Sommige hersenwetenschappers denken dat hersenscans in de nabije toekomst kunnen worden gebruikt om pedofielen te weren van crèches, sportclubs en scholen. Zij wijzen op recent wetenschappelijk onderzoek van Jorge Ponseti en collega’s dat zou hebben uitgewezen dat pedofilie kan worden opgespoord in brein.
Aan dit onderzoek deden 56 mannen mee: 24 met een seksuele voorkeur voor jongens of meisjes en 32 die op volwassen vrouwen of mannen vielen. Terwijl hun hersenen werden gescand kregen de proefpersonen plaatjes van blote jongens, meisjes, mannen en vrouwen te zien.

Op deze wijze kon de hersenactiviteit als gevolg van het zien van de vier typen naaktfoto’s worden vastgesteld. De activiteit gegenereerd door het zien van blote meisjes werd vergeleken met die geproduceerd door het zien van blote vrouwen, de activiteit gegenereerd door het zien van blote jongens werd vergeleken met die geproduceerd door het zien van blote mannen.
Het idee was dat homoseksuele pedofielen anders zouden reageren op blote jongens dan op blote mannen en dat heteroseksuele pedofielen anders zouden reageren op blote meisjes dan op blote vrouwen. Op basis van hersenscans wisten de onderzoekers met een geavanceerd statistisch algoritme 88% van de pedofielen en 100% van de niet-pedofielen correct te classificeren.
Betekent dit dat we hersenscans kunnen inzetten om pedofielen te detecteren? Nou, niet meteen. Er kleven nog wat nadelen en onzekerheden aan de techniek.
Aan het onderzoek van Ponseti en collega’s deden pedofielen mee die poliklinisch werden behandeld voor een zedendelict. Deelname vond plaats op vrijwillige basis. Het is mogelijk dat deze pedofielen niet representatief zijn voor alle pedofielen.
We mogen aannemen dat de pedofiele proefpersonen goed meewerkten aan het onderzoek. In de praktijk komt het echter nogal eens voor dat daders hun pedofiele geaardheid verborgen proberen te houden. Een beetje slimme dader die zijn voorliefde voor kinderen verborgen tracht te houden, zou ‘counter measures’ (bijvoorbeeld het inbeelden van neutrale zaken) kunnen gebruiken om niet al te heftig te reageren op plaatjes van blote kinderen.

Een andere kwestie is dat degenen die zich schuldig maken aan zedendelicten met kinderen lang niet altijd een pedoseksuele geaardheid hebben. Ponseti en collega’s hadden aanvankelijk 25 mannen met pedofilie gerekruteerd voor hun onderzoek, maar moesten één van deze mannen excluderen omdat hij een primaire voorkeur had voor volwassen vrouwen (deze man was in therapie voor seksuele handelingen met kinderen!).
De onderzoekers gebruikten functionele MRI om de hersenactiviteit van de proefpersonen te meten. Een probleem van deze techniek is dat onderzoeksresultaten vaak kunnen niet worden gerepliceerd. Het is daarom de vraag of het door Ponseti en collega’s gebruikte algoritme in toekomstig onderzoek net zo goed werkt als in het oorspronkelijke onderzoek.
Kort en goed, de detectie van pedofilie met hersenscans staat nog in de kinderschoenen. We moeten nog afwachten of de techniek echt zo betrouwbaar is als wordt verondersteld. Pas als de resultaten van Ponseti en zijn collega’s diverse keren, met verschillende populaties pedofielen, zijn gerepliceerd, kan overwogen worden om hersenscans in te zetten bij mannen die met kinderen willen werken. Zelfs als de pedoscan goed werkt, is het een misvatting om te denken dat met deze scan het misbruik van kinderen op crèches, sportclubs en scholen geheel kan worden voorkomen. Mannen die zich schuldig maken aan zedendelicten met kinderen hebben nu eenmaal niet altijd een pedofiele geaardheid.
Andere gastcolumns op Kennislink Hersenen & Gedrag:
- Een herinnering verjaart niet (Elke Geraerts, juni 2011)
- Denken aan de dood maakt de saus scherp (Ellen de Bruin, november 2010)
- Ben jij nou zo dom of ik zo slim? (Jelte Wicherts, augustus 2010)
- Crisis door slaaptekort (Victor Spoormaker, maart 2010)