Op basis van de gesproken taal uitmaken waar iemand vandaan komt is van alle tijden. Het oudste voorbeeld is het gebruik van het woord sjibollet door de Gileadieten in de Oud Testamentische tijd. De Friese middeleeuwse vrijheidsstrijder Grutte Pier liet zijn gevangenen volgens de overlevering zeggen “Butter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries”. En nog recenter, zij het wellicht apocrief, is de ‘Duitsertest’ die verzetstrijders in de Tweede Wereldoorlog uitvoerden met de uitspraak van het woord Scheveningen.

De Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gebruikt taalanalyses om te verifiëren of een asielzoeker daadwerkelijk afkomstig is uit het opgegeven land. Dat kan nodig zijn als er verder geen papieren zijn die dat bewijzen en er twijfels zijn aan het verhaal.
Taalverlies
Taalwetenschapper Schmid, zelf afkomstig uit Duitsland, onderzoekt al jaren hoe taalverlies bij migranten in zijn werk gaat, onder meer bij Duitsers die zich in Nederland en in Canada hebben gevestigd. Het blijkt dat vooral de leeftijd ten tijde van de verhuizing daarbij een rol speelt:
“Kinderen leren een taal ongeveer tot hun zesde jaar en dan duurt het nog ongeveer zes jaar voor de taal beklijft. Eigenlijk kun je dan pas spreken van een moedertaal. Als kinderen voor hun twaalfde jaar verhuizen, blijken ze hun oude taal helemaal te kunnen vergeten. Dat is onafhankelijk van hun opleidingsniveau, of van de snelheid waarmee ze de taal van hun nieuwe land leren. Migranten die ouder zijn dan twaalf jaar krijgen soms al snel een accent en worden wat slordig met de grammatica.”
Asielprocedures
Asieladvocaten vragen Schmid regelmatig om een oordeel, als de IND op basis van een taalanalyse heeft vastgesteld dat een asielzoeker liegt over zijn afkomst. “De eerste keer was dat een Somalische jongen die op zijn negende was gevlucht naar Saoedi-Arabië en die daarna alleen Arabisch heeft gepraat. Toen probeerde ik duidelijk te maken dat het feit dat hij geen woord Somalisch meer sprak, niet bewees dat hij loog over zijn afkomst. Niet dat hij dus per se de waarheid sprak, maar het middel van die taalanalyse verschaft geen zekerheid over iemands afkomst. Asielzoekers kunnen daardoor ten onrechte worden teruggestuurd.”
Native speaker
Monika Schmid heeft geen alternatieven voor de IND paraat. “Ik zou graag een oplossing bieden, maar ik heb er geen en dat is ook niet mijn taak. Ik zeg alleen dat dit middel niet bruikbaar is, en op wetenschappelijke gronden moet worden afgeschaft. Het werkt namelijk ook niet voor mensen die na hun twaalfde hun land hebben verlaten. Dan verwacht de IND dat ze blijven klinken als een native speaker, terwijl ze al snel fouten gaan maken, bijvoorbeeld met naamvallen en met hun accent. En omgekeerd is het voor mensen juist wel mogelijk om een taal zo goed te leren dat hij klinkt als hun moedertaal.”
“En dan heb ik het nog niet over de ellende die wordt aangericht door mensen terug te sturen naar een land waarvan ze de taal, in tegenstelling tot wat wordt aangenomen, helemaal niet meer beheersen. Onlangs sprak ik nog met de Nederlandse pleegouders van een 17-jarige Angolese asielzoeker die allang geen Portugees meer spreekt, maar die volgens de IND terug moet naar Angola omdat hij gelogen zou hebben over zijn afkomst. ‘Hij kan wel degelijk Portugees’, zeggen ze dan. Zo iemand wordt dubbel gestraft.”
Prof.dr. Monika S. Schmid (Stuttgart, 1967) is hoogleraar Engelse Taalkunde aan de Faculteit Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek richt zich op tweetaligheid, in het bijzonder op het fenomeen van het verlies van de eerste taal. Schmid kreeg in 2010 een Vici-subsidie. Zij hield haar oratie met de titel ‘Treacherous Shibboleths: language as an indicator of origin’ op dinsdag 7 juni om 16:30 in het Academiegebouw, Broersstraat 5 te Groningen.