Je leest:

Raar, maar waar

Raar, maar waar

Pollen van vooral grassen in de buitenlucht vormen een verhoogde risicofactor voor overlijden aan cardiovasculaire ziekten, aan chronische obstructieve longziekten en aan longontstekingen. Aldus een onlangs gepubliceerd artikel in The Lancet, waarvan de Leidse onderzoeker dr. F.T.M. Spieksma mede-auteur is. Spieksma was tot vorig jaar als aerobioloog verbonden aan de afdeling Longziekten van het LUMC.

Spieksma deed jarenlang onderzoek naar de overgevoeligheid van mensen voor de huisstofmijt en voor pollen. Hij introduceerde in 1977 de dagelijkse ‘hooikoortsvoorspelling’ die sedertdien elk jaar tijdens de ‘pollenmaanden’ wordt gepubliceerd (onder andere op de website van het LUMC). Het hooikoortsbericht wordt opgemaakt op grond van gemeten pollenconcentraties en de weersverwachting voor Nederland.

De aërobioloog vertelt dat de bevindingen, zoals gepubliceerd in The Lancet (2000;355:1517-1518), voortbouwen op het Wageningse rapport ‘Further Analysis of Daily Mortality in Relation to Air Pollution’ van Gerard Hoek en Bert Brunegreef, beiden verbonden aan de Landbouw Hogeschool. In dit onderzoeksrapport wordt een associatie gevonden tussen hogere pollenconcentraties in de lucht en een verhoogde kans in de orde van 5 tot 10% om te sterven aan eerdergenoemde ziekten. Dit was het eerste onderzoek waarbij niet alleen de luchtverontreiniging, maar ook de pollenconcentratie in de lucht in een onderzoek werd meegenomen. Het risico te overlijden op een dag met veel luchtverontreiniging is in dezelfde orde.

Spieksma en Paul Fischer van het RIVM in Bilthoven zijn door hun Wageningse collega’s gevraagd naar deze bevindingen te kijken, en ook zij concludeerden dat deze op statistische gronden gevonden associaties juist moesten zijn. Spieksma: “Nogmaals, de boodschap is: verdorie, we vinden die associatie wat raar, maar we vinden het écht. Dan moeten we dat opschrijven, wereldkundig maken en verder zoeken.” Met opzet wordt er gesproken over een associatie (= het samen voorkomen), omdat een relatie van oorzaak en gevolg op grond van deze gegevens niet te maken is.

Klassieke veroorzakers

De voornaamste bron van pollen of stuifmeelkorrels zijn de vele soorten grassen ( Poaceae). Die zijn de klassieke veroorzakers van hooikoorts, waar vijf tot tien procent van de mensen last van heeft. In Nederland worden de pollenconcentraties 24 uur per dag gemeten in Leiden (LUMC) en in Helmond (Elkerliekziekenhuis), tijdens de maanden dat pollen in de lucht voorkomen. Metingen over vele jaren laten zien dat er een duidelijk verband bestaat tussen de waar

Overgevoeligheid voor pollen kan leiden tot een allergie waarbij het lichaam antistoffen gaat aanmaken die de klachten geven. Een allergie is een afwijking van het immuunsysteem waarbij antilichamen worden gemaakt. Uit onderzoek blijkt dat stoffen die de lucht verontreinigen (zoals zwavel- en stikstofoxiden, uitlaatgassen en ozon) dat niet doen. Iemand kan voor deze stoffen wel overgevoelig zijn, maar zal er geen allergie voor opbouwen.

De gevonden associatie blijkt het best op te gaan bij een telling over zeven dagen, voorafgaand aan de dag van overlijden. Het gaat dus om een meerdaagse blootstelling aan hoge pollenconcentraties in de buitenlucht die een verhoogde sterftekans geven. De auteurs hebben alle andere factoren die een verhoogd sterfterisico tot gevolg kunnen hebben (zoals extreme hitte, kou, vochtigheid, seizoens- en weekinvloeden, griep) op de gevonden associatie tussen de hoge pollenconcentraties en een toegenomen sterfte onderzocht, maar ze hebben geen relatie gevonden.

