De Ediacarische biota
Resten van dit leven komen van 575-541 miljoen jaar geleden voor. Het zijn afdrukken van mysterieuze organismen zonder een hard kalkskelet. Sommigen lijken op wormen of kwallen. Dat veranderde plots in de periode erna toen veel van de huidige, in de zee levende groepen met hard kalkskelet zich ontwikkelden. Deze Cambrische organismen zijn mogelijk ontstaan uit deze Ediacarische biota al is dit nog erg onduidelijk.

Dickinsonia costata uit de Ediacarische biota, ook gevonden in de studie.
Verisimilus at English Wikipedia, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0
De wetenschapper in kwestie, bodemgeoloog Gregory Retallack (Universiteit van Oregon, VS), zegt dat ten minste een deel van de fossielen in versteende landbodems te vinden zijn. Deze radicaal andere interpretatie is gebaseerd op een studie aan gesteenten in Zuid-Australië.
Die gesteenten laten onder meer rode verkleuringen en vervormingen zien die volgens hem bewijzen zijn voor oude bodems. Ook chemische aanwijzingen zouden op bodems wijzen. Destijds waren er nog geen vaatplanten, waardoor bodems uit die tijd overigens moeilijk te herkennen zijn.
Leven en bodems
Op en soms in deze bodems zijn de organismen te vinden, wat betekent dat organismen zoals Praecambridium, Pseudorhizostomites en de langzaam groeiende Dickinsonia op het land moeten hebben geleefd. Koel en droog zou het klimaat zijn geweest waarin deze bodems zich vormden, vergelijkbaar met moderne bodems bij de Kaspische Zee in Kazachstan. Als dit waar is, betekent het een fundamentele verandering in de denkwijze over de evolutie van het leven op aarde. De organismen zouden namelijk plantachtigen zoals korstmossen zijn en dus waarschijnlijk geen voorlopers van het Cambrische zeeleven.

Forse kritiek
In het controversiële artikel van Retallack duikt al een mogelijk probleem op: Palaeopascichnus zou op het land geleefd hebben, maar ook in de zee volgens eerder onderzoek. In een commentaarartikel wijst paleontoloog Shuhai Xiao (Virginia Tech, VS) veel bewijs van de hand: de gesteenten van Retallack zouden beinvloed zijn door processen na de vorming van dit gesteente. Moeder aarde heeft daar zo’n 540 miljoen jaar de tijd voor gehad. De genoemde vervormingen kunnen volgens hem ook in de oceaan voorkomen.
Bovendien zijn Ediacarische organismen zoals Dickinsonia gevonden bovenop door water gevormde ribbels die we nu bijvoorbeeld in de zee bij het strand vinden. Veel andere van deze Australische organismen zijn gevonden in schalies en kalksteen van oceanische oorsprong.

Geoloog Paul Knauth (Arizona State University, VS) is ook kritisch op de argumenten van Retallack, maar vindt dat de nieuwe suggestie een kans moet krijgen. Hij vraagt zich af waarom een gedeelte van de Ediacarische organismen niet op het land geleefd kan hebben, temeer omdat we niet weten tot welke groep organismen ze behoren. Knauth citeert bovendien zijn eigen artikel waarin staat dat het land voor de Cambrische explosie al (deels) groen zou zijn door plant(achtig)en. Misschien dat het leven het land dus eerder veroverde dan gedacht. In ieder geval zal Retallack’s publicatie leiden tot meer onderzoek aan deze ‘bodems’. Om de waarheid boven water te krijgen.
Bronnen:
- Retallack, G., Some Ediacaran fossils lived on land, Nature (online publicatie 12 december 2012)
- Xiao & Knauth, Fossils come in to land, Nature (online publicatie 12 december 2012)
Zie ook:
- Ontwikkeling van de biodiversiteit (Kennislink)
- Veronderstelde “sneeuwbal aarde” kende rijk zeeleven (Kennislink van NGV Geonieuws)
- Uitstervingsraadsel (Wetenschap24)