Je leest:

Pinguïns wel of niet merken?

Pinguïns wel of niet merken?

Auteur: | 13 januari 2011

Het merken van pinguïns heeft een nadelig effect op hun levensduur en reproductiesucces, zo blijkt uit nieuw onderzoek. Daardoor zijn de verkregen data ook niet altijd even bruikbaar. Moeten we dan eigenlijk nog wel doorgaan met het merken van pinguïns?

Pinguïn met een bandje rond zijn flipper.
Benoît Gineste

Pinguïns spelen als top-predatoren een grote rol in de ecosystemen van de Zuidelijke IJszee. Dat maakt de vogels belangrijke voorspellers voor de invloed van klimaatverandering op die ecosystemen. Vandaar dat wetenschappers pinguïnpopulaties nauwlettend in de gaten willen houden. Vaak gebeurt dat door individuen te merken met een bandje rond hun flipper.

Er ontstaat echter steeds meer twijfel over die onderzoeksmethode. Hebben de pinguïns geen last van het bandje? En zijn de data die door het merken van pinguïns verkregen worden eigenlijk wel bruikbaar? Pas als het antwoord op die twee vragen duidelijk is, kunnen we een afweging maken: blijven we wel of niet doorgaan met het merken van pinguïns?

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw wordt al onderzoek gedaan naar het merken van pinguïns in dierentuinen en in het wild. Wetenschappers zagen direct dat de bandjes soms verwondingen aan de flippers tot gevolg hebben. Dat is gedeeltelijk te voorkomen door ze op de goede manier aan te brengen, maar in de loop der jaren werden ook een aantal indirecte effecten van het merken zichtbaar. Zo berekende biologe Rory Wilson in 2002 bijvoorbeeld dat gemerkte Adéliepinguïns (Pygoscelis adeliae) voor het zwemmen 24 procent meer energie nodig hebben, dan hun soortgenoten zonder bandje. Het bandje veroorzaakt extra weerstand waardoor de pinguïn minder makkelijk door het water glijdt. In 2006 voegde biologe Katie Dugger daar nog aan toe dat merken een negatief effect heeft op de levensduur en reproductie van Adéliepinguïns.

Oeps: Afbeelding met id 85801 niet gevonden.

Kwestie van wennen

Als die nadelige effecten al een aantal jaar geleden naar boven kwamen, waarom worden er vandaag de dag dan nog steeds pinguïns gemerkt? “De belangrijkste reden is simpel”, zo stelt Wilson. “Er is geen alternatief. Wetenschappers moeten een individuele vogel van een afstandje kunnen identificeren. Chips zijn daarvoor minder geschikt, omdat die alleen zijn af te lezen door er een apparaatje vlakbij te houden.”

Daarnaast werd het merken van Adéliepinguïns alleen nog maar op de korte termijn (tot enkele jaren na aanbrengen van het bandje) onderzocht. Men ging er vanuit dat de pinguïns gewoon wat tijd nodig hadden om aan hun nieuwe accessoire te wennen, maar dat zij op de lange termijn zouden kunnen compenseren voor de gevonden effecten.

Dat die compensatie er waarschijnlijk toch niet in zit, blijkt nu uit nieuw onderzoek van Franse biologen. Claire Saraux en haar collega’s bestudeerden tien jaar lang een groep van honderd Koningspinguïns (Aptenodytes patagonicus), vijftig gemerkte individuen en vijftig exemplaren zonder bandje. Volgens de Fransen heeft het merken van Koningspinguïns een nadelige invloed op hun levensduur en reproductiesucces. In tien jaar tijd liep het verschil in levensduur tussen vogels met en zonder bandje op tot 16 procent. Het grootste verschil wordt gemaakt in de eerste 4,5 jaar. Dan is de mortaliteit van gemerkte pinguïns maar liefst 30 procent hoger dan die van individuen zonder bandje.

Gemerkte pinguïns hebben een lager reproductiesucces dan vogels zonder bandje. Dat komt doordat pinguïns met een bandje later bij de broedplaatsen arriveren en er langer over doen om voldoende voedsel te vinden.
C. Saraux

Lang van huis

Gemerkte pinguïns krijgen 39 procent minder kuikentjes dan hun soortgenoten zonder bandje. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste komen pinguïns met een bandje gemiddeld zestien dagen later bij de broedplaatsen aan dan ongemerkte vogels. En hoe later een pinguïn bij de broedplaatsen aankomt, hoe minder kans hij maakt om met een soortgenoot te kunnen paren.

Maar zelfs als een paring er dan nog wel inzit, komen de kuikentjes pas aan het einde van de zomer uit het ei. Het aantal prooidieren is tegen die tijd al flink afgenomen, en dus zal het in die periode moeilijk zijn om de pasgeboren pinguïns van voldoende voedsel te voorzien.

Een tweede verklaring voor het lage reproductiesucces van gemerkte pinguïns is dat zij over het algemeen langer van huis zijn om voedsel te zoeken dan hun soortgenoten zonder bandje. Dit geeft problemen met de verzorging van kuikens, die doorgaans niet zolang op een voedzaam maaltje kunnen wachten.

Maar ook bij het broeden ontstaan vaak al moeilijkheden. Koningspinguïns kunnen een beperkte tijd vasten zodat zij de eieren niet hoeven te verlaten. Na die vastentijd wordt een broedende pinguïn afgelost door zijn of haar partner. Een gemerkte vogel doet echter zo lang over het zoeken naar voedsel, dat de broedende partner niet genoeg reserves heeft om te wachten. De partner verlaat voor de aflossing het nest en de eieren vallen ten prooi aan andere roofdieren.

Waarom gemerkte pinguïns later op de broedplaatsen aankomen en langer bezig zijn met voedsel zoeken dan soortgenoten zonder bandje, is weer te herleiden tot het onderzoek van Wilson. Saraux: “Pinguïns met een bandje ondervinden extra weerstand, waardoor zij niet zo efficiënt kunnen zwemmen.”

Pinguïns met een laag reproductiesucces in hun huidige kolonie gaan vaak op zoek naar een andere kolonie.
C. Saraux

Perspectief

En hoe zit dat dan met de onderzoeksgegevens die verkregen zijn door het merken van pinguïns? Kunnen we daar dan eigenlijk wel wat mee?

Volgens Saraux bevatten de data een flinke bias. “Pinguïns met een laag reproductiesucces in hun huidige kolonie gaan vaak op zoek naar nieuwe kolonies. Vogels met een bandje zullen zich waarschijnlijk steeds verder verspreiden, maar dat heeft in dit geval niks te maken met klimaatverandering.”

Moeten we het merken van pinguïns dan maar helemaal vaarwel zeggen? Wilson denkt van niet. “Nu we ons bewust zijn van de nadelige effecten van het merken, moeten we proberen deze te minimaliseren en kwantificeren. Op die manier kunnen we de data in perspectief plaatsen.”

Bronnen

Zie ook:

Micro-evolutie bij Adélie-pinguïns (Kennislinkartikel)

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 13 januari 2011
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.