Je leest:

Politici vergroten kritiek op Europa

Politici vergroten kritiek op Europa

Auteur: | 20 mei 2009

Haagse politici praten nauwelijks over Europa omdat ze bang zijn stemmen te verliezen. Wie het wel aandurft, blijft vaak te vaag of te technisch. Ook laten de Balkenendes en de Bossen van de nationale politiek nog wel eens na om Europees beleid te beïnvloeden. In plaats daarvan geven ze Brussel liever achteraf de schuld van impopulaire maatregelen. Burgers krijgen zo een vertekend, te negatief beeld van de EU.

Europa wordt steeds belangrijker omdat steeds meer regels en wetten uit Brussel komen en niet uit Den Haag. Daarom is het belangrijk dat burgers zich goed over Europa kunnen informeren en dat er voldoende debat wordt gevoerd over Europese thema’s. Maar hier lijkt nauwelijks sprake van: bij landelijke verkiezingen spelen Europese thema’s bijna nooit een rol en bij Europese verkiezingen is de interesse van burgers minimaal.

Voor het boek ‘Altijd ver weg, de moeizame relatie tussen burgers en de Europese Unie’ hebben Jolanda van Drie en Hanna Gillissen onderzocht welke rol politici spelen bij de betrokkenheid van burgers op Europees terrein. Ze spraken met Tweede Kamerleden, partijbestuurders en Europarlementariërs. De invloed van de politici op de meningen van burgers over Europa lijkt groot te zijn.

Haagse politici zouden niet weten wat er onder burgers leeft als het gaat om Europa.
illuster

Kennen politici de EU?

Burgers weten vaak weinig over de Europese Unie. Als burgers gevraagd wordt hoe Europa precies werkt, wie de Nederlandse Europarlementariërs zijn of wat de EU doet op het gebied van terreurbestrijding, moeten veel Nederlanders het antwoord schuldig blijven. Volgens de onderzochte politici is het onder politici in Den Haag niet veel beter. Ook zij zouden vaak niet weten hoe de EU werkt en uit welke landen Europa bestaat. Haagse politici missen zulke feitenkennis, terwijl dit een voorwaarde is om een politiek debat over Europa te voeren. Alleen de politici die zich in Europa gespecialiseerd hebben (de zogenaamde Europa-woordvoerders) en politici die in Europa zelf werken (de Europarlementariërs) zouden hier een uitzondering op vormen. Anderen zouden het te druk hebben om zich echt in Europa te verdiepen.

Haagse politici zouden daarnaast ook geen idee hebben wat er onder burgers leeft als het gaat om Europa. Ze zouden niet weten wat burgers van Europa willen of verwachten, en waarom burgers bij het referendum tegen de Europese Grondwet hebben gestemd. Politici zouden gevoel missen voor hoe burgers tegen Europa aankijken en wat er in burgers omgaat. Een geïnterviewde Europarlementariër vertelde dat veel politici verrast waren dat de Grondwet afgewezen werd. Omdat politici niet weten hoe burgers tegen de EU aankijken, kunnen ze er ook niet goed met burgers over in gesprek gaan of hen ervoor enthousiasmeren.

De gebrekkige kennis van Haagse politici over Europa is een toenemend probleem. Europa maakt immers steeds meer beleid op verschillende terreinen en dus komen ook steeds meer politici met Europees beleid in aanraking. Europa is niet alleen een onderwerp voor de Kamerleden die zich in Europa hebben gespecialiseerd, maar is belangrijk voor alle Kamerleden, vrijwel ongeacht de onderwerpen waar ze zich mee bezighouden. De EU speelt ook bij onderwerpen als landbouw, veiligheid en onderwijs een belangrijke rol.

Europa is niet alleen een onderwerp voor de Kamerleden die zich in Europa hebben gespecialiseerd, maar is belangrijk voor alle Kamerleden. De EU speelt ook een rol bij onderwerpen zoals veiligheid.
henning

Vaag gepraat over Europa

De ondervraagde politici denken allen dat ze een belangrijke rol kunnen spelen bij het dichten van de kloof tussen burgers en Europa. Veel politici doen dan ook pogingen om burgers met Europa in aanraking te brengen. Politici gaan ‘het land in’, voeren discussies, publiceren stukken en houden lezingen. Toch lijkt dit niet veel bij te dragen aan het doel burgers bij de EU te betrekken.

De reden hiervoor zou volgens politici zijn dat hun collega’s Europa veel te ingewikkeld, technisch en abstract voorstellen. Als politici over Europa spreken, gaat het snel over Europese regels, instituten of samenwerkingsverbanden. Hier kunnen burgers zich geen goede voorstelling van maken: burgers krijgen er geen concreet beeld van. Een politicus zegt: “We hebben ons veel te weinig gericht op de concrete aspecten waarvan mensen zeggen: ja, logisch dat Europa zich daarmee bezighoudt.” Burgers zouden met concrete voorbeelden van wat Europa voor Nederlanders doet, een veel beter idee krijgen van het belang van Europese samenwerking.

Politici denken dat de Europese politiek voor burgers meer zou kunnen gaan leven als het lichtvoetiger en toegankelijker gebracht wordt. Een voorbeeld is de ‘Euro-catwalk’, waarbij leerlingen op het VMBO een act rond het thema Europa moesten verzinnen en vervolgens ook les kregen over dat thema. Zo’n project zou leerlingen concreet laten zien hoe Europa van belang is voor hun dagelijks leven, zonder dat men vervalt in abstract taalgebruik. Er zijn echter weinig van zulke projecten.

Politici denken dat aandacht voor Europa hen bij verkiezingen stemmen zal kosten.

Politici zijn bang voor de kiezer

De ondervraagde politici denken dat veel burgers weinig met Europa hebben, er onverschillig over zijn en vaak zelfs ronduit negatief. De EU zou volgens burgers te snel uitbreiden met nieuwe landen, te veel geld kosten en zich te veel met Nederlands beleid bemoeien, denken de geïnterviewden. Een politicus zegt hierover: “Brussel heeft een negatieve gevoelswaarde bij mensen. Brussel betekent voor mensen bureaucratie, vriendjespolitiek en geldverspilling, op het corrupte af.” Deze verwachtingen leiden ertoe dat politici hun vingers niet aan Europa willen branden. Politici denken dat aandacht voor Europa hen bij verkiezingen stemmen zal kosten. Zij zeggen er tijdens campagnes om deze reden niets over.

Volgens politici zijn zij zelf dan ook een belangrijke oorzaak van de kloof tussen burgers en Europa. Haagse politici zouden niet alleen te vaag over Europa spreken, maar daarnaast ook onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen om Europa op de agenda te zetten. Dit laten zij na omdat Europa ook in Den Haag geen populair onderwerp is: Tweede Kamerleden zouden ook zelf nauwelijks interesse in Europa hebben. Veel thema’s waar in Den Haag over wordt gesproken hebben veel met Europa te maken, maar politici negeren dat gewoon. Omdat politici dit negeren, komt Europa ook weinig in het nieuws. Als politici veel vaker over Europa zouden spreken, zouden journalisten er ook vaker over moeten schrijven.

Slechte samenwerking met Brussel

Een belangrijk gevolg van deze desinteresse is dat Haagse en Brusselse politici slecht met elkaar samenwerken. Deze samenwerking is belangrijk, maar komt niet goed van de grond. De oorzaak zou zijn dat politici in Den Haag onvoldoende kennis en interesse in Europa zouden hebben. Voor een deel kan dit gebrek aan kennis en interesse bij politici worden verklaard door de gebrekkige kennis en interesse van de kiezer.

Maar voor een deel komt dit ook door het feit dat Europa de bevoegdheden van het Nederlandse parlement verkleint. Brussel krijgt steeds meer macht, en Den Haag daarmee minder. Dit levert voor politici in Den Haag een probleem op, want ze kunnen op minder terreinen beslissingen nemen dan vroeger. En dat doet pijn. Een politica zegt over de Tweede Kamer: “Je zou kunnen zeggen dat Haagse politici eigenlijk minder machtig zijn dan dat ze zich voordoen. Sommige discussies die in Nederland plaatsvinden, zijn misschien wel minder relevant dan ze graag zouden doen geloven.” Er zou dus een probleem bestaan met het ego van politici in Den Haag.

Politici zijn liever bezig met zaken waarmee ze zichzelf in de kijker kunnen spelen. Nederlandse onderwerpen zijn daarvoor veel geschikter.
Patrick Rasenberg

Haagse ego’s

Wat is het gevolg van deze Haagse ego’s? Brussel neemt dikwijls allerlei initiatieven en informeert Haagse politici hierover. Maar politici moeten vanwege hun ego niks van Europa weten. Ze zijn liever bezig met zaken waarmee ze zichzelf in de kijker kunnen spelen. Nederlandse onderwerpen zijn daarvoor veel geschikter.

Voorstellen van de Europese Commissie gaan dus naar de Nederlandse regering, die de voorstellen moet beoordelen. De regering en de Tweede Kamer reageren beide te traag op deze voorstellen, waardoor hun input niet altijd meer een rol kan spelen in de besluitvorming in Europa. Haagse politici laten zo kansen voorbij gaan om in Brussel invloed uit te oefenen.

Het gevolg is dat Brussel in een later stadium beslissingen neemt, waar Nederland weinig invloed op heeft gehad en die politici soms helemaal niet hebben waargenomen toen hun input werd gevraagd: ze waren immers met puur Nederlandse kwesties bezig. Politici klagen dan in de media dat Europa allerlei zaken over Nederland beslist zonder overleg, terwijl deze politici zelf in een eerder stadium niet hebben opgelet. Haagse politici schuiven zo hun eigen verantwoordelijkheid voor impopulaire Europese maatregelen af op Europa, terwijl ze bij populair Europees beleid eerder doen alsof zij zelf een belangrijke rol hebben gespeeld bij die besluiten.

Het beeld dat burgers zo van Brussel geserveerd krijgen is eigenlijk onjuist en in ieder geval veel te negatief. Het is vanuit dat perspectief dan ook niet raar dat veel burgers negatief over Europa denken.

Meer Europa op Kennislink:

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 20 mei 2009
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.