Het artikel 137 c uit het Wetboek van Strafrecht stelt straf op het opzettelijk beledigen van een groep mensen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. Artikel 137 d maakt het strafbaar om aan te zetten tot haat tegen of discriminatie van mensen vanwege dezelfde gronden. In beide artikelen staat dus niets over nationaliteit. Toch concludeert de Rechtbank dat het begrip ras ook afkomst, nationale afstamming en etnische afstamming omvat.
Ruime definitie
De juridische verklaring is dat de artikelen 137 c en d wat betreft het begrip ‘ras’ in 1971 zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht als onderdeel van de ratificatie en implementatie van het Internationaal verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie op grond van ras (van 1966). Dat verdrag verplicht de staten die er partij bij zijn om rassendiscriminatie te bestrijden, tegen te gaan en te bestraffen. Daartoe had de Nederlandse wetgever geopteerd voor het opnemen van de in dat verdrag bedoelde grond ‘ras’ van beide artikelen in het Wetboek van Strafrecht.
Maar dat verdrag kent een ruim bereik en een ruime definitie van wat onder ‘ras’, als bedoeld in dat verdrag, dient te worden verstaan. Het verdrag verstaat onder rassendiscriminatie namelijk: elke vorm van onderscheid op grond van huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. Door het woord ‘ras’ in beide strafrechtsbepalingen op te nemen, heeft de Nederlandse wetgever een ruime definitie van het Rassenverdrag in het strafrecht neergelegd. Vandaar dat ras in deze strafrechtelijke bepalingen meer betekent dan het biologische begrip ras.

Etnische afkomst
Toch is het begrip ras in de artikelen 137 c en d wel iets anders dan nationaliteit. Het gaat niet om nationaliteit sec, maar om ‘ras, of nationale of etnische afstamming’. Dat blijkt ook uit de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank verwerpt namelijk het verweer van Wilders dat hij het slechts zou hebben gehad over ‘mensen met de Marokkaanse nationaliteit in de zin van staatsburgerschap’. Naar opvatting van de rechtbank had Wilders, met zijn uitlatingen over minder Marokkanen ‘het oog op personen met een zekere, namelijk Marokkaanse etnische of nationale afstamming’.
Die etnische of nationale afstamming is hier een sleutelbegrip. Het verklaart waarom in het Rassenverdrag, en daarmee ook in het Nederlandse strafrecht, etnische of nationale afstamming ook onder ras worden begrepen. Zou dat namelijk niet gebeuren, dan kan het verbod van rassendiscriminatie makkelijk worden omzeild door specifieke bevolkingsgroepen wel te beledigen of aan te zetten tot haat jegens hen, maar net te doen of ze benaderd worden als een nationale entiteit. De leden van een bevolkingsgroep kunnen net zo goed verschillende nationaliteiten hebben en zich onderscheiden door hun nationale of etnische afkomst.
Grenzen trekken
Ook vermijdt deze gelijkstelling van ras en nationale of etnische afstamming lastige discussies over wat precies een ras is. Uit de bijdragen in dit cahier blijkt dat zelfs biologen daar nog over kunnen discussiëren. Juristen kunnen die discussie dus beter mijden door rassendiscriminatie uit te breiden met nationale of etnische afstamming.
Tegelijk ontstaan er weer andere definitiekwesties, zoals ook in de ‘minder-marokkanenzaak’ is gebleken. Wat zijn bijvoorbeeld de definities van nationaliteit en nationale afkomst? Maar zo heeft iedere definitie zijn begrenzingen. Het was natuurlijk wel nodig om duidelijke grenzen te kunnen trekken, omdat anders de vrijheid van meningsuiting te zeer aan banden zou kunnen worden gelegd.