Stuifmeel als luchtverontreiniging

Op de vraag welke invloed pollen op cardiovasculaire aandoeningen kunnen hebben, antwoordt Spieksma: “Geen idee. Kijk, het is als volgt in zijn werk gegaan. Mensen van het RIVM (groep Fischer) en van de groep Brunegreef zijn al jaren bezig om epidemiologische, statistische verbanden te onderzoeken tussen bepaalde vormen van luchtverontreiniging en de sterfte onder de gehele bevolking. Er wordt gekeken naar het eindresultaat van wat bijvoorbeeld de associatie is tussen ozon in de lucht en de sterfte. De laatste jaren begint men zich te realiseren dat er behalve de echte luchtverontreinigende stoffen ook nog biologische stoffen als stuifmeel in de lucht zitten. Als bioloog vind ik stuifmeel, gezien haar werking in de natuur, geen vorm van luchtverontreiniging. Maar er zijn mensen die dat wel vinden, omdat er nu eenmaal mensen zijn die er last van hebben.”

Spieksma: “De invloed van pollen op het neus-, keel en oogslijmvlies begrijpen we een beetje. Daarvoor maken wij het hooikoortsbericht. Maar er zijn ook mensen die allergische klachten hebben in de lagere luchtwegen, in de bronchiën waar die pollenkorrels, aërodynamisch gezien, niet terecht horen te komen.” De pollenkorrels (30 micrometer) zijn zo groot dat zij door de neus weggefilterd worden. Maar het blijkt dat veel kleinere deeltjes als stof van tien micrometer en minder pollenallergenen dragen. Spieksma: “We vinden in die kleine fracties deeltjes die toch specifieke pollenallergenen bevatten. Dat betekent dat er wel degelijk een invloed zou kunnen zijn van pollenallergenen op de lagere luchtwegen en bronchiën.” De kleinere deeltjes bereiken deze gebieden wel omdat de neus die doorlaat. Ook kan de neus wel eens een pollenkorrel doorlaten, zo luidt de theorie. De symptomen die deze mensen hebben, kunnen alleen verklaard worden door een pollenallergie. Toch geeft dit niet de verklaring voor de nu gevonden associatie met sterfte.

Risicopercentages

Uit het Wageningse onderzoek blijkt dat een pollenconcentratie van grassen van minder dan 22 geen verhoogde kans op sterven geeft, en dat bij een telling tussen de 22 tot 77 en 78 tot 135 het risico van overlijden aan de drie genoemde aandoeningen gemiddeld 2% hoger is. Boven de 135 pollen per kubieke meter neemt het risico verder toe tot ongeveer 5%. Daarbij is het risico per aandoening op overlijden bij een longontsteking bijna 17%, bij chronische obstructieve longziekten (COPD) 15%, en bij cardiovasculaire ziekten 6%. Door de kleine aantallen per ziektebeeld neemt het percentage relatief meer toe dan het gemiddelde. Er sterven per dag aan cardiovasculaire ziekten 141,8 mensen, aan COPD 15,8 mensen, en aan longontstekingen 9,8 mensen.

In 1999 kwam het negen keer voor dat de meerdaagse telling boven de 135 pollen per kubieke meter uit kwam. Spieksma: ’’Ik aarzel te zeggen dat op dagen met meer dan 135 pollen per kubieke meter ook 16 procent méér mensen aan longontsteking overlijdt, want dan moet je weten wat het basisaantal is. Hoeveel mensen overlijden er aan longontsteking? Zij noemen 9,8 mensen en bij een verhoging van 16% gaat het niet om grote aantallen. Je moet niet denken dat iedereen in Nederland die gevoelig is voor een longontsteking, ook op die dagen doodgaat."

Niet verklaarbaar, wel publicabel

Spieksma: "Als je de gevonden associatie niet kunt verklaren, moet je niet besluiten het maar niet te publiceren. Het effect is er duidelijk. Je kunt het niet ontkennen, en heel duidelijk wordt gesteld dat het onderzoek herhaald moet worden. Wij zijn ook verbaasd. We kunnen het niet verklaren. Dus beste collega’s, laat maar zien dat het niet waar is, of vindt het ook. En als jullie het niet vinden, probeer dan aan te geven waar wij ons vergist hebben. Maar je hebt als wetenschapper toch de verantwoordelijkheid om datgene wat je gevonden hebt en wat voor de volksgezondheid van belang is.

Dit artikel is een publicatie van Cicero (LUMC).
© Cicero (LUMC), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 19 mei 2000
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.