Normaal gesproken opent de wilde tabaksplant (Nicotiana attenuata_) zijn bloemen ’s avonds tussen 18.00 en 22.00 uur. Gedurende de nacht komen er motten langs die smullen van de nectar en ondertussen helpen met het bestuiven van de plant. De tabaksplant trekt deze motten actief aan door de productie van verschillende chemische stoffen, waaronder "_benzylacetone":http://en.wikipedia.org/wiki/Benzylacetone (BA). Er kleeft ook een nadeel aan het lokken van motten: zij kunnen hun eitjes leggen op de bladeren van de tabaksplant. En uit die eitjes komen larven die zichzelf graag vol eten met bladgroen.

Larvenkwijl
Duitse ecologen ontdekten dat de tabaksplant een slim trucje kent om vraat van mottenlarven te voorkomen. In 2007 woedde in het zuidwesten van de Verenigde Staten een ware mottenplaag. Ian Baldwin en zijn team waren op dat moment in het gebied om onderzoek te doen aan de tabaksplant. Het viel hen op dat steeds meer bloemen niet ’s avonds opengingen, maar juist ’s ochtends tussen 6.00 en 10.00 uur. Is dat een aanpassing van de plant in reactie op de vele mottenlarven? De Duitsers besloten dat in het laboratorium verder uit te zoeken.
Zij lieten op een aantal intacte planten een legertje mottenlarven los. Na acht dagen geknabbel aan het bladgroen had 35 procent van de bloemen zijn strategie veranderd. Dat dit komt door stoffen die larven tijdens het eten uitscheiden, wist Baldwin ook aan te tonen. Daarvoor verwondde hij alle planten met een mesje en bracht hij bij een deel van de planten larvenkwijl aan in de wond. Alleen de tabaksplanten met larvenkwijl begonnen ochtendbloemen te produceren. Het kwijl activeert een signaalroute waardoor uiteindelijk het plantenhormoon jasmonaat geproduceerd wordt. Dat hormoon is betrokken bij verschillende verdedigingsmechanismen van de plant.

Nieuwe bestuiver
Door het verschuiven van de bloeitijd van zijn bloemen is de tabaksplant niet alleen die lastige larven, maar ook zijn bestuiver kwijt. Volwassen motten zijn alleen ’s nachts actief en laten een plant met veel ochtendbloemen dus snel links liggen. Omdat ook de vorm en de nectarproductie van ochtendbloemen anders is dan die van avondbloemen, trekken zij een nieuwe bestuiver aan: de zwartkinkolibrie. Deze vogels hebben een sterke voorkeur voor ochtendbloemen, waarschijnlijk omdat zij geleerd hebben dat die bloemen nog niet leeggehaald zijn door andere dieren.

Als de tabaksplant zo tevreden is met de kolibrie als nieuwe bestuiver, waarom mikt hij dan in de eerste instantie op motten? Baldwin denkt dat de mot, ondanks het vraatprobleem, een betere bestuiver is dan de kolibrie. Door de productie van BA kan de tabaksplant motten vanaf grote afstand aantrekken. Kolibries zorgen alleen voor bestuiving als zij toevallig een nestplaats in de buurt van de plant hebben gemaakt. Bovendien brengen vogels het stuifmeel vaak van de ene naar de andere bloem op dezelfde plant, terwijl motten de planten onderling bestuiven.
Bronnen
Changing pollinators as a means of escaping herbivores (Danny Kessler, Celia Diezel en Ian Baldwin), Current Biology, 2010
Zie ook
SOS-signalen van planten (Kennislinkartikel van Natuurwetenschap en Techniek) Hoe planten insecten herkennen: van ‘spitting image’ tot voetstapherkenning (Kennislinkartikel van NIBI) Hoe overleeft een plant in zijn omgeving? (Kennislinkartikel van NIBI) Onverteerbare plant toch opgegeten! (Kennislinkartikel van NIBI)