende cynodonten.
De regenval in Pangea was sterk afhankelijk van de geografische breedte. Hoewel de regenval en daarmee het klimaat in eerste instantie verantwoordelijk moet worden gehouden voor de scheiding tussen beide diergroepen, hangt die verspreiding daarmee dus ook direct samen met de geografische breedte.
Bron:
- Whiteside et al. Climatically driven biogeographic provinces of Late Triassic tropical Pangea. Proceedings of the National Academy of the United States of America 108 (2011) 8972-8977.
Zie ook:
- Beter reukvermogen, groter brein (Kennislinknieuws)
- De eind Trias massa-extinctie (Kennislinkartikel)
- Fossiele walvis had uiterlijk van reptiel (Kennislinknieuws van NGV Geonieuws)