In de Indiase provincie Gujarat werden in 2002 zeker duizend moslims vermoord. Drie maanden lang trokken gewapende menigtes van hindoes door de straten van moslimbuurten om te moorden, verkrachten, plunderen en brand te stichten. Tienduizenden mensen verloren hun huis. Ward Berenschot, cultureel antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam, onderzocht deze ‘anti-moslim pogrom’, zoals hij het zelf noemt. Waarom zijn mensen bereid de wapens op te pakken en wat is de rol van politici hierbij?
Berenschot keek vijftien maanden rond in de straten van Ahmedabad, de belangrijkste stad van de provincie. Hij liep mee met lokale politici, interviewde deelnemers en verzamelde ooggetuigenverslagen. Hij ontdekte dat lokale politici er belang bij hebben om verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten omdat ze daarmee stemmen kunnen winnen. Ook kwam hij erachter dat gewone burgers meegaan met het geweld, omdat zij voor een ziekenhuisbed, weduwepension of waterleiding afhankelijk zijn van die lokale politici. Om te begrijpen hoe en waarom religieus geweld kan ontstaan, is het volgens Berenschot nodig om naar lokale machtsrelaties te kijken.
Aanleiding voor het geweld was een brand in een treinwagon waarbij 58 mensen om het leven kwamen. ‘Meteen na de brand verkondigden vooraanstaande politici en hindoe-nationalistische leiders dat moslims de treinwagon in brand hadden gestoken’, zegt Berenschot. Het daaropvolgende geweld hield drie maanden aan.
Vraag het de buurtleider
Is je zus ziek en moet ze worden opgenomen, dan ga je in Nederland rechtstreeks naar de Eerste Hulp. In Gujarat is het beter om eerst even bij een bevriende lokale politicus aan te kloppen. Zonder zijn bemiddeling kun je het ziekenhuisbed vergeten. Rechtstreekse toegang tot allerlei Indiase overheidsdiensten is voor arme Gujarati’s bijna onmogelijk. Gewone burgers hebben tussenpersonen nodig om in contact te komen met Indiase ambtenaren. Die tussenpersonen – politiemannen, lokale politici, lokale criminelen en buurtleiders- doen dat natuurlijk niet voor niets. Ze willen geld of steun bij de volgende verkiezingen.
Zo bestaat er in Gujarat een uitgebreid netwerk van ambtenaren, politici en andere lokale tussenpersonen die van elkaar afhankelijk zijn. Volgens Berenschot heeft iedereen elkaar nodig. “Door samen te werken en elkaar gunsten te verlenen vergroten de verschillende lokale tussenpersonen zowel hun inkomen, hun controle over de bureaucratie als hun vermogen om lokaal steun en aanzien te verwerven.” Deze netwerken waarin mensen direct van elkaar afhankelijk zijn worden ook wel ‘patronage netwerken’ genoemd. Ze bestaan niet alleen in India. Ook in Sicilië of Afghanistan komen zulke sociale structuren voor.
“Tegenwoordig besteden lokale politici bijna al hun tijd aan het helpen van burgers die medewerking van overheidsbureaucratieën nodig hebben”, schrijft Berenschot. “Dit is het meest zichtbaar in de ochtenden op straathoeken van vooral armere buurten, waar politici benaderd worden door mensen die hen om hulp vragen om een weduwepension of ziekenhuisbed te regelen, om water- of rioleringsproblemen of een politiezaak op te lossen of om een plek op een goede school te krijgen.” Foto: buurt in Ahmedabad.
Politici hebben voordeel bij religieus geweld
De relaties tussen burger en overheid en de bijbehorende machtsstructuren, lijken op het eerste gezicht weinig te maken te hebben met geweld tussen hindoes en moslims. Toch verklaart de politieke structuur volgens Berenschot waarom hindoes een paar jaar geleden gewapend de moslimbuurten ingingen. Berenschot: “Tijdens deze rellen speelden politici een centrale rol. Zij voerden niet alleen op vele plaatsen de gewapende menigten aan, zij waren ook betrokken bij de distributie van wapens en het mobiliseren van mensen.”
Politici in Gujarat hebben baat bij een bloederig religieus conflict. Door moslims als de vijand te bestempelen hopen zij het vertrouwen van hindoes te winnen. Politici benadrukken dat zij net als de kiezers hindoe zijn en dus voor hindoebelangen opkomen. Dat maakt de politici populair bij kiezers. “Hindoe-moslim geweld helpt partijen die kiezers mobiliseren op basis van religieuze tegenstellingen, terwijl andere sociale tegenstellingen – bijvoorbeeld op basis van kaste of regionale achtergrond – verdwijnen.” Door hindoes en moslims tegen elkaar op te zetten, hopen hindoe politici macht en steun te verwerven.
Kaart van India met locatie van Ahmedabad (rode stip).
Van burger tot moordenaar
Dat sommige politici religieus conflict aanwakkeren voor persoonlijk politiek gewin, wisten sociale wetenschappers al langer. Maar waarom gewone burgers die geen politieke carrière op het spel hebben staan, bereid zijn mee te gaan in dat geweld, was nog niet duidelijk. Berenschot denkt hier nu, in het geval van India, een antwoord op te hebben gevonden.
Het zijn de bestaande lokale samenwerkingsverbanden die geweld mogelijk maken. Burgers hebben lokale politici en andere tussenpersonen immers nodig voor een ziekenhuisbed of schoolopleiding. De lokale politicus is als een spin in een web van afhankelijkheidsrelaties. Zo weet de politicus dat hij op de steun van de politie kan rekenen, omdat politiemannen hun inkomen en baan aan hem te danken hebben. Buurtleiders steunen politici omdat zij daarmee meer invloed krijgen op ambtenaren. Lokale criminelen doen mee aan het geweld omdat politici anders de politie op hen afstuurt. En aanhangers van politieke partijen steunen politici om zo zelf meer politieke invloed te verwerven. Dat hindoes in de straten van Ahmedabad de wapens oppakten, had dan ook meer te maken met een ziekenhuisbed, goedgevulde portemonnee of mooie politieke carrière dan met godsdienstfanatisme.
Ward Barenschot promoveerde onlangs cum laude aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift heet ‘Riot Politics: Communal Violence and State-Society Mediation in Gujarat, India.’
Lees hier een interview met Berenschot (Folia, pdf